In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 november 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond had verzocht om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen voor de duur van zes maanden. Dit verzoek was gebaseerd op de diagnose van ADHD en ODD, die bij [voornaam minderjarige] was vastgesteld na een persoonlijkheidsonderzoek. De GI stelde dat de ouders het belang van hun kind vooropstelden en dat de ondertoezichtstelling niet meer nodig was, omdat de ouders in staat waren om de benodigde hulp zelf te organiseren.
De moeder en vader van [voornaam minderjarige] hebben verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. De moeder gaf aan dat [voornaam minderjarige] zich sinds het gebruik van medicatie beter gedraagt en dat zij bereid was om psycho-educatie te volgen om beter om te gaan met zijn gedrag. De vader voegde hieraan toe dat de ondertoezichtstelling belemmerend werkte en dat zij het zonder hulp konden.
De kinderrechter heeft de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld en op basis van de overgelegde stukken en de verklaringen van de ouders geconcludeerd dat de zorgen over [voornaam minderjarige] grotendeels zijn weggenomen. De ouders zijn in staat om de benodigde hulp te organiseren en hebben de intentie om deze hulp te accepteren. Daarom is besloten om het verzoek van de GI af te wijzen en de ondertoezichtstelling niet te verlengen. De ondertoezichtstelling eindigt op 11 december 2020.