ECLI:NL:RBROT:2020:11927

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 december 2020
Publicatiedatum
21 december 2020
Zaaknummer
C/10/606674 / JE RK 20-2952
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 december 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 17 december 2021 en de machtiging tot uithuisplaatsing in een netwerkpleeggezin, te weten bij de grootouders moederszijde, tot 17 juni 2021. De zaak is behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. B.S. van Haeften, en een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West aanwezig waren. De pleegouders zijn niet opgeroepen door de griffie.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] in de thuissituatie bij de moeder is blootgesteld aan onveiligheid en onstabiliteit, waardoor zij al geruime tijd bij de grootouders verblijft. De GI heeft verzocht om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, omdat [naam kind] zich in een loyaliteitsconflict bevindt en de GI niet in staat is om contact te krijgen met de vader. De moeder heeft de afgelopen periode positieve stappen gezet in haar ontwikkeling, maar de kinderrechter oordeelt dat het nog te vroeg is voor een terugplaatsing van [naam kind] bij de moeder.

De kinderrechter heeft besloten om de zaak pro forma aan te houden tot 1 juni 2021, waarbij de GI uiterlijk twee weken voor deze datum moet rapporteren over de stand van zaken. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. A. Verweij, kinderrechter, in tegenwoordigheid van M.M.C. van der Knaap als griffier. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/606674 / JE RK 20-2952
datum uitspraak: 4 december 2020

beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Dordrecht,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2009 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder],

[naam vader],

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader],

[naam pleegvader] en [naam pleegmoeder],

hierna te noemen de grootouders moederszijde (de pleegouders), wonende te [woonplaats pleegouders].

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 20 oktober 2020, ingekomen bij de griffie op 27 oktober 2020,
- het e-mailbericht met bijlagen van mr. B.S. van Haeften, de advocaat van de moeder, van
3 december 2020, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum.
Op 4 december 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. van Haeften, voornoemd,
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam vertegenwoordigster].
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan de begeleidster van de moeder,
[naam], werkzaam bij het Babyhuis.
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
- de vader,
De pleegouders zijn abusievelijk niet opgeroepen door de griffie.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.

[naam kind] verblijft bij de pleegouders, te weten de grootouders moederszijde (hierna: grootouders mz).
Bij beschikking van 17 december 2019 is [naam kind] onder toezicht gesteld tot
17 december 2020. De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot
17 december 2020.

Het verzoek

Het Landelijk Expertise Team Jeugdbescherming (LET-Jb) heeft namens de GI verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen voor de duur van een jaar. Tevens wordt verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van een jaar.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De GI was al betrokken als uitvoerder van de ondertoezichtstelling van de jongste dochter van de moeder en is sinds 1 oktober 2020 ook betrokken in het kader van de ondertoezichtstelling van [naam kind]. [naam kind] bevindt zich in een loyaliteitsconflict. [naam kind] verblijft momenteel bij de grootouders mz, maar zij wil ook graag naar de moeder en de vader toe. De GI slaagt er niet in om contact te krijgen met de vader. Hierdoor weet de GI niet hoe de omgang tussen de vader en [naam kind] verloopt. De moeder verblijft sinds enkele maanden bij het Babyhuis. Het Babyhuis biedt een veilige en stabiele basis voor de moeder en haar jongste dochter. De afgelopen periode heeft de moeder grote stappen gezet in de goede richting. Inmiddels loopt er een traject bij Phlinq om de moeder te begeleiden naar een zelfstandige woning.
De moeder ziet [naam kind] twee keer per maand. Er zal bekeken moeten worden wat nodig is om de omgang tussen de moeder en [naam kind] op te bouwen. Wellicht kan [naam kind] op termijn in de weekenden bij de moeder verblijven. Het is van belang dat [naam kind] weet dat zij bij de grootouders mz mag blijven wonen, zodat zij niet het gevoel heeft dat zij moet kiezen tussen de grootouders, de moeder en de vader. De grootouders mz staan achter de verzoeken van de GI.

