ECLI:NL:RBROT:2020:12203

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 december 2020
Publicatiedatum
29 december 2020
Zaaknummer
ROT-19_03852 ROT-19_03913
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onvoldoende onderzoek naar geluidsoverlast door koelinstallaties van Lidl in Gorinchem

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen het college van burgemeester en wethouders van Gorinchem (verweerder) en twee eisers die geluidsoverlast ondervonden van de koelinstallaties van Lidl. De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende zorgvuldig had onderzocht of het geluid van de koelinstallaties voldeed aan de normen van het Activiteitenbesluit. De eisers hadden handhavingsverzoeken ingediend, die door verweerder waren afgewezen. De rechtbank benoemde de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak Milieu en Ruimtelijke Ordening (StAB) als deskundige om het geluidsniveau te onderzoeken. De StAB concludeerde dat er geen zekerheid was dat de geluidnormen niet werden overschreden. De rechtbank vernietigde de besluiten van verweerder en oordeelde dat er een nieuw besluit moest worden genomen, waarbij de geluidsoverlast opnieuw moest worden onderzocht. De rechtbank stelde ook dat de proceskosten van de eisers vergoed moesten worden, inclusief de kosten voor het deskundigenrapport. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in bestuursrechtelijke besluitvorming, vooral bij klachten over geluidsoverlast.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 19/3852 en ROT 19/3913

uitspraak van de meervoudige kamer van 24 december 2020 in de zaken tussen

ROT 19/3852
1. [naam eiser ]te [woonplaats eiser] , eiser,
gemachtigde: mr. M. van der Veer,
ROT 19/3913
2.
[naam eiseres], te [plaatsnaam] , eiseres,
gemachtigde: mr. C.C. Ruijsbroek,
hierna gezamenlijk te noemen: eisers,
en

het college van burgemeester en wethouders van Gorinchem, verweerder,

gemachtigden: G.H.C.M. Renne en D.P. Nelemans.
Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
Lidl Nederland GmbH (Lidl),gevestigd te Huizen, vergunninghoudster,
gemachtigde: mr. R.J.H. Minkhorst.

Procesverloop

Bij ongedateerde besluiten, verzonden op respectievelijk 12 oktober 2018 en 24 januari 2019 (de primaire besluiten), heeft verweerder de handhavingsverzoeken van onderscheidenlijk eiseres en eiser in verband met ondervonden geluidsoverlast veroorzaakt door de koelinstallaties van de Lidl, afgewezen.
Bij besluiten van 26 juni 2019 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de bezwaren van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben afzonderlijk tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bij brief van 29 juni 2020 heeft de rechtbank de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak Milieu en Ruimtelijke Ordening (StAB) als deskundige benoemd om de rechtbank van advies te dienen. Op 5 oktober 2020 heeft de StAB advies uitgebracht aan de rechtbank. Vervolgens hebben eiser, eiseres en Lidl gereageerd op het advies van de StAB.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 oktober 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens eiseres is [naam 1] verschenen, bijgestaan door mr. C.C. Ruijsbroek. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Namens Lidl is [naam 2] verschenen, bijgestaan door de gemachtigde van Lidl en [naam 3] . Namens de StAB zijn [naam 4] en [naam 5] verschenen.

Overwegingen

1. Het filiaal van Lidl is gesitueerd op de begane grond van het pand aan de [adres 1] . Boven de winkel zijn 16 appartementen van 2 bouwlagen aanwezig. Deze liggen in een U-vorm. Het binnenterrein (dak van de supermarkt) is bedekt met grint. Rond het binnenterrein ligt langs de voorgevel van de woningen een tegelpad. Aan de zuidkant van het binnenterrein, in de opening van de U-vorm, staan de koelinstallaties van Lidl op het dak. Deze staan op een afstand van circa 5 meter van het meest nabijgelegen appartement, [adres 2] .
