In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 december 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 17 december 2021 en de machtiging tot uithuisplaatsing in een netwerkpleeggezin, te weten bij de grootouders moederszijde, tot 17 juni 2021. De zaak is behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. B.S. van Haeften, en een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West aanwezig waren. De pleegouders zijn niet opgeroepen door de griffie.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] in de thuissituatie bij de moeder is blootgesteld aan onveiligheid en onstabiliteit, waardoor zij al geruime tijd bij de grootouders verblijft. De GI heeft verzocht om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, omdat [naam kind] zich in een loyaliteitsconflict bevindt en de GI niet in staat is om contact te krijgen met de vader. De moeder heeft de afgelopen periode positieve stappen gezet in haar ontwikkeling, maar de kinderrechter oordeelt dat het nog te vroeg is voor een terugplaatsing van [naam kind] bij de moeder.
De kinderrechter heeft besloten om de zaak pro forma aan te houden tot 1 juni 2021, waarbij de GI uiterlijk twee weken voor deze datum moet rapporteren over de stand van zaken. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. A. Verweij, kinderrechter, in tegenwoordigheid van M.M.C. van der Knaap als griffier. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.