ECLI:NL:RBROT:2020:12157

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 november 2020
Publicatiedatum
28 december 2020
Zaaknummer
C/10/606513 / JE RK 20-2927
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken en omgangsregeling in een ondertoezichtstelling

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 17 november 2020, is de wijziging van de zorg- en opvoedingstaken en de omgangsregeling voor de minderjarigen [naam kind 1] en [naam kind 2] aan de orde. De kinderrechter heeft de zaak behandeld naar aanleiding van een verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, die op 20 oktober 2020 een verzoek indiende tot wijziging van de bestaande regeling. De ouders, de moeder en de vader, zijn bijgestaan door hun advocaten, respectievelijk mr. A.J.H.M. Hopmans en mr. C. Ekholm. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de ouders en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de huidige omgangsregeling, die in 2019 is vastgesteld, niet meer voldoet aan de behoeften van de kinderen. De GI heeft geconstateerd dat de ouders niet in staat zijn om samen tot een oplossing te komen, wat leidt tot onrust voor de kinderen. De kinderrechter heeft de belangen van de kinderen vooropgesteld en geconcludeerd dat de voorgestelde wijziging van de omgangsregeling, die meer evenwicht biedt en rekening houdt met de wensen van de kinderen, noodzakelijk is. De nieuwe regeling houdt in dat de kinderen om en om een weekend bij de vader en de moeder verblijven, met specifieke afspraken over schooldagen, vakanties en feestdagen.

De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en geldt voor de duur van de ondertoezichtstelling, die loopt tot 23 april 2021. De ouders zijn aangespoord om gezamenlijk te blijven overleggen over de omgangsregeling, in het belang van de kinderen. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/606513 / JE RK 20-2927
datum uitspraak: 17 november 2020

beschikking wijziging zorg- of omgangsregeling

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind 1] , geboren op [geboortedatum kind 1] 2008 te [geboorteplaats kind 1] ,

hierna te noemen [naam kind 1] ,
[naam kind 2], geboren op [geboorteplaats kind 2] 2012 te [geboortedatum kind 2] ,
hierna te noemen [naam kind 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] , hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] , hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 20 oktober 2020, ingekomen bij de griffie op
23 oktober 2020;
- het verweerschrift met bijlagen van mr. C. Ekholm van 1 november 2020, ingekomen bij de griffie op 1 november 2020;
- een brief met bijlage van mr. C. Ekholm van 2 november 2020, ingekomen bij de griffie op 2 november 2020.
Op 3 november 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. A.J.H.M. Hopmans,
- de vader, bijgestaan door mr. C. Ekholm; mr. Ekholm heeft de zitting door middel van een Skype-verbinding en later - nadat de Skype-verbinding werd verbroken - via de telefoon bijgewoond,
- een vertegenwoordigster van de GI, te weten [naam vertegenwoordigster] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van 21 mei 2019 heeft de rechtbank onder meer vastgesteld dat de minderjarigen in het kader van de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken bij de man als volgt zullen zijn:
in de eerste en tweede week van vrijdag uit de BSO tot maandag 19.00 uur, en
in de derde week van zondag 19.00 uur tot dinsdag 19.00 uur, waarna voornoemde zorgregeling wordt herhaald.
Bij beschikking van 6 april 2020 is de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] verlengd tot
23 april 2021.

