4.1.2.Beoordeling
Feiten 1 tot en met 4
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verdachte betrokken was bij de vendor [naam vendor 1] en zij overweegt daartoe het volgende.
Uit het dossier is gebleken dat [naam vendor 1] een vendor (aanbieder) is op de dark markets ‘Dream Market’ en ‘Valhalla’. [naam vendor 1] biedt diverse middelen aan die vermeld staan op lijst I van de Opiumwet, waaronder ketamine, cocaïne, XTC-pillen en MDMA. De vendor [naam vendor 1] heeft zich op Dream Market aangemeld op 1 december 2016. De laatste keer dat [naam vendor 1] actief was op Dream Market was op 28 augustus 2017. De verdachte en [naam medeverdachte 1] zijn aangehouden op 29 augustus 2017.
Uit het dossier blijkt verder het navolgende. De PGP sleutel aangetroffen op de profielen van [naam vendor 1] op Dream Market en Valhalla was gelijk aan de PGP public en private key zoals aangetroffen op de HP laptop die tijdens de doorzoeking is aangetroffen in de auto van [naam medeverdachte 1] . Deze vormden samen een sleutelpaar met de naam [naam] . Het wachtwoord van de PGP private key bleek
[wachtwoord 1]en werd onder meer aangetroffen op de telefoon van de verdachte. Dit wachtwoord was ook het wachtwoord van het account van de vendor [naam vendor 1] op Dream Market. Uit het dossier blijkt voorts dat PGP kan worden gebruikt om berichten te versleutelen en te ontsleutelen. Een PGP key bestaat uit een PGP public key en een PGP private key. Een bericht kan versleuteld worden door de PGP public key. Het bericht kan vervolgens alleen ontsleuteld worden door gebruikt te maken van de PGP private key. De PGP private key wordt niet gedeeld of bekend gemaakt.
Door de Finse douane zijn diverse pakketten onderschept die door [naam vendor 1] waren verzonden. Uit onderzoek naar deze pakketten is gebleken dat de verschillende afzenders van de postpakketten die via DHL waren verstuurd met meerdere accounts waren aangemeld bij DHL, namelijk [naam account 1] , [naam account 2] en [naam account 3] . Op 18 augustus 2017 heeft de Finse douane een postpakket onderschept met daarin 105 gram cocaïne verpakt in drie uitgeholde kaarsen. Als verzender van dit pakket werd op het label vermeld: [naam persoon 1] , wonende aan het [adres persoon 1] te Eindhoven. Door de verdachte is verklaard dat hij dit pakket op 11 augustus 2017 heeft ingeleverd bij een Texaco Station te Schijndel.
Uit de gegevens van DHL blijkt dat met het account [naam account 3] in totaal 27 pakketten zijn aangemeld waarvan er 23 daadwerkelijk zijn ingeleverd en verstuurd. Bij de doorzoeking in de woning van de verdachte en [naam medeverdachte 1] , en de auto van [naam medeverdachte 1] op 29 augustus 2017, zijn twee van de bij DHL aangemelde maar nog niet ingeleverde pakketten aangetroffen. Het ene pakket werd aangetroffen in de auto en bleek drie roze uitgeholde kaarsen met 250 XTC pillen te bevatten. Het andere pakket werd aangetroffen in de berging van de woning en bevatte drie bruine uitgeholde kaarsen met 250 XTC pillen. In de auto van [naam medeverdachte 1] zijn ook nog MDMA pillen en cocaïne aangetroffen. Verder is in de woning van de verdachte en zijn broer op tafel een uitgeholde kaars aangetroffen. Naast deze kaars lagen boren in een gereedschapskoffer waarop nog kaarsvet zat. In een prullenbak naast deze tafel zijn een groot aantal witte stukken kaarsvet aangetroffen.
In de slaapkamer van de verdachte zijn in de binnenzak van een colbert diverse administratieve bescheiden aangetroffen waaronder drie verzendbewijzen van PostNL voor ingeleverde postpakketten verzonden naar Nederland, Duitsland en de Verenigde Staten van Amerika, als ook een factuur van de firma Vermeij Packaging. De factuur is gedateerd op
7 maart 2017 voor de aanschaf van verpakkingsmaterialen, waaronder 100 postdozen, 3000 zipbags en drie rollen luchtkussenfolie. De factuur was gericht aan ‘ [voornaam verdachte] ’ met het telefoonnummer [gsm-nummer] . Dit telefoonnummer staat op naam van de verdachte.
