ECLI:NL:RBROT:2020:12172

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 november 2020
Publicatiedatum
29 december 2020
Zaaknummer
C/10/606175 / JE RK 20-2869
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van kinderen in een pleeggezin

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 26 november 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee kinderen, hierna te noemen [naam kind 1] en [naam kind 2]. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft op 28 september 2020 een verzoekschrift ingediend om de ondertoezichtstelling van de kinderen te verlengen voor de duur van een jaar, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing in een pleegzorgvoorziening. De kinderen verblijven momenteel in een pleeggezin en de moeder heeft het ouderlijk gezag over hen. Tijdens de zitting is de moeder bijgestaan door haar advocaat, mr. M.J.R. Roethof, en zijn er ook vertegenwoordigers van de GI aanwezig geweest.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen verweer is gevoerd tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling. De moeder heeft aangegeven dat zij werkt aan de hulpverlening en dat zij graag wil dat de kinderen terug naar huis komen, maar dat dit gefaseerd moet gebeuren. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat de opvoedsituatie van de kinderen nog niet veilig genoeg is om bij de moeder te kunnen wonen. Er zijn zorgen over de invloed van de vader en zijn criminele netwerk op de moeder en de kinderen. De kinderrechter heeft daarom besloten om de ondertoezichtstelling van de kinderen te verlengen tot 10 december 2021 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 10 juni 2021.

De kinderrechter heeft ook bepaald dat de behandeling van de zaak voor het overige verzoek wordt aangehouden tot 1 mei 2021, waarbij de GI moet rapporteren over de laatste stand van zaken. De beschikking is gegeven door mr. F. Aukema-Hartog, kinderrechter, en is openbaar uitgesproken op 26 november 2020. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/606175 / JE RK 20-2869
datum uitspraak: 26 november 2020

beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind 1] ,

geboren op [geboortedatum kind 1] 2012 te [geboorteplaats kind 1] , hierna te noemen [naam kind 1] ,

[naam kind 2] ,

geboren op [geboortedatum kind 2] 2014 te [geboorteplaats kind 2] , hierna te noemen [naam kind 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 28 september 2020, ingekomen bij de griffie op 19 oktober 2020.
Op 26 november 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. M.J.R. Roethof,
- een tweetal vertegenwoordigers van de GI, [naam vertegenwoordiger 1] en [naam vertegenwoordiger 2] .
Bijzondere toegang is verleend aan mr. B.V. Rafaela namens de vader, [naam] .
Opgeroepen en niet verschenen is de vader, als informant.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] wordt uitgeoefend door de moeder.

[naam kind 1] en [naam kind 2] wonen in een pleeggezin.
Bij beschikking van 10 december 2019 is de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] verlengd tot 10 december 2020. De kinderrechter heeft bij beschikking van 26 mei 2020 de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 10 december 2020.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] te verlengen voor de duur van een jaar. Tevens wordt verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van een jaar.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Het is belangrijk dat er geen contact tussen de ouders is, willen [naam kind 1] en [naam kind 2] in een veilige omgeving bij de moeder kunnen opgroeien. De afgelopen weken is er meerdere malen contact geweest tussen de ouders. Dit is zorgelijk, omdat de veiligheid van de kinderen hiermee in het geding komt. Daarnaast blijkt de moeder onbetrouwbaar in haar toezeggingen en geeft de moeder wisselende informatie. De moeder geeft weinig openheid richting de hulpverlening. Het is belangrijk dat zij los komt van de vader en het criminele circuit. De moeder wordt nog steeds door de vader lastig gevallen. De moeder heeft aangegeven laatst achtervolgd te zijn door de vader. Er vindt één keer per maand begeleid bezoek plaats tussen de moeder en de kinderen. De bezoeken worden begeleid door Family Supporters. [naam kind 1] en [naam kind 2] verblijven momenteel in een perspectiefbiedend pleeggezin waar zij zich goed ontwikkelen. [naam kind 1] laat op school echter zorgen zien. De eerste bevindingen van de intelligentietest zijn dat [naam kind 1] op een laag niveau functioneert, waardoor regulier onderwijs niet mogelijk is. Voor de moeder is een persoonlijkheidsonderzoek aangevraagd, waarvoor zij vorige week een intakegesprek bij Fivoor heeft gehad. Het persoonlijkheidsonderzoek zal meer duidelijkheid geven omtrent de mogelijkheden van de moeder.

