ECLI:NL:RBROT:2020:12158

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 november 2020
Publicatiedatum
28 december 2020
Zaaknummer
C/10/603786 / JE RK 20-2518
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 3 november 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [naam kind], geboren in 2006 te Curaçao. De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond als verzoeker aangemerkt. De minderjarige woont bij zijn vader, die geen gezag over hem heeft, terwijl de moeder het ouderlijk gezag uitoefent. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de minderjarige, de vader, de moeder en een vertegenwoordigster van de GI zijn gehoord.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de ontwikkeling van [naam kind] en dat de moeder moeite heeft om aan te sluiten bij de behoeften van het kind. De vader heeft aangegeven gezamenlijk gezag te willen aanvragen, maar de moeder vertoont een wisselend patroon in het verlenen van toestemming hiervoor. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat hulpverlening in het gedwongen kader noodzakelijk blijft en dat het van belang is dat [naam kind] bij zijn vader blijft wonen, waar hij goed gedijt.

Op basis van de feiten en de wettelijke criteria, zoals genoemd in artikel 1:255 en artikel 1:265b van het Burgerlijk Wetboek, heeft de kinderrechter besloten om de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen tot 9 november 2021 en de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader eveneens te verlengen tot dezelfde datum. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/603786 / JE RK 20-2518
datum uitspraak: 3 november 2020

beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind] , geboren op [geboortedatum kind] 2006 te Curaçao,

hierna te noemen [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] , hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] , hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoek met bijlagen van de GI van 8 september 2020, ingekomen bij de griffie op 8 september 2020.
Op 3 november 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord is:
- de minderjarige [naam kind] , die apart is gesproken,
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de GI, te weten [naam vertegenwoordigster] .
Opgeroepen en niet verschenen is:
- de moeder.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.

[naam kind] woont bij de vader.
Bij beschikking van 31 oktober 2019 is de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] bij de ouder zonder gezag, te weten de vader, verlengd tot
9 november 2020.

Het verzoek en het standpunt van de GI

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen voor de duur van een jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] bij de vader te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De GI heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd.

Het standpunt van de belanghebbende

De vader heeft zich ter zitting niet verzet tegen het verzoek van de GI.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er nog steeds zorgen zijn over de ontwikkeling van [naam kind] . De moeder heeft moeite om aan te sluiten bij dat wat [naam kind] nodig heeft. Er zijn zorgen over de relatie tussen [naam kind] en zijn moeder. Het contact tussen hen verloopt wisselend. Sinds mei 2018 woont [naam kind] bij zijn vader. De vader heeft geen gezag over [naam kind] en wil dit aanvragen. De jeugdbescherming acht het van belang dat de ouders gezamenlijk gezag over [naam kind] regelen nu de vader al jaren zorg draagt voor de opvoeding en verzorging van [naam kind] . De moeder laat echter een terugkerend patroon zien, waarbij zij zich wisselend opstelt in het verlenen van toestemming voor gezamenlijk gezag.
Nu de ouders nog niet zelfstandig in staat zijn om de bedreigde ontwikkeling van [naam kind] af te wenden, blijft ook de komende periode hulpverlening in het gedwongen kader noodzakelijk. Het komende jaar dient te worden gebruikt om het gezamenlijk gezag aan te vragen. Hierbij dient de GI de ouders te begeleiden. Ook is het van belang dat [naam kind] bij zijn vader blijft wonen, omdat het op deze plek goed met hem gaat.
Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daarom zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengen voor de duur van een jaar. Ook is de verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding als bedoeld in artikel 1:265b, eerste lid, BW.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind] tot 9 november 2021;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] bij de ouder zonder gezag, te weten bij de vader, tot 9 november 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 november 2020 door mr. A. Verweij, kinderrechter, in tegenwoordigheid van D. van der Aa als griffier.
De griffier is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 16 november 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.