In de HP laptop die is aangetroffen in de auto van [naam medeverdachte 1] zijn verschillende PDF bestanden aangetroffen met labels voor DHL pakketten. Op de labels stonden verschillende afzenders vermeld, waaronder:
- [naam persoon 2] , wonende aan de [adres persoon 2] te Eindhoven
- [naam persoon 3] , wonende aan de [adres persoon 3] te Eindhoven
- [naam persoon 1] , wonende aan het [adres persoon 1] te Eindhoven
Tevens is op deze laptop een bericht aangetroffen waarin staat beschreven hoe onder valse namen en e-mailadressen pakketten verstuurd kunnen worden.
In totaal zijn door deze drie afzenders 84 pakketten verzonden, waarvan 13 naar Finland. In Finland zijn zes van deze pakketten onderschept. Deze pakketten bevatten diverse hoeveelheden cocaïne en MDMA.
Verder zijn op de HP laptop meerdere spreadsheets en tekstbestanden aangetroffen met betrekking tot de verkopen van [naam vendor 1] . Daarnaast is nog het programma SaferVPN aangetroffen op de laptop, welke automatisch opstart wanneer de laptop aangaat. Het account dat gekoppeld is aan dit programma betreft [naam account 4] .
Door de verdachte is verklaard dat hij geen gebruiker is geweest van de genoemde HP laptop. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe dat op de HP laptop meerdere aanwijzingen zijn aangetroffen die op gebruik van de laptop door de verdachte duiden. Zo is er een inschrijfformulier voor een huurwoning aangetroffen waarin de verdachte als eerste huurder is genoemd en zijn broer [naam medeverdachte 1] als tweede huurder. Tevens zijn er een foto van het paspoort en van de bankpas van de verdachte op deze laptop aangetroffen. Daarnaast zijn er inloggegevens aangetroffen van de website van bol.com. Hieraan was de gebruikersnaam [naam account 5] gekoppeld, welk e-mailadres volgens zijn eigen verklaring in gebruik was bij de verdachte.
Ook ten aanzien van [naam medeverdachte 1] zijn meerdere aanwijzingen aangetroffen die op gebruik van de laptop door hem duiden. Zo is er op de laptop een back-up aangetroffen van een iPhone met de daaraan gekoppelde Apple ID [naam account 6] . Dit e-mailadres is ook tweemaal gebruikt in de internetbrowser bij het invullen van velden in de internetbrowser. Verder is het e-mailadres [naam account 7] , welke gebruikt werd op de Macbook van [naam medeverdachte 1] , gebruikt in de internetbrowser van de HP laptop. Daar komt nog bij dat de HP laptop in de auto van [naam medeverdachte 1] is aangetroffen.
Voor dit alles is door de verdachte en [naam medeverdachte 1] geen logische verklaring gegeven. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de verdachte en [naam medeverdachte 1] beide gebruikers waren van de HP laptop die in de auto van [naam medeverdachte 1] is aangetroffen.
Na de aanhouding van de verdachte en [naam medeverdachte 1] zijn in de schuur van hun oma aan de [adres delict] onder meer een grote hoeveelheid XTC pillen, MDMA en cocaïne aangetroffen. Ook is in de schuur de stof sildefanil aangetroffen waarvan het bezit zonder daarvoor over de daartoe vereiste registratie te beschikken strafbaar is gesteld in de Geneesmiddelenwet. Daarnaast lag er verpakkingsmateriaal en twee boodschappentassen met kaarsen in de schuur. Verder is een schrift aangetroffen met daarin vermeld diverse wachtwoorden, waaronder
[wachtwoord 2]en
[wachtwoord 1], e-mailadressen waaronder [naam account 4] en notities betreffende verdovende middelen, waaronder MDMA, ketamine en cocaïne. Ook zijn er notities aangetroffen over hoeveelheden en verzendkosten binnen en buiten Europa, alsmede verzendbewijzen van PostNL en aankoopfacturen. Op één van de aankoopfacturen voor verpakkingsmateriaal staat de naam [voornaam verdachte] , het telefoonnummer [gsm-nummer] en het e-mailadres [naam account 5] , het e-mailadres van de verdachte. Verder is er een doos met nieuwe vacuümzakken aangetroffen. De adressering van deze doos was gericht aan [naam medeverdachte 1] . In de doos was ook nog een factuur aanwezig, eveneens gericht aan [naam medeverdachte 1] .
