ECLI:NL:RBROT:2020:11670

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 december 2020
Publicatiedatum
15 december 2020
Zaaknummer
8499254 CV EXPL 20-13650
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van niet-betaalde zorgpremie en eigen risico, met afwijzing van buitengerechtelijke incassokosten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 december 2020 uitspraak gedaan in een vordering van Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. tegen een gedaagde, die in gebreke is gebleven met de betaling van zorgpremies. Zilveren Kruis vorderde een bedrag van € 446,20, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De gedaagde had meerdere zorgverzekeringsovereenkomsten met Zilveren Kruis gesloten en was periodiek premie verschuldigd. De gedaagde erkende de hoofdsom van € 450,85, maar stelde dat er een betalingsregeling was getroffen en dat hij betalingen had verricht. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde in verzuim was geraakt door het niet tijdig betalen van de zorgpremies en dat de vordering van Zilveren Kruis grotendeels toewijsbaar was. De kantonrechter wees de vordering tot betaling van de hoofdsom en de verschenen rente toe, maar wees de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten af, omdat niet was aangetoond dat de aanmaningsbrief de gedaagde had bereikt. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten van Zilveren Kruis, die op € 373,09 werden vastgesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8499254 CV EXPL 20-13650
uitspraak: 4 december 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de naamloze vennootschap
Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V.,
gevestigd te Leiden,
eiseres,
gemachtigde: Flanderijn Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
gemachtigde: [naam] te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als “Zilveren Kruis” respectievelijk “ [gedaagde] ”.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 30 april 2020, met producties;
  • de conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek, met producties;
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
[gedaagde] heeft met Zilveren Kruis meerdere zorgverzekeringsovereenkomsten in de zin van artikel 3 van de Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) gesloten. Deze overeenkomsten hebben betrekking op de verplichte verzekering (het basispakket) en een aanvullende verzekering.
2.2.
Uit hoofde van deze zorgverzekeringsovereenkomsten is [gedaagde] aan Zilveren Kruis periodiek premie en/of eigen risico en/of eigen bijdrage verschuldigd. De verschuldigde premie is maandelijks bij vooruitbetaling verschuldigd.

3..De vordering

3.1.
Zilveren Kruis heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tegen kwijting te betalen een bedrag van € 446,20, te vermeerderen met de wettelijke rente over de openstaande hoofdsom vanaf de dag van de dagvaarding tot er is betaald, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Aan die vordering heeft Zilveren Kruis ten grondslag gelegd dat [gedaagde] in gebreke is gebleven met de betaling van hetgeen hij uit hoofde van de zorgverzekeringsovereenkomsten aan Zilveren Kruis verschuldigd is. Het betreft een drietal zorgpremies voor het basispakket met betrekking tot de maanden mei 2019 (€ 126,95), juni 2019 (€ 126,95) en juli 2019 (€ 126,95) en een tweetal premies voor het aanvullende pakket met betrekking tot de maanden mei 2019 (€ 35,00) en juni 2019 (€ 35,00). Vanwege de vertraging in de betaling is [gedaagde] wettelijke rente over de hoofdsom verschuldigd. Daarnaast is [gedaagde] een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd, aangezien hij conform de wettelijke vereisten van artikel 6:96 BW bij brief van 23 maart 2020 is aangemaand tot betaling, maar betaling is uitgebleven.
3.3.
De vordering wordt door Zilveren Kruis als volgt gespecificeerd:
- hoofdsom € 450,85;
- rente t/m 13-02-2020 € 6,52;
- buitengerechtelijke kosten € 55,63;
- 21% btw daarover € 11,68;
- rente tot vandaag
€ 1,52;
- subtotaal € 526,20.
Ontvangen:
- 02-09-2019 € 40,00;
- 01-03-2020
€ 40,00;
- totaal € 446,20.

