ECLI:NL:RBROT:2020:11887
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Integrale vrijspraak inzake medeplegen van zware mishandeling en diefstal met geweld in vereniging
Op 22 december 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplegen van primair zware mishandeling, subsidiair poging tot zware mishandeling, en meer subsidiair diefstal met geweld in vereniging. De zaak werd behandeld in tegenspraak, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. Bonis. De rechtbank heeft het onderzoek op de terechtzitting van 9 december 2020 in acht genomen. De officier van justitie, mr. J. Spaans, heeft vrijspraak gevorderd voor alle ten laste gelegde feiten.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de inhoud van tapgesprekken tussen de verdachte en een medeverdachte, maar deze gesprekken waren onvoldoende concreet om de verdachte op de plaats van het delict te plaatsen. Bovendien was de getuigenverklaring van de aangever, die de verdachte als dader had herkend, niet betrouwbaar genoeg. De rechtbank heeft opgemerkt dat de verdachte fysiek kleiner was dan de aangever, wat de geloofwaardigheid van de getuigenverklaring ondermijnt.
De benadeelde partij, die schadevergoeding vorderde, is niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de verdachte van het ten laste gelegde feit is vrijgesproken. De rechtbank heeft de benadeelde partij veroordeeld in de kosten die de verdachte heeft gemaakt ter verdediging tegen de vordering, welke kosten op nihil zijn begroot. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken van de Rechtbank Rotterdam, en de oudste rechter en de griffier waren buiten staat om het vonnis mede te ondertekenen.