2. Op respectievelijk 16 augustus 2018 en 24 september 2018 hebben onderscheidenlijk eiseres en eiser aan verweerder verzocht om jegens Lidl handhavend op te treden in verband met ondervonden geluidsoverlast veroorzaakt door de koelinstallaties van Lidl. Bij deze verzoeken is een geluidsrapport van DPA Cauberg-Huygen B.V. (DPA) van 24 juli 2018 gevoegd.
3. Op 8 november 2018 heeft eiser een aanvullend handhavingsverzoek ingediend. Daarin wordt aangegeven dat er nog regelmatig sprake is van strijdigheid met de maatwerkvoorschriften, aangezien de werkzaamheden bij Lidl al voor 07:00 uur plaatsvinden.
4. In de primaire besluiten merkt verweerder op dat paragraaf 3.2.2 van het geluidsrapport van DPA enkele constateringen beschrijft waarbij is aangegeven dat de geluidsmetingen bemand zijn uitgevoerd. Een deel van deze waarnemingen wordt, aldus verweerder, niet met concrete meetwaarden onderbouwd. Voorts is wel aangegeven welke correcties er zijn toegepast, maar hierbij ontbreekt een correctie voor het continu aanwezige omgevingsgeluid. De overige gebruikelijke correcties volgens de Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999 (HMRI) zijn wel toegepast.
In het geluidsrapport van DPA ontbreekt voorts een beschrijving van de pieken die gemeten zijn in de periode tot 04:00 uur. De vraag is dan ook of bijvoorbeeld de piek van 03:40 uur veroorzaakt is door de koelinstallatie of door een voertuigpassage in de omgeving. Wanneer een volledige analyse was uitgevoerd was het mogelijk geweest om het gemiddelde geluidsniveau te corrigeren voor het aanwezige stoorgeluid. De grafieken in de bijlagen laten immers ook korte perioden zien waarbij het geluidsniveau zakt tot onder de waarde van 40 dB(A).
Om voornoemde redenen is verweerder van mening dat het rapport van DPA niet geheel voldoet aan de HMRI. Wanneer een correctie voor het omgevingsgeluid wordt toegepast, dan zal worden geconcludeerd dat aan de geluidsnormen van artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit milieubeheer (Activiteitenbesluit) wordt voldaan.
Om die reden deelt verweerder niet de conclusie van DPA dat uit de toetsing van de meetresultaten blijkt dat de optredende langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus ter plaatse van de appartementen [adres 3] en [adres 2] hoger zijn dan de grenswaarden van het Activiteitenbesluit en dat het optredende maximale geluidsniveau ter plaatse van het appartement [adres 2] hoger is dan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit. Gelet hierop wijst verweerder de handhavingsverzoeken af.
5. Bij de bestreden besluiten heeft verweerder de primaire besluiten onder aanvulling met een nadere motivering in stand gelaten.
In aanvulling op de motivering van de primaire besluiten stelt verweerder dat in de afgelopen jaren in opdracht van Lidl door Ardea en door toezichthouders van de Omgevingsdienst Zuid Holland Zuid (OZHZ) meerdere geluidsonderzoeken zijn uitgevoerd om te beoordelen of er sprake is van overschrijding van de in het Activiteitenbesluit genoemde geluidsgrenswaarden. Sinds het uitvoeren van deze geluidsonderzoeken hebben zich geen relevante nieuwe omstandigheden met betrekking tot de koelinstallaties van Lidl voorgedaan.
Uit de zeven in de periode van 28 januari 2015 t/m 4 maart 2017 uitgevoerde geluidsonderzoeken, deels naar aanleiding van eerdere handhavingsverzoeken met betrekking tot geluidsoverlast van de koelinstallaties van Lidl, blijkt dat steeds geen overtreding van de geluidsnormen als bedoeld in artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit is vastgesteld. Dit brengt verweerder tot de conclusie dat de handhavingsverzoeken moeten worden afgewezen.
Verder merkt verweerder in het ten aanzien van eiser genomen besluit op dat tijdens de toezichtuitoefening door toezichthouders van de OZHZ naar aanleiding van de ontvangen klachten niet is vastgesteld dat bedoeld maatwerkvoorschrift wordt overtreden.
6. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder bij het bestreden besluit wederom geen kenbare beslissing op het aanvullende handhavingsverzoek met betrekking tot de laad- en loswerkzaamheden neemt.
Eiser stelt zich daarnaast op het standpunt dat verweerder ter aanvulling van het primaire besluit enkel verwijst naar de onderzoeken van de OZHZ en Ardea in de afgelopen jaren tot maart 2017. Uit deze onderzoeken zou blijken dat zich geen overtreding van de geluidnormen voordoet, dit terwijl de OZHZ op 7 augustus 2018 wel degelijk een onderzoek heeft uitgevoerd waarbij zij een overtreding van het Activiteitenbesluit heeft geconstateerd. Vanwege het warme weer op die dag adviseerde de OZHZ verweerder om meer onderzoek te doen om een representatief beeld te verkrijgen.
Ondanks dit laatste onderzoek en het rapport van DPA, waarbij overtredingen van het Activiteitenbesluit zijn vastgesteld, meent verweerder te kunnen volstaan met de opmerking dat zich na maart 2017 geen nieuwe omstandigheden hebben voorgedaan. Er zijn volgens eiser genoeg redenen te bedenken waarom de koelinstallaties thans meer geluid produceren dan in de periode voor maart 2017. Te denken valt aan veroudering of defecten aan de installaties en/of gemiddeld hogere temperaturen in de zomerperiode. In ieder geval had verweerder in voornoemde rapporten van na maart 2017 aanleiding moeten zien onderzoek te verrichten naar de door eiser gestelde overtredingen van het Activiteitenbesluit. Nu verweerder dit heeft nagelaten heeft verweerder gehandeld in strijd met de vereiste zorgvuldigheid. Door er geen blijk van te geven dat het meetrapport van 7 augustus 2018 van de OZHZ bij de overwegingen een rol heeft gespeeld, is het bestreden besluit tevens ondeugdelijk gemotiveerd.
7. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij aan de hand van door een gerenommeerd geluidsbureau uitgevoerde geluidsmetingen heeft aangetoond dat er ten aanzien van de op het dak geïnstalleerde koelmotoren sprake is van een overschrijding van de geluidsnormen. Desondanks weigert verweerder op basis van oude en gebrekkige rapporten onderzoek te doen en wijst hij het verzoek om handhaving af. Daarbij betwist verweerder liever met oneigenlijke argumenten het onderzoeksrapport van DPA, dan dat hij zelf onderzoek doet.
Verweerder kan volgens eiseres niet volstaan met een verwijzing naar een oude situatie als er sprake is van een door middel van een onderzoeksrapport onderbouwde overtreding.
De destijds door verweerder uitgevoerde onderzoeken hebben niet in de nacht plaatsgevonden en ook niet gedurende de perioden waarin de koelmotoren het meest intensief worden gebruikt. In dat kader verwijst eiseres naar een aantal conclusies van geluidsdeskundige Vliex. De conclusie van verweerder dat het ingebrachte rapport van DPA geen correctie van het stoorgeluid bevatte is door DPA weerlegd. Omdat er ten tijde van de meting geen sprake was van omgevingsgeluid heeft daarvoor geen correctie plaatsgevonden. Doordat verweerder niet zelf een geluidsonderzoek heeft uitgevoerd is er sprake van een onzorgvuldige besluitvorming en een motiveringsgebrek.
8. Lidl stelt zich op het standpunt dat blijkens de metingen van de OZHZ er in de nacht altijd sprake is geweest van omgevingsgeluid zodat het onaannemelijk is dat bij de meting van DPA daar geen sprake van zou zijn geweest. Indien gecorrigeerd voor dat omgevingsgeluid is er geen sprake van een overschrijding van de geluidsnormen. De meting van de OZHZ van 7 augustus 2018 is volgens Lidl niet representatief omdat er toen sprake was van een gemiddelde temperatuur van ruim 31 graden. Lidl ontgaat overigens het nut om na al die jaren steeds maar weer de geluidsnormen te onderzoeken.