4..Het verweer

4.1.
[gedaagde] heeft primair geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van Zilveren Kruis en subsidiair tot enkel de toewijzing van de hoofdsom ad € 450,85, beide met veroordeling van Zilveren Kruis in de proceskosten dan wel een veroordeling van partijen in de eigen proceskosten.
4.2.
Daartoe heeft [gedaagde] – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – aangevoerd dat hij de oorspronkelijke hoofdsom van € 450,85 erkent, maar dat hij in de veronderstelling verkeerde dat tussen partijen een betalingsregeling was getroffen en dat ter uitvoering daarvan ook betalingen werden verricht. Zulks blijkt ook uit de dagvaarding ten aanzien van de twee gedane betalingen van € 40,00. Er is geen sprake van betalingsonwil, [gedaagde] meent dat oplossingen in de buitengerechtelijke fase gevonden hadden kunnen worden. Om die reden verzoekt hij de proceskosten tussen partijen te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Verder stelt [gedaagde] dat hij de aanmaning van 23 maart 2020 nooit heeft ontvangen. Nu hij nooit schriftelijk in gebreke is gesteld, is er geen sprake van verzuim en is hij daardoor ook geen buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd.
Het is [gedaagde] voorts niet duidelijk waarom Zilveren Kruis 13 februari 2020 hanteert als verzuimdatum ten aanzien van haar vordering omtrent de wettelijke rente.
4.3.
Op de overige stellingen van [gedaagde] wordt hierna – indien van belang voor de uitkomst van deze procedure – teruggekomen.

5..De beoordeling

5.1.
Ten aanzien van de gevorderde hoofdsom wordt als volgt overwogen.
[gedaagde] erkent het openstaande bedrag ad € 450,85 verschuldigd te zijn. Niet in geschil is dat [gedaagde] al vóór sommatie tweemaal een aflossing van € 40,00 voldaan heeft, waardoor de resterende hoofdsom thans € 370,85 (€ 450,85 - € 80,00) bedraagt. Zilveren Kruis heeft bij repliek onweersproken gesteld dat [gedaagde] voormelde betalingsregeling niet is nagekomen, hetgeen met zich brengt dat deze is komen te vervallen. Het bedrag van € 370,85 is hierdoor volledig opeisbaar geworden en zal daarom worden toegewezen.
5.2.
Ten aanzien van de gevorderde verschenen rente wordt als volgt overwogen.
De kantonrechter is met Zilveren Kruis van oordeel dat de zorgpremie een brengschuld is ingevolge artikel 16 Zorgverzekeringwet en dat het de verantwoordelijkheid van de verzekerde is om tijdig de zorgpremie te voldoen. Door het niet betalen van voormelde premies (zie 3.2) is [gedaagde] direct in verzuim geraakt. De verschenen rente – vanaf de verzuimdata tot 13 februari 2020 ten bedrage van € 6,52 alsook vanaf 13 februari 2020 tot de dag van de dagvaarding ten bedrage van € 1,52 – zal derhalve, als op de wet gegrond, worden toegewezen. De wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding wordt toegewezen op de wijze zoals hierna in het dictum vermeld.
5.3.
Verder is in geschil de verschuldigdheid van de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. [gedaagde] heeft betwist dat hij de aanmaningsbrief van 23 maart 2020 heeft ontvangen. Dienaangaande wordt overwogen dat op grond van artikel 3:37 lid 3 BW een verklaring (zoals een aanmaningsbrief, waarin een veertiendagentermijn wordt aangezegd conform artikel 6:96 lid 6 BW) om haar werking te hebben, de geadresseerde moet hebben bereikt, tenzij het niet bereiken van de verklaring het gevolg is van een voor rekening en risico van [gedaagde] komende omstandigheid. Zilveren Kruis heeft in reactie op het door [gedaagde] gevoerde verweer geen feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat de aanmaningsbrief van 23 maart 2020 [gedaagde] wel heeft bereikt of niet heeft bereikt door een voor zijn rekening en risico komende omstandigheid. Voor toewijzing van de door Zilveren Kruis gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bestaat dan ook geen grond, zodat dat onderdeel van de vordering afgewezen dient te worden.
5.4.
De kantonrechter begrijpt het verweer van [gedaagde] omtrent de proceskostenvordering als een beroep op rauwelijks dagvaarden. Dat verweer wordt verworpen. Daartoe wordt in aanmerking genomen dat Zilveren Kruis onweersproken heeft gesteld dat [gedaagde] de tussen partijen overeengekomen betalingsregeling niet is nagekomen. Zilveren Kruis heeft [gedaagde] daarom op goede gronden gedagvaard.
5.5.
[gedaagde] wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van Zilveren Kruis, die tot aan deze uitspraak worden begroot op € 229,09 aan verschotten (bestaande uit € 124,00 aan griffierecht en € 105,09 aan explootkosten) en
€ 144,00 aan salaris voor de gemachtigde van Zilveren Kruis (bestaande uit 2 punten à
€ 72,00 per punt).

6..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan Zilveren Kruis tegen kwijting te betalen € 378,89 aan hoofdsom en verschenen rente, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over een bedrag van € 370,85 vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Zilveren Kruis vastgesteld op € 229,09 aan verschotten en € 144,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44240