ECLI:NL:RBROT:2020:11887

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 december 2020
Publicatiedatum
21 december 2020
Zaaknummer
10/028334-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Integrale vrijspraak inzake medeplegen van zware mishandeling en diefstal met geweld in vereniging

Op 22 december 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplegen van primair zware mishandeling, subsidiair poging tot zware mishandeling, en meer subsidiair diefstal met geweld in vereniging. De zaak werd behandeld in tegenspraak, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. Bonis. De rechtbank heeft het onderzoek op de terechtzitting van 9 december 2020 in acht genomen. De officier van justitie, mr. J. Spaans, heeft vrijspraak gevorderd voor alle ten laste gelegde feiten.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de inhoud van tapgesprekken tussen de verdachte en een medeverdachte, maar deze gesprekken waren onvoldoende concreet om de verdachte op de plaats van het delict te plaatsen. Bovendien was de getuigenverklaring van de aangever, die de verdachte als dader had herkend, niet betrouwbaar genoeg. De rechtbank heeft opgemerkt dat de verdachte fysiek kleiner was dan de aangever, wat de geloofwaardigheid van de getuigenverklaring ondermijnt.

De benadeelde partij, die schadevergoeding vorderde, is niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de verdachte van het ten laste gelegde feit is vrijgesproken. De rechtbank heeft de benadeelde partij veroordeeld in de kosten die de verdachte heeft gemaakt ter verdediging tegen de vordering, welke kosten op nihil zijn begroot. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken van de Rechtbank Rotterdam, en de oudste rechter en de griffier waren buiten staat om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/028334-20
Datum uitspraak: 22 december 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. R. Bonis, advocaat te Dordrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 december 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Spaans heeft vrijspraak gevorderd van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde.

4..Vrijspraak

De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat het primair, subsidiair en het meer subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen en overweegt daartoe het volgende.
In het dossier bevinden zich tapgesprekken tussen de verdachte en de medeverdachte. Hoewel uit deze tapgesprekken valt af te leiden dat de verdachte kennis heeft van het ten laste gelegde, plaatst de inhoud daarvan hem niet op de plaats van het delict. Daarnaast zijn de tapgesprekken onvoldoende concreet voor wat betreft de bijdrage die de verdachte aan het ten laste gelegde zou hebben geleverd.
Ter terechtzitting heeft de aangever als getuige verklaard de verdachte te herkennen als één van de daders van het ten laste gelegde, te weten dader 2. Gelet op de setting en context waarin deze getuigenverklaring is afgelegd – op een terechtzitting waar de verdachte aanwezig is en ruim anderhalf jaar na het gebeurde – dient met de inhoud daarvan uiterst terughoudend te worden omgegaan. Daarbij komt dat de aangever in de aangifte heeft verklaard dat hij dader 2 recht in de ogen heeft gekeken en dat deze even groot als de aangever was, te weten 1,70 meter. De rechtbank heeft echter op de terechtzitting waargenomen dat de verdachte beduidend kleiner is dan de aangever en de door hem geschatte 1.70 meter. De verklaring van de aangever ter terechtzitting dat hij dader 2 recht in de ogen zou hebben aangekeken, valt daarmee dus niet te rijmen.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de verdachte van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.

5..Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam slachtoffer] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 16.058,72 aan materiële schade en een vergoeding van € 12.500,-- aan immateriële schade.
Ter terechtzitting heeft de benadeelde partij het gevorderde schadebedrag bijgesteld, in die zin dat een vergoeding van € 15.517,95 aan materiële schade wordt verzocht.
5.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, nu de verdachte van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
5.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, nu de verdachte van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
5.3.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
5.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

6..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [naam slachtoffer] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van Dort, voorzitter,
en mrs. R.J.A.M. Cooijmans en K. Versteeg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.E. Scholtens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 31 maart 2019 te Dordrecht, tezamen en in vereniging met anderen, aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken oogkas, heeft toegebracht, door die [naam slachtoffer] meermalen tegen diens hoofd te stompen/slaan en/of in diens gezicht te stompen/slaan en/of toen [naam slachtoffer] - al dan niet in een kwetsbare positie - op de grond lag - tegen diens hoofd te schoppen/trappen;
(art. 302/47 Sr)
subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling zou leiden, dat
hij op of omstreeks 31 maart 2019 te Dordrecht, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [naam slachtoffer] op het (achter)hoofd heeft geslagen/gestompt en/of hem een zogenaamde voetveeg heeft gegeven en/of (terwijl [naam slachtoffer] op de grond lag) hem in het gezicht heeft geslagen/gestompt en/of tegen diens lichaam heeft geschopt/getrapt en/of tegen diens hoofd heeft geschopt/getrapt en/of in/tegen diens gezicht heeft geslagen/gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art. 302/45/47 Sr)
meer subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling zou leiden, dat
hij op of omstreeks 31 maart 2019 te Dordrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een iPhone (XS) en/of een of meer (gouden) kettingen en/of een bos sleutels en/of een geldbedrag (in totaal 300 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [naam slachtoffer] op het (achter)hoofd heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
- die [naam slachtoffer] een zogeheten voetveeg heeft/hebben gegeven, waardoor die [naam slachtoffer] op de grond viel en/of
- ( terwijl die [naam slachtoffer] op de grond lag) die [naam slachtoffer] in het gezicht heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
- in de (jas)zakken van die [naam slachtoffer] heeft/hebben gevoeld en/of
- die [naam slachtoffer] tegen het lichaam en het hoofd heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of
- de iPhone uit de handen van die [naam slachtoffer] heeft/hebben gerukt en/of
- de ketting(en)en van de nek van die [naam slachtoffer] heeft/hebben getrokken;
(artikel art 310 Sr, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Sr, art 312 lid 1 Sr)