9. De rechtbank heeft aanleiding gezien de StAB als onafhankelijke deskundige in te schakelen. De rechtbank heeft haar gevraagd te onderzoeken of verweerder ter zake van koelinstallaties van Lidl terecht stelt dat ten tijde van de bestreden besluiten er geen sprake was van een overtreding van de geluidnormen, opgenomen in artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit. Verder heeft de rechtbank gevraagd om ook eventuele andere punten die voor de boordeling van belang zijn aan te geven, die zo mogelijk te onderzoeken en daarover te adviseren.
10. De StAB heeft kennisgenomen van de volledige beroepsdossiers, heeft partijen de mogelijkheid geboden hun standpunten toe te lichten en heeft de situatie ter plaatse bekeken.
10.1.
De StAB heeft - zo blijkt uit haar verslag van 5 oktober 2020 - eerst de diverse geluidmetingen die ter plaatse door verschillende bureaus tussen 2015 en 2018 zijn uitgevoerd geanalyseerd.
10.1.1.
De StAB heeft daarbij onder meer vastgesteld dat de resultaten van de metingen van de OZHZ van 22 oktober 2015 en 3/4 maart 2017 en van Ardea van 1 november 2015 ongeldig zijn omdat het stoorgeluidniveau te hoog was. De meting van Ardea van 30 oktober 2015 is niet geldig, omdat het niet zeker is dat de invloed van stoorgeluid juist is bepaald. Indien bij de meting van de OZHZ van 14 november 2014 wordt uitgegaan van de geluidbelasting bij de maatgevende woning, dan is sprake van een overschrijding van de geluidnorm van het Activiteitenbesluit in de dagperiode van 3 dB.
10.1.2.
Alleen bij de meting van de OZHZ in de avondperiode van 10 september 2015, waarbij aan alle vereisten wordt voldaan, is volgens de StAB ter plaatse geen overschrijding van de geluidnormen geconstateerd. Op grond van de analyse van de door verweerder in het bestreden besluit aangehaalde geluidmetingen komt de StAB bovendien tot de conclusie dat met betrekking tot de nachtperiode geen (geldig) meetresultaat beschikbaar is.
10.2.
In het verslag merkt de StAB verder op dat de OZHZ op 5 augustus 2020 een nieuwe geluidmeting heeft uitgevoerd. Er is gedurende ruim een etmaal een onbemande geluidmeting uitgevoerd. In de rapportage is het langtijdgemiddelde geluidniveau vanwege de koelinstallaties in de nacht van 5 op 6 augustus bepaald op 42 dB(A), een overschrijding van de geluidnorm uit het Activiteitenbesluit van 2 dB. De StAB acht deze meting en analyse voldoende betrouwbaar om vast te kunnen stellen dat niet zeker is dat voldaan wordt aan de geluidnorm voor de nachtperiode uit het Activiteitenbesluit. De OZHZ heeft namelijk een correctie op de meetwaarden toegepast voor het laagst optredende equivalente geluidniveau in de nachtperiode gedurende 1 minuut (LAeq1 min). De geluidmeting is uitgevoerd op een meethoogte van 1,5 meter, terwijl de beoordelingshoogte in de nachtperiode 5,0 meter bedraagt. De werkelijke geluidbelasting op de gevel van [adres 2] zal daardoor zeker niet lager zijn dan de indicatieve waarde van 42 dB(A) in de nachtperiode.
10.3.
De StAB heeft daarnaast ook zelf op 11 en 27 augustus 2020 metingen uitgevoerd.
Op
11 augustus 2020(een zeer warme dag) zijn tussen 14.50 en 15.40 uur tien metingen van één minuut verricht. De gemeten geluidniveaus varieerden tussen 54,5 en 55,8 dB(A). Tijdens deze metingen is het geluid van de koelmotoren duidelijk hoorbaar en heeft het geluid van de koelinstallaties een tonaal karakter dat duidelijk hoorbaar is. Het tonale karakter is niet voortdurend waarneembaar, maar treedt met enige regelmaat en gedurende langere periodes op.
