Op 4 december 2020 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind], geboren in 2004. De zaak is aanhangig gemaakt door de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: GI), die op 30 oktober 2020 een verzoekschrift heeft ingediend. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij [naam kind], de moeder en de vader, alsook een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren. De ouders hebben hun zorgen geuit over de wisselingen in jeugdbeschermers en de samenwerking met de GI, en hebben verzocht om een kortere verlenging van de ondertoezichtstelling dan het door de GI gevraagde jaar.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] kwetsbaar is en dat er grote zorgen zijn over haar ontwikkeling, waaronder automutilatie. Ondanks de zorgen heeft [naam kind] laten zien dat zij in staat is om verantwoordelijkheden te nemen, zoals het zelfstandig kiezen van een school. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van zes maanden, met de mogelijkheid voor een nieuw toetsmoment. De kinderrechter heeft de GI verzocht om uiterlijk twee weken voor de pro forma datum te rapporteren over de stand van zaken.
De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. A. Verweij, kinderrechter, in aanwezigheid van M.M.C. van der Knaap als griffier. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.