ECLI:NL:RBROT:2020:11719
Rechtbank Rotterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Vervallenverklaring schriftelijke aanwijzing omgangsregeling in jeugdzorgzaak
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 26 november 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot vervallenverklaring van een schriftelijke aanwijzing die een omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige kind regelde. De moeder van het kind, bijgestaan door haar advocaat mr. C.C. Sneper, verzocht om de schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling (GI) William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, die op 15 oktober 2020 was afgegeven, geheel nietig te verklaren. De moeder was van mening dat de omgangsregeling, die zowel begeleide als onbegeleide momenten omvatte, niet veilig was en dat zij niet achter de regeling stond. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. K. el Joghrafi, verzocht om het verzoek van de moeder af te wijzen en stelde dat de GI de aanwijzing op grond van artikel 1:263 van het Burgerlijk Wetboek had kunnen geven.
De kinderrechter oordeelde dat de schriftelijke aanwijzing op grond van artikel 1:265f van het Burgerlijk Wetboek niet in stand kon blijven, omdat er geen sprake was van een uithuisplaatsing van het kind. De kinderrechter concludeerde dat de GI de omgangsregeling niet kon opleggen via een schriftelijke aanwijzing op basis van artikel 1:263, omdat dit de rechtsbescherming die artikel 1:265g biedt zou ondermijnen. De kinderrechter verklaarde de schriftelijke aanwijzing, voor zover deze was gebaseerd op artikel 1:263, vervallen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de kinderrechter benadrukte het belang van rechtsbescherming in jeugdzorgzaken.