Het verzoek en het standpunt van de GI

De GI heeft op grond van artikel 1:265g, lid 1, van het Burgerlijk Wetboek (BW) verzocht de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt te wijzigen:
Omgangsregeling:
- om en om het ene weekend bij de vader en het andere weekend bij de moeder; vrijdag uit school naar de moeder of naar de vader. Bij de vader blijven [naam kind 1] en [naam kind 2] dan zondagavond slapen en gaan vanuit de vader op maandag naar school;
- op maandag uit school naar de vader tot 19:00 uur en daarna naar de moeder;
- dinsdag tot en met vrijdag bij de moeder;
- vakantie eerlijk verdelen, bijvoorbeeld de meivakantie een week bij de vader en een week bij de moeder;
- feestdagen Pasen, Pinksteren, Kerst, Oud en Nieuw om en om dan de tweede feestdag in
overleg naar de andere ouder;
- Moederdag, Vaderdag en verjaardagen kinderen en ouders, daar waar de omgang plaats
vindt, zowel de vader als de moeder ziet [naam kind 1] en [naam kind 2] op die dag, de dag wordt verdeeld; dit hoeft bijvoorbeeld niet als de vader [naam kind 1] en [naam kind 2] heeft met Vaderdag, etc.
De GI heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht.
Ondanks de ingezette gezinsbegeleiding en het traject Ouderschap Na Scheiding (ONS) van Timon lukt het de ouders nog niet om met elkaar overeenstemming te bereiken over de omgang met [naam kind 1] en [naam kind 2] . Van deze situatie hebben de kinderen last. De jeugdbescherming heeft de vader voorstellen gedaan, zodat hij meer omgang met [naam kind 1] en [naam kind 2] kan hebben. Zo is voorgesteld dat [naam kind 1] en [naam kind 2] op donderdag na schooltijd naar de vader gaan. Dit is echter vanwege zijn werkrooster niet mogelijk. De vader wil de huidige omgangsregeling behouden. Ook zijn er zorgen over de opvoedsituatie bij de vader. Zo hebben [naam kind 1] en [naam kind 2] geen eigen kamer bij hem. Het is van belang dat [naam kind 1] en [naam kind 2] om het weekend bij de andere ouder zijn en dat zij op een plek hun huiswerk kunnen maken. Dit is bij de moeder mogelijk nu [naam kind 1] en [naam kind 2] bij haar een eigen kamer hebben. Dit is met name voor [naam kind 1] van belang. [naam kind 1] en [naam kind 2] zijn gebaat bij een evenwichtige omgangsregeling, die hun rust en meer duidelijkheid zal bieden.

