Op 22 december 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die preventief gedetineerd is in de Penitentiaire Inrichting Lelystad. De verdediging heeft op de terechtzitting van 7 december 2020 verzocht om toevoeging aan het dossier van nadere stukken met betrekking tot de Encrochat-hack. Dit betreft onder andere de JIT-overeenkomst tussen Frankrijk en Nederland en rechterlijke machtigingen die hebben geleid tot de verkregen gegevens van Encrochat. De verdediging stelt dat deze stukken essentieel zijn om de rechtmatigheid van de Encrochat-hack te onderzoeken, aangezien er sterke aanwijzingen zijn dat deze hack niet rechtmatig is uitgevoerd. De verdediging wijst op uitspraken van het Hof van Justitie van de Europese Unie die stellen dat sleepwetgeving alleen mag worden toegepast in geval van ernstige dreigingen voor de nationale veiligheid.
Het Openbaar Ministerie heeft verzocht om afwijzing van de verzoeken van de verdediging, stellende dat de gegevens van Encrochat zijn verkregen op basis van een machtiging van een Franse onderzoeksrechter en dat deze gegevens in het kader van een JIT zijn gedeeld met het Nederlandse Openbaar Ministerie. De rechtbank heeft de verzoeken van de verdediging tot toevoeging van de JIT-overeenkomst en de Franse rechterlijke machtigingen afgewezen, omdat deze niet relevant zijn voor het opsporingsonderzoek naar de verdachte. De rechtbank oordeelt dat er geen redelijk verdedigingsbelang is bij de toevoeging van deze stukken, aangezien ze niet zijn opgesteld ten behoeve van het opsporingsonderzoek naar de verdachte.
De rechtbank heeft de beslissing om de verzoeken van de verdediging af te wijzen gemotiveerd door te stellen dat de informatie van gebruikers van Encrochat in Frankrijk is verzameld op basis van Franse strafvorderlijke bevoegdheden en dat de samenwerking tussen Franse en Nederlandse opsporingsdiensten is vastgelegd in een JIT-overeenkomst. De rechtbank houdt de beslissing over de Nederlandse rechterlijke machtigingen aan, omdat de stukken in deze zaak nog niet compleet zijn. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken op 22 december 2020.