Het standpunt van de moeder

Door en namens de moeder is ter zitting naar voren gebracht dat de relatie tussen de ouders voorbij is. De vader blijft echter wel de vader van [naam kind 1] en [naam kind 2] . Er zijn veel zaken opgepakt de afgelopen periode en er is veel hulpverlening opgestart. De moeder werkt aan deze hulpverlening mee. De moeder wil alles voor haar kinderen doen en wil graag werken aan terugkeer van de kinderen naar huis. De moeder begrijpt dat dit gefaseerd moet gebeuren en dat dit een lang traject is, maar zou graag meer duidelijkheid krijgen. Namens de moeder wordt verzocht het persoonlijkheidsonderzoek van de moeder af te wachten en de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] niet voor een te lange periode te verlengen. De moeder maakt zich zorgen om de kinderen en denkt dat thuis de beste plek voor hen is. Er is door en namens de moeder geen verweer gevoerd tegen een verlenging van de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] .

De beoordeling

Gelet op het feit dat er ter zitting geen verweer is gevoerd tegen een verlenging van de ondertoezichtstelling en de kinderrechter op grond van de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting van oordeel is dat de gronden van de ondertoezichtstelling zoals gesteld in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW) aanwezig zijn, zal de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] als onweersproken worden verlengd voor de duur van een jaar.
Ook is de verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW). De opvoedsituatie van [naam kind 1] en [naam kind 2] is nog niet verbeterd en nog onvoldoende veilig, waardoor [naam kind 1] en [naam kind 2] niet bij de moeder kunnen gaan wonen. Het is de moeder tot op heden niet gelukt om in het belang van de kinderen weg te blijven bij de vader en het contact met hem en zijn criminele netwerk duurzaam te verbreken. Hierdoor is de dreigingsinschatting voor zowel de moeder als de kinderen ongewijzigd en verblijven [naam kind 1] en [naam kind 2] op een geheim adres. Het is zeer zorgelijk dat de moeder geen inzicht lijkt te hebben in deze zorgen. [naam kind 1] en [naam kind 2] verblijven op dit moment in een pleeggezin waar zij de rust, stabiliteit en veiligheid krijgen die zij nodig hebben. Gelet op de zorgen ten aanzien van de veiligheid van de kinderen, is de kinderrechter van oordeel dat een uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] in hun belang is. De kinderrechter ziet aanleiding om de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] te verlengen voor de duur van zes maanden en het overig verzochte aan te houden. Gezien de leeftijd van de kinderen is het van belang om zo snel mogelijk duidelijkheid te verkrijgen over hun perspectief. Na deze periode van zes maanden moet, met de bevindingen uit het persoonlijkheidsonderzoek voor de moeder, duidelijk zijn of de moeder in staat is om voldoende veiligheid voor [naam kind 1] en [naam kind 2] in de opvoedsituatie te kunnen creëren.
De kinderrechter verzoekt de GI
uiterlijk twee wekenvoorafgaand aan de hieronder te noemen datum te rapporteren over de laatste stand van zaken en daarbij aan te geven of het resterende deel van het verzoek al dan niet gehandhaafd wordt.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] tot 10 december 2021;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] in een voorziening voor pleegzorg tot 10 juni 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen:

bepaalt dat de behandeling van de zaak voor het overig verzochte wordt aangehouden tot
1 mei 2021 pro forma;
bepaalt dat de GI, de belanghebbende, mr. M.J.R. Roethof en de vader op de genoemde pro forma datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
verzoekt de GI
uiterlijk twee wekenvoor de genoemde datum aan de kinderrechter te rapporteren over de laatste stand van zaken en daarbij aan te geven of het verzoek al dan niet gehandhaafd wordt.
Deze beschikking is gegeven door mr. F. Aukema-Hartog, kinderrechter, in tegenwoordigheid van I.E. Teunissen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 26 november 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 3 december 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.