Het standpunt van de belanghebbenden

Namens de moeder heeft haar advocaat ter zitting in reactie op het verzoek van de GI en het verweerschrift van de advocaat van de vader - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Aan de huidige door de rechtbank vastgestelde omgangsregeling is een lange strijd voorafgegaan. Bestreden wordt dat deze omgangsregeling al twee jaren goed verloopt.
In het kader van een voorlopige voorziening in de echtscheidingsprocedure is de huidige omgangsregeling tot stand gekomen. Toen al heeft de moeder om een wijziging in de omgang verzocht, omdat de ouders er met elkaar absoluut niet uit konden komen. De moeder heeft zich altijd verzet tegen het feit dat zij [naam kind 1] en [naam kind 2] in het weekend niet bij zich had. Al twee jaren heeft de moeder de wens om hen in het weekend bij zich te hebben. De vader stelt zich echter niet flexibel op. Ten onrechte wordt de illusie gewekt dat de ouders in staat zijn om met elkaar te communiceren. De ouders procederen nog steeds over diverse onderwerpen, zoals over de echtelijke woning. De strijdbijl tussen hen is nog niet begraven. Er is nog steeds sprake van een complexe echtscheiding. [naam kind 1] en [naam kind 2] hebben last van deze situatie. Het is van belang dat er een beslissing over de omgangsregeling wordt genomen nu de ouders er samen nog steeds niet uitkomen. De vader heeft moeite om zijn werkrooster aan te passen. De moeder werkt ook. [naam kind 1] geeft duidelijk aan dat zij meer rust in de omgang wil. [naam kind 2] past zich enigszins aan. Hij wil echter ook een weekend bij de moeder zijn.
In het verweerschrift van 1 november 2020 heeft de advocaat namens de vader verzocht om het verzoek van de GI af te wijzen en de huidige zorgregeling conform de beschikking van de rechtbank van 21 mei 2019 in stand te laten. Namens de vader heeft zij ter zitting - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
De GI heeft onvoldoende onderbouwd waarom de huidige omgangsregeling gewijzigd moet worden. De huidige regeling is een evenwichtige regeling en een gelijkwaardige verdeling van de zorgtaken, die bovendien al tweeënhalf jaren loopt. Indien het verzoek van de GI wordt toegewezen, zal de vader minder omgang met [naam kind 1] en [naam kind 2] hebben. Er zijn echter geen contra-indicaties om de omgang bij de vader te verminderen. In de verzochte gewijzigde omgangsregeling is rekening gehouden met de wens van [naam kind 1] en [naam kind 2] . Het is echter aan de ouders om te bepalen op welke wijze de omgang moet plaatsvinden.
Het is van belang om de huidige regeling niet te wijzigen om te voorkomen dat [naam kind 1] en [naam kind 2] aan een nieuwe regeling moeten wennen en de regeling opnieuw met de ouders moet worden geëvalueerd. De ouders hebben er immers baat bij dat er niet opnieuw zal worden geprocedeerd, nu dit onnodige strijd tussen hen zal veroorzaken. Zij zijn in staat om met elkaar de omgang af te spreken. Het gaat immers tussen de ouders erg goed. De huidige zorgregeling is bovendien in het belang van [naam kind 1] en [naam kind 2] nu zij evenveel omgang met hun beide ouders hebben. De huidige regeling is bovendien aangepast aan de werkroosters van de ouders. Daarbij wil de vader zich naar de moeder flexibel opstellen door haar eens in de zes weken een extra weekend te geven. Dat de vader geen aparte ruimte heeft waar [naam kind 1] en [naam kind 2] huiswerk kunnen maken, heeft ermee te maken dat de woning opgeknapt moet worden. Hij is bezig om de woning over te nemen.
In aanvulling op het betoog van zijn advocaat heeft de vader mede naar aanleiding van vragen van de kinderrechter - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende verklaard.
Eens per drie weken kan hij [naam kind 1] en [naam kind 2] opvangen. Elke week is lastig vanwege zijn werk. Vanwege zijn fulltime baan, werkrooster en onregelmatige diensten heeft hij moeite om op doordeweekse dagen [naam kind 1] en [naam kind 2] van school te halen. Het is voor hem niet mogelijk dat zij van maandag op dinsdag bij hem slapen. In het weekend moet hij vaak oppas voor [naam kind 1] en [naam kind 2] regelen. Als gevolg van een lekkage moet hij de woning opknappen, dat hij zo spoedig mogelijk hoopt te kunnen doen als de ouders overeenstemming hebben bereikt over de overname van de echtelijke woning. Hij heeft in de woning een werkkamer, waar [naam kind 1] haar huiswerk maakt. Ook heeft hij een extra bureau voor [naam kind 2] in deze kamer geplaatst, zodat ook hij daar zijn huiswerk kan maken.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:265g, lid 1, van het BW kan de kinderrechter voor de duur van de ondertoezichtstelling op verzoek van de GI een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken of een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
De kinderrechter overweegt op grond van de stukken en de behandeling ter zitting als volgt.
Het is duidelijk dat de ouders na het traject ONS beter met elkaar kunnen communiceren. Ongedwongen met de ander communiceren en daadwerkelijk flexibel omgaan met en reageren op wensen van de andere ouder zijn aspecten die hopelijk nog in het verschiet liggen. Deze ongedwongenheid en gevraagde flexibiliteit zal voor de ouders niet makkelijk zijn, maar is voor [naam kind 1] en [naam kind 2] van groot belang om zich bij beide ouders veilig en gehoord te voelen en zonder in een loyaliteitscrisis te komen.
Na of ten tijde van het traject ONS heeft Timon geconstateerd dat het de ouders niet lukt om tot een gezamenlijke afspraak over de omgang te komen. Timon heeft toen de GI voorgesteld tot een regeling te komen, waarbij de kinderen (nagenoeg) evenveel bij beide ouders zijn en de weekenden ook (meer) gelijk zijn verdeeld. Dit voorstel betrof de volgende cyclus: maandagmiddag uit school tot woensdagochtend naar school vader, woensdagmiddag uit school tot vrijdagochtend voor school moeder, vrijdagmiddag uit school tot woensdagochtend naar school vader, woensdagmiddag uit school tot maandagochtend naar school moeder, etc.
Gebleken is dat dit voorstel bij de vader op problemen stuitte in verband met zijn werk en onregelmatige diensten. Hoe begrijpelijk dit ook is, dit betekent ook dat er vervolgens naar een andere regeling wordt gekeken. Hieruit is het huidige, ter beoordeling voorliggende voorstel van de GI voortgekomen.
Bij het vaststellen of wijzigen van een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (oftewel een omgangsregeling) staan de belangen van [naam kind 1] en [naam kind 2] voorop. Als hun wensen over de omgang kunnen zorgen voor rust, stabiliteit en veiligheid in hun leven dient daaraan in beginsel te worden tegemoet gekomen. Natuurlijk dient voor zover mogelijk rekening te worden gehouden met het werk van beide ouders. Er wordt echter hierbij in de opstelling van de ouders veel flexibiliteit en creativiteit verwacht. [naam kind 1] en [naam kind 2] hebben (onder meer) de wens te kennen gegeven dat zij meer weekenden bij de moeder willen zijn. Daarnaast willen zij niet dat zij een ouder een hele week niet zien. De GI heeft terecht geconstateerd dat de wensen van de kinderen over de omgang betekenen dat de huidige regeling aanpassing behoeft.
Naar het oordeel van de kinderrechter komt het voorstel van de GI tegemoet aan de wensen van de kinderen en doet het recht aan hun belangen. Daarnaast heeft de GI ook rekening gehouden met de (on)mogelijkheden van de ouders in verband met hun werk. Nu deze regeling voorts ook op een zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, zal de kinderrechter dit voorstel bekrachtigen. Ook binnen dit voorstel dienen ouders alsnog gezamenlijk bepaalde situaties te regelen. Het is en blijft in het belang van de kinderen dat zij hierbij laten zien dat zij dit in goed overleg kunnen regelen.
Deze regeling geldt voor de duur van de lopende ondertoezichtstelling.