In de meetperiode op 11 augustus 2020 was vanwege de wind uit (zuid)oostelijke richting geen achtergrondgeluid (stoorgeluid) waarneembaar van wegverkeer op de rijkswegen A15 en A27, maar was wel sprake van kortdurende voorgrondgeluiden, zoals langsrijdende auto’s en schreeuwende kinderen. Daarnaast werd een vrachtwagen met rolcontainers bij het magazijn van Lidl geladen en gelost. De metingen zijn zodanig uitgevoerd, dat het stoorgeluid geen invloed had op het meetresultaat. De geluidbelasting van 57 dB(A) die StAB op 11 augustus 2020 in de dagperiode heeft bepaald bij de woning [adres 2] is goed vergelijkbaar met de resultaten van de eerdere geluidmetingen van OZHZ tijdens warme dagen (of tijdens een situatie waarin de koelinstallaties op vol vermogen draaiden). Op 14 november 2014 is een geluidbelasting van 53 dB(A) bepaald (inclusief toeslag van 5 dB voor tonaal geluid) en op 7 augustus 2018 een geluidbelasting van 54 dB(A) (zonder toeslag voor tonaal geluid).
Op
27 augustus 2020is tussen 0:20 en 0:50 uur gedurende een half uur een geluidmeting
verricht, waarbij het gemeten geluidniveau iedere seconde is vastgelegd. Het gemeten
geluidniveau over 30 minuten bedroeg 47,4 dB(A). Tijdens deze meting was het geluid van
de koelmotoren duidelijk hoorbaar. Tijdens de metingen heeft de StAB eveneens vastgesteld dat het geluid van de koelinstallaties een tonaal karakter heeft dat duidelijk hoorbaar is. Het tonale karakter was voortdurend waarneembaar.
Vanwege de wind uit (zuid)westelijke richting was in de meetperiode achtergrondgeluid
(stoorgeluid) van wegverkeer op de rijksweg A27 waarneembaar, echter (veel) minder luid
dan het geluid van de koelinstallaties. In de meetperiode was ook stoorgeluid aanwezig
vanwege kortdurende voorgrondgeluiden, zoals langsrijdende auto’s en pratende mensen.
Bij het optreden van storend voorgrondgeluid is de geluidmeting steeds kort onderbroken.
Voor het achtergrondgeluid is een indicatieve correctie van 2 dB op het meetresultaat
toegepast, op basis van een inschatting die op het gehoor is gemaakt.
De voornoemde geluidbelasting van 47 dB(A) is goed vergelijkbaar met de resultaten van de eerdere geluidmetingen in de nachtperiode. Op 12 juli 2018 is door DPA een geluidbelasting van 44 dB(A) bepaald (zonder toeslag van 5 dB voor tonaal geluid en zonder correctie voor stoorgeluid). OZHZ heeft op 6 augustus 2020 een geluidbelasting van
42 dB(A) bepaald (zonder toeslag van 5 dB voor tonaal geluid).
10.4.
Met betrekking tot de hoge temperaturen tijdens de meting op 11 augustus 2020 stelt de StAB dat de koelinstallaties op dat moment vol in bedrijf waren. De gehele dagperiode loopt echter van 7:00 tot 19:00 uur. In de ochtenduren is de temperatuur lager, waardoor de koelinstallaties dan minder vermogen hoeven te leveren en dus ook een lagere
geluidemissie hebben. Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau in de dagperiode zal daarom enkele dB’s lager zijn dan 57 dB(A). Het is op basis van de meting echter wel aannemelijk dat de koelinstallaties in de dagperiode de geluidnorm van 50 dB(A) uit het Activiteitenbesluit overschrijden. Bovendien kan de geluidbelasting tijdens een warme dag volgens de StAB wel als representatief beschouwd worden. Uit historische data van het KNMI blijkt namelijk dat in Gorinchem in 2019 en 2020 minimaal 12 dagen per jaar sprake was van een maximum temperatuur van 29 °C of hoger. Ook de meting die OZHZ op 7 augustus 2018 heeft uitgevoerd onder zeer warme omstandigheden acht de StAB daarom representatief. Uit het meetresultaat blijkt aldus dat de geluidnorm van het Activiteitenbesluit in de dagperiode wordt overschreden.
