Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
beschikking op het verzoek tot vervallenverklaring schriftelijke aanwijzing
[naam vader] , hierna te noemen de vader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[naam minderjarige 1] ,
[naam minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2012 te [geboorteplaats minderjarige 2] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] .
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
[naam moeder] , hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,
Het procesverloop
mr. B.S. van Haeften, voornoemd, op 20 april 2020;
mr. V.K.S. Deetman, voornoemd, op 25 mei 2020;
De feiten
Het verzoek en het standpunt van de vader
De vader maakt zich zorgen over de veiligheid van de kinderen als zij bij de moeder zijn, omdat er signalen blijven komen van [voornaam minderjarige 2] dat er sprake is (geweest) van mishandeling. De vader is in overleg geweest met de GI, instanties en de moeder om de zorgregeling te bespreken en te zoeken naar alternatieven, maar tevergeefs. De vader is van mening dat de GI onvoldoende heeft gereageerd op de zorgsignalen. Hoewel de GI heeft gezegd dat er gesprekken, onderzoeken en veiligheidsafspraken zouden komen, is de GI deze toezeggingen niet nagekomen. De GI heeft nagelaten om een deskundige in te schakelen en onderzoek te doen naar de thuissituatie bij de moeder, terwijl de vader hier meermaals om heeft gevraagd. De vader is dan ook van mening dat de schriftelijke aanwijzing onzorgvuldig tot stand is gekomen en daarnaast ontoereikend is gemotiveerd.
Het standpunt van de GI
Het standpunt van de moeder
De beoordeling
De beslissing
Den Haag.