De beslissing

De kinderrechter:
bepaalt dat de verdeling van zorg- en opvoedingstaken als volgt wordt gewijzigd:
- [naam kind 1] en [naam kind 2] zijn om en om een weekend bij de vader en bij de moeder, welk weekend start op vrijdagmiddag vanuit school;
- op maandag gaan [naam kind 1] en [naam kind 2] vanuit de woning van de ouder waar zij het weekend zijn verbleven naar school;
- iedere maandag uit school gaan [naam kind 1] en [naam kind 2] naar de vader tot 19:00 uur en daarna naar de moeder;
- gedurende de schoolweken zijn [naam kind 1] en [naam kind 2] van dinsdag tot en met vrijdagochtend -voor aanvang school - bij de moeder;
- vakanties worden tussen de ouders evenredig verdeeld;
- de feestdagen Pasen, Pinksteren, Kerst, Oud en Nieuw worden tussen de ouders evenredig verdeeld; verblijven [naam kind 1] en [naam kind 2] (bijvoorbeeld) met Pasen bij de vader dan verblijven zij met Pinksteren bij de moeder, etc.; de tweede feestdag gaan de kinderen in overleg met de andere ouder naar die ouder;
- op Moederdag, Vaderdag en de verjaardagen van de kinderen en de ouders zijn [naam kind 1] en [naam kind 2] daar waar de omgang volgens de reguliere regeling plaatsvindt; beide ouders zien de kinderen op die dag, waarbij de dag wordt verdeeld; dit hoeft (bijvoorbeeld) niet als [naam kind 1] en [naam kind 2] op Vaderdag al bij de vader zijn; idem op Moederdag bij de moeder.
deze regeling geldt voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot 23 april 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Verweij, kinderrechter, in tegenwoordigheid van
D. van der Aa als griffier en in het openbaar uitgesproken op 17 november 2020.
De griffier is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.