Het standpunt van de moeder

Namens de moeder heeft de advocaat overeenkomstig haar pleitnota primair verzocht om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] te verlengen voor de duur van zes maanden en subsidiair om ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van een jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] te verlengen voor de duur van zes maanden. Ter onderbouwing van dit standpunt is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd.
De moeder heeft de afgelopen periode hard aan zichzelf gewerkt en grote sprongen vooruit gemaakt. Zij wil haar leven op orde krijgen en wenst los te komen van het verleden. Bovendien staat de moeder, omwille van haar dochters, open voor alle vormen van begeleiding, ondersteuning en therapie. De contactmomenten tussen de moeder en [naam kind] verlopen positief. De moeder wil dat de contactmomenten worden uitgebreid, maar dat is tot op heden niet opgepakt door de GI. De moeder realiseert zich dat het op dit moment nog te vroeg is voor een terugplaatsing van [naam kind] bij de moeder, maar de moeder vindt een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van een jaar te lang. Er moet toegewerkt worden naar een terugplaatsing van [naam kind] bij de moeder. De moeder verwacht dat zij binnen een jaar geschikte huisvesting gevonden heeft. Bij voorkeur in de omgeving van de woning van de grootouders mz.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind] in de thuissituatie bij de moeder is blootgesteld aan onveiligheid en onstabiliteit. [naam kind] verblijft daarom al ruim een jaar bij de grootouders mz. De grootouders mz bieden [naam kind] de nodige structuur en veiligheid. Onlangs is [naam kind] gestart met therapie gericht op het verwerken van de negatieve ervaringen in de thuissituatie en de mogelijke loyaliteitsproblematiek.
De kinderrechter is van oordeel dat de inzet van een jeugdbeschermer nog steeds noodzakelijk is om de ontwikkeling van [naam kind] te volgen en de regie te voeren over de opbouw van het contact tussen de moeder en [naam kind].
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengen voor de duur van voor de duur van een jaar.
Ook is de verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding, zoals bedoeld in artikel 1:265b, eerste lid, BW. De afgelopen maanden heeft de moeder een positieve ontwikkeling laten zien in het Babyhuis. De moeder lijkt veel baat te hebben bij de begeleiding en sturing vanuit het Babyhuis. Ondanks de positieve stappen die de moeder heeft gezet, kan [naam kind] niet direct en niet zonder meer terug naar de moeder. Indien de huisvesting van de moeder is geregeld, kan de rol van de moeder wellicht worden uitgebreid. Aangezien [naam kind] al ruim een jaar bij de grootouders mz verblijft, acht de kinderrechter het van belang dat de komende periode wordt uitgezocht waar het toekomstperspectief van [naam kind] ligt. Het is voor [naam kind] van belang dat zij niet te lang in het ongewisse wordt gelaten. Daarnaast geldt dat ook daadwerkelijk een zorgvuldig onderzoek moet plaatsvinden van een eventuele toekomst van [naam kind] bij de moeder. Het is op dit moment nog onvoldoende duidelijk of de moeder in staat is om, naast de verzorging van haar jongste dochter, de verzorging en opvoeding van [naam kind] op zich te nemen en of dit kan binnen een voor [naam kind] aanvaardbare termijn. Om een vinger aan de pols te houden en in verband met de noodzaak voor het bepalen van het toekomstperspectief voor [naam kind] op niet al te lange termijn, zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing verlengen voor de duur van zes maanden en het overige verzochte pro forma aanhouden.
De kinderrechter verzoekt de GI uiterlijk twee weken voor de genoemde pro forma datum te rapporteren over de stand van zaken en daarbij aan te geven of het verzoek al dan niet gehandhaafd wordt.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind] tot 17 december 2021;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een netwerkpleeggezin, te weten bij de grootouders moederszijde, tot 17 juni 2021;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen:

bepaalt dat de behandeling van de zaak voor het overige verzochte wordt aangehouden tot
1 juni 2021 pro forma;
bepaalt dat de GI en de belanghebbenden op de genoemde pro forma datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
verzoekt de GI
uiterlijk twee wekenvoor de genoemde pro forma datum de kinderrechter de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2020 door mr. A. Verweij, kinderrechter, in tegenwoordigheid van M.M.C. van der Knaap als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 15 december 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.