De verklaring van de verdachte dat hij geen wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de verdovende middelen in zijn woning en in de schuur van zijn oma acht de rechtbank ongeloofwaardig. Uit het dossier is niet gebleken dat iemand anders dan de verdachte of [naam medeverdachte 1] gebruik maakte van hun woning en de schuur van hun oma. Ook nadat hem daarover op zitting gericht vragen zijn gesteld, heeft de verdachte niet concreet over de toegang door een ander(en) verklaard. Verder bestaat er zoveel samenhang in wat is aangetroffen in de woning, de auto van [naam medeverdachte 1] , op de daarin aangetroffen laptop en in de schuur van hun beider oma dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte samen met zijn broer [naam medeverdachte 1] onder de naam [naam vendor 1] handelde in verdovende middelen op het dark web.
Hieruit volgt dat de rechtbank ook wettig en overtuigend bewezen acht dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de uitvoer van hoeveelheden MDMA en cocaïne. De verdachte zal echter worden vrijgesproken van de uitvoer van a-PVP nu uit het dossier niet is gebleken dat dit product door [naam vendor 1] werd aangeboden op het dark web, er geen a-PVP is aangetroffen in de woning van de verdachte of de schuur van zijn oma, en er ook geen pakketjes met a-PVP zijn onderschept die terug te leiden zijn naar [naam vendor 1] . Voor dit onderdeel volgt dan ook partiële vrijspraak.
Feit 5
Aan de verdachte is onder 5 ten laste gelegd de deelneming aan een criminele organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van bepaalde misdrijven van de Opiumwet.
Een criminele organisatie in de zin van artikel 11b van de Opiumwet vereist een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband van twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad. Niet vereist is dat de verdachte heeft samengewerkt of bekend was met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat het samenwerkingsverband steeds hetzelfde is. Van deelneming aan het samenwerkingsverband is sprake indien de verdachte daartoe behoort en een aandeel heeft in gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Voldoende is dat de verdachte in zijn algemeenheid weet dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van de betreffende misdrijven van de Opiumwet.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de eenmanszaak [naam bedrijf] via internet handelde in nieuwe psychoactieve stoffen (nps). [naam medeverdachte 2] is de oprichter en eigenaar van [naam bedrijf] . Naast de legale handel in chemicaliën heeft [naam medeverdachte 2] zich als vendor (aanbieder) [naam vendor 2] op verschillende dark markets beziggehouden met het verkopen en verzenden van harddrugs als MDMA, cocaïne, a-PVP en verschillende op lijst I van de Opiumwet voorkomende nps-en. Pakketten met drugs werden verstuurd naar adressen in binnen- en buitenland. Aanvankelijk werden bestellingen op het woonadres van [naam medeverdachte 2] verwerkt en ingepakt. Later gebeurde dit op de bedrijfslocatie aan de [adres] te Boxtel.
Vast staat dat een deel van de bedrijfsvoering van [naam afkorting bedrijf] bestond uit de illegale handel in harddrugs via het dark web en dat [naam medeverdachte 2] hierbij niet alleen heeft geopereerd.
Uit het dossier volgt dat [naam medeverdachte 5] vanaf mei 2017 in de woning in Helmond meerdere pakketten met harddrugs heeft ingepakt en verzonden in opdracht van [naam medeverdachte 2] en [naam bedrijf] . Dat [naam medeverdachte 5] wetenschap had van het illegale karakter van de verzonden stoffen leidt de rechtbank af uit de op het werkadres [naam medeverdachte 6] aangetroffen handgeschreven prijslijst met verboden middelen, inloggegevens van Alphabay en Valhalla en een handleiding hoe bestellingen af te handelen op de dark markets.
Een samenwerkingsverband met [naam medeverdachte 6] acht de rechtbank daarentegen niet bewezen. Het is niet ondenkbaar dat [naam medeverdachte 6] op de hoogte was van de criminele activiteiten van [naam medeverdachte 5] voor [naam medeverdachte 2] en [naam afkorting bedrijf] . Dat de woning van [naam medeverdachte 6] door [naam medeverdachte 5] werd gebruikt als inpakadres en dat op hun huisadres pakketten voor [naam medeverdachte 2] en [naam afkorting bedrijf] werden ontvangen is echter te gering om te kunnen spreken van een (eigen) aandeel van [naam medeverdachte 6] in de organisatie.
