In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 6 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Vestia, eiseres, en een gedaagde die in persoon procedeerde. De eiseres vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde vanwege een aanzienlijke huurachterstand. De huurovereenkomst betrof een woning met een huurprijs van € 696,96 per maand. Vestia had de gedaagde herhaaldelijk aangemaand tot betaling van de achterstallige huur, maar de gedaagde had niet tijdig voldaan aan zijn betalingsverplichtingen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde in gebreke is gebleven met de betaling van de huur, wat heeft geleid tot een huurachterstand van € 3.217,04 tot en met september 2020. Ondanks de persoonlijke omstandigheden van de gedaagde, waaronder ziekte en financiële problemen, kon de kantonrechter niet afwijken van de wettelijke verplichtingen van de gedaagde. De vordering van Vestia is toegewezen, waarbij de kantonrechter de gedaagde heeft veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur, ontruiming van het gehuurde binnen veertien dagen, en betaling van proceskosten. De kantonrechter heeft de uitspraak uitvoerbaar bij voorraad verklaard.