ECLI:NL:RBROT:2020:12176

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 december 2020
Publicatiedatum
29 december 2020
Zaaknummer
C/10/606274 / JE RK 20-2887
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van kinderen in jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter op 3 december 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen [naam kind 1] en [naam kind 2]. De zaak werd behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder en een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond aanwezig waren. De moeder heeft het ouderlijk gezag over de kinderen, die sinds 2018 onder toezicht staan. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de situatie van de moeder ongewijzigd is en dat zij niet heeft voldaan aan de voorwaarden die zijn gesteld voor een mogelijke terugplaatsing van de kinderen. De moeder heeft weliswaar een cursus afgerond en haar rijbewijs teruggekregen, maar ontkent een alcoholprobleem en heeft geen hulp gezocht voor haar verslavingsproblematiek. De kinderrechter oordeelt dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en dat de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing noodzakelijk zijn voor hun verzorging en opvoeding. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 3 december 2021 en de machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor dezelfde periode. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de moeder en de GI worden aangespoord om in gesprek te blijven over de situatie van de kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/606274 / JE RK 20-2887
Datum uitspraak: 3 december 2020
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam kind 1] ,

geboren op [geboortedatum kind 1] 2012 te [geboorteplaats kind 1] , hierna te noemen: [naam kind 1] ,

[naam kind 2] ,

geboren op [geboortedatum kind 2] 2013 te [geboorteplaats kind 2] , hierna te noemen: [naam kind 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 18 oktober 2020, ingekomen bij de griffie op 19 oktober 2020;
- het e-mailbericht van de moeder met bijlagen van 2 december 2020, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum.
Op 3 december 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder;
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam vertegenwoordigster] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind 1] en [naam kind 2] verblijven in de accommodatie jeugdhulpaanbieder Domus Dulcis Domus.
Bij beschikking van 19 december 2018 zijn [naam kind 1] en [naam kind 2] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 19 december 2020.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 10 juli 2020 een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] in een voorziening voor pleegzorg verleend tot 19 december 2020.

Het verzoek en standpunt van de GI

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] te verlengen met een jaar.
Tevens wordt verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen (
de kinderrechter leest: verlenen)voor de duur van de ondertoezichtstelling. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De situatie van de moeder is ongewijzigd. De moeder heeft in juli 2020 een brief van de GI gekregen met voorwaarden waaraan zij moet voldoen voordat een thuisplaatsing van de kinderen kan worden overwogen. De moeder moet urinecontroles (UC’s) aanleveren en zorgdragen voor een doorverwijzing voor haar persoonlijke- en verslavingsproblematiek. De moeder heeft nog niet aan deze voorwaarden voldaan. Het is niet mogelijk om bij de GI UC’s te laten afnemen. De moeder moet dit bij een andere instantie laten doen. Het is belangrijk dat de moeder aan haar persoonlijke problematiek werkt, voordat de kinderen worden teruggeplaatst.

Het standpunt van de moeder

De moeder is het niet eens met het verzoek. De moeder heeft uitgezocht waar haar klachten vandaan komen. De moeder bleek destijds in juli 2020 hoge corona antistoffen in haar lichaam te hebben. Er was sprake van een medische aandoening. De overbelastbaarheid van de moeder had hiermee te maken. Ook is de moeder van mening dat tijdens het auto-incident haar lever bezig was met antistoffen aanmaken en daardoor de alcohol die zij in haar bloed had, niet heeft afgebroken. De moeder heeft bij het CBR een cursus afgerond en heeft haar rijbewijs teruggekregen. De moeder is van mening dat zij geen alcoholprobleem heeft, maar zij is bereid om elke dag mee te werken aan de UC’s. Zij heeft aan de GI gevraagd of zij zelf de UC’s wil afnemen. Vanwege de wachtlijsten bij de hulpverleningsinstanties heeft de moeder zich nog niet aangemeld voor haar problematiek. Met betrekking tot het incident op 13 oktober 2020 geeft de moeder aan dat zij niet onder invloed was tijdens het belmoment met de kinderen.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW).
[naam kind 1] en [naam kind 2] worden al lange tijd ernstig in hun ontwikkeling bedreigd. De kinderen woonden sinds 22 februari 2019 weer bij de moeder, nadat zij een periode in een pleeggezin hebben gewoond. Op 4 juli 2020 zijn de kinderen wederom met spoed uit huis geplaatst in een pleeggezin, omdat de moeder met teveel alcohol in haar bloed, op de snelweg tegen het verkeer in reed. [naam kind 1] en [naam kind 2] zaten achterin de auto bij de moeder. Sinds 7 augustus 2020 verblijven de kinderen bij de accommodatie jeugdhulpaanbieder Domus Dulcis Domus, waar de kinderen het naar hun zin hebben.
De GI heeft in juli 2020 voorwaarden opgesteld waar de moeder aan moet voldoen om een thuisplaatsing van de kinderen te kunnen overwegen. De moeder dient UC’s aan te leveren die negatief testen op alcohol- en drugsgebruik en de moeder dient zorg te dragen voor een doorverwijzing met betrekking tot haar persoonlijke- en verslavingsproblematiek. Tot op heden heeft de moeder nog niet aan deze voorwaarden voldaan. Op 13 oktober 2020 heeft er nog een incident plaatsgevonden. Er was een sterk vermoeden dat de moeder tijdens een belmoment met de kinderen onder invloed was. De moeder had meerdere keren naar de groep gebeld en [naam kind 1] had veel last van dit gesprek. De moeder ontkent echter dat zij toen alcohol had gedronken.
Net als op de zitting van 10 juli 2020, toont de moeder geen inzicht in haar problematiek en ontkent de moeder overmatig alcoholgebruik. De moeder heeft haar klachten laten onderzoeken in het ziekenhuis. Zij bleek hoge antistoffen van corona in haar lichaam te hebben. Volgens de moeder was zij hierdoor verward en overbelast. De kinderrechter is van oordeel dat de persoonlijke problematiek van de moeder niet alleen toe te schrijven is aan corona. In de periode van 2018-2020 is er meerdere keren een verdenking van het overmatig gebruik van alcohol geweest en is de moeder na het gebruik van alcohol in het verkeer, een rijontzegging opgelegd. Ingewikkeld is dat de moeder de problematiek zelf niet erkent en geen hulpvraag heeft, waardoor de hulpverlening haar moeilijk kan helpen.
De kinderrechter is met de GI van oordeel dat de moeder helderheid dient te geven over haar alcoholproblematiek. De moeder zal de UC’s niet via de GI moeten regelen, maar via de huisarts of Youz. Daarnaast dient de moeder hulpverlening te zoeken voor haar persoonlijke problematiek. Zolang de moeder geen inzicht toont in haar problematiek, daarvoor hulp aanvaardt en haar situatie verandert, kunnen de kinderen niet op een veilige manier worden teruggeplaatst. De kinderrechter is daarom van oordeel dat de plaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] bij Domus Dulcis Domus gecontinueerd dient te worden. De kinderrechter zal een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verlenen voor de duur van een jaar. “Verlenen” nu de lopende machtiging is afgegeven voor plaatsing in een voorziening voor pleegzorg. Nu deze machtiging per heden van kracht wordt en niet langer kan duren dan één jaar, zal de ondertoezichtstelling worden toegewezen tot 3 december 2021.
Het is belangrijk dat de moeder en de GI de komende periode hierover met elkaar in gesprek gaan.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] tot 3 december 2021;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 3 december 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2020 door mr. J. van Driel, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, als griffier. Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 15 december 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.