Ook de partner van [naam medeverdachte 2] , [naam medeverdachte 3] , verrichtte werkzaamheden voor [naam afkorting bedrijf] . Zij hielp onder meer met het inpakken van de pakketten en het maken van adreslabels. Ook onderhield zij contact met [naam medeverdachte 5] en gaf haar op verzoek van [naam medeverdachte 2] instructies over het inpakken en versturen van pakketten via DHL, zodat aan de buitenkant niet te voelen was wat er in de enveloppen zat. Verder hielp [naam medeverdachte 3] [naam medeverdachte 5] met het inloggen op de dark markets als haar dat niet lukte. De rechtbank acht bewezen dat [naam medeverdachte 3] wist van het criminele oogmerk van [naam afkorting bedrijf] en wijst daarbij onder meer op de notities van [naam medeverdachte 3] in de aangetroffen agenda over XTC, a-PVP en Valhalla.
[naam medeverdachte 4] was sinds maart 2017 in dienst van [naam bedrijf] . Hij hield zich bezig met het verwerken van orders, het inpakken van de bestelde chemicaliën en het verzenden van de pakketten. Hoewel vast is komen te staan dat [naam medeverdachte 4] tijdens zijn werkzaamheden middelen als genoemd op lijst I van de Opiumwet heeft ingepakt en verzonden, acht de rechtbank niet bewezen dat hij wetenschap had van het illegale karakter van de stoffen en het criminele oogmerk van de organisatie. Van een crimineel samenwerkingsverband met [naam medeverdachte 4] is om die reden geen sprake.
Vastgesteld is dat de verdachte, in dit verband ook aan te duiden als [naam verdachte] , en [naam medeverdachte 1] zich als vendor [naam vendor 1] op de dark markets Valhalla en Dream Market bezig hielden met het verkopen en verzenden van harddrugs als ketamine, cocaïne, XTC-pillen en MDMA. Pakketten met drugs (verstopt in uitgeholde kaarsen) werden door hen vanuit hun woning verstuurd naar adressen in het buitenland. In de berging van de woning en de schuur van hun grootmoeder zijn aanzienlijke hoeveelheden verdovende middelen aangetroffen. Als zodanig is [naam vendor 1] van [voornaam verdachte] en [naam medeverdachte 1] dan ook als crimineel samenwerkingsverband in de zin van artikel 11b van de Opiumwet aan te merken.
Het dossier bevat verschillende aanwijzingen dat er een verband bestaat tussen de vendor [naam afkorting bedrijf] van [naam medeverdachte 2] aan de ene kant en de vendor [naam vendor 1] van [voornaam verdachte] en [naam medeverdachte 1] aan de andere kant. Gewezen kan worden op de overeenkomsten aangaande de modus operandi van de beide aanbieders. Ook duiden de aangetroffen
e-mailberichten op de HP laptop die is gevonden in de auto van [naam medeverdachte 1] op zakelijk contact tussen [naam medeverdachte 2] en de broers [achternaam verdachte] . In het Excel-overzicht
Maandoverzicht 2017(eveneens aangetroffen op de voornoemde HP laptop) waarin een overzicht wordt gegeven van de verkopen per dark market, lijkt een verdeling te zijn gemaakt tussen [naam afkorting bedrijf] en [naam vendor 1] . Hoewel deze aanwijzingen een zekere relatie tussen de beide aanbieders veronderstellen en het erop lijkt dat [naam afkorting bedrijf] op enig moment de handel in harddrugs (
the real drugs) heeft overgedragen aan [naam vendor 1] , is dit naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband te spreken. Eerder lijkt er sprake van twee zelfstandig naast elkaar opererende organisaties.
Conclusie
Gelet op het voorgaande kan wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte zich samen met [naam medeverdachte 1] schuldig heeft gemaakt aan de uitvoer van hoeveelheden MDMA en cocaïne, alsmede aan het voorhanden hebben van MDMA, XTC pillen en cocaïne. Daarnaast hebben zij samen deelgenomen aan een criminele organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven van de Opiumwet. Niet kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de uitvoer van a-PVP zodat de verdachte daarvan partieel zal worden vrijgesproken.