10.5.
Ten aanzien van het tonaal geluid merkt de StAB op dat in de HMRI is aangegeven dat wanneer het tonale karakter bij woningen duidelijk hoorbaar is, een toeslag (K1) van 5 dB op het berekende en/of gemeten equivalente geluidniveau moet worden toegepast.
De StAB merkt op tijdens de meting op 11 augustus 2020 het tonale karakter van het geluid
van de koelinstallaties duidelijk te hebben gehoord. Eiser heeft toegelicht dat de hinder van het geluid van de koelinstallaties vooral te maken heeft met de continu aanwezige bromtoon. De StAB is van mening dat op de gemeten geluidniveaus in alle gevallen een straftoeslag (K1) van 5 dB toegepast moet worden, omdat het tonale karakter (door de bromtoon van 50 of 100 Hertz) van het geluid van de koelinstallaties vrijwel voortdurend duidelijk hoorbaar is.
De StAB merkt verder op dat naast de koelinstallaties een transformatorhuisje staat (niet op het dak, maar op de grond naast de supermarkt). Transformatoren kunnen, net als condensors en ventilatoren, een bron zijn van laagfrequent geluid in de frequentiebanden 50 en 100 Herz. Tijdens de geluidmetingen is duidelijk waargenomen dat van de koelinstallaties een bromtoon afkomstig is. Daarnaast heeft de StAB niet waargenomen dat het naastgelegen transformatorgebouw een bromtoon veroorzaakt. Om een eventuele bijdrage van het transformatorgebouw uit te kunnen sluiten, dient volgens de StAB nader onderzoek gedaan te worden, waarbij de koelinstallaties intermitterend aan- en uitgezet worden.
10.6.
De StAB kan verweerder volgen in haar standpunt dat aannemelijk is dat bij de geluidmetingen van DPA sprake is geweest van stoorgeluid en dat daarvoor een correctie had moeten plaatsvinden. Tijdens de geluidmeting van de StAB bleek echter ook dat het geluid van de koelinstallaties duidelijk luider was dan het achtergrondgeluid van het wegverkeer. Verder acht de StAB aannemelijk dat tijdens de meetperiode van DPA geen sprake was van andere storende voorgrondgeluiden die invloed op de geluidmeting hebben gehad. De omgeving is namelijk te kwalificeren als rustige woonwijk in een stad.
Op basis van het geluidniveau van de koelinstallaties van 44 dB(A) dat DPA heeft vastgesteld, kan daarom niet direct worden geconcludeerd dat geen sprake is van een
overschrijding van de geluidnorm van 40 dB(A) uit het Activiteitenbesluit.
10.7.
De StAB komt op basis van haar onderzoek tot de conclusie dat niet met zekerheid gesteld kan worden dat ten tijde van de bestreden besluiten geen sprake was van een overschrijding van de geluidnormen ten gevolge van het geluid van de koelinstallaties.
11. Eiser kan zich volledig vinden in het door de StAB verrichte onderzoek en de daaruit getrokken conclusie.
12. Eiseres heeft in reactie op het advies van de StAB een rapport van Noordelijk Akoestisch Adviesburo B.V. (NAA) van 13 oktober 2020 overgelegd. NAA kan zich vinden in de beoordeling van de StAB met betrekking tot het tonaal geluid, maar vindt de technische onderbouwing daarbij 'mager'. Volgens NAA is een meer objectieve methode de kritische bandbreedte methode die beschreven staat in ISO 1996-2 Annex C. Deze methode geeft aan in hoeverre de tonale component hoorbaar is. In de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 21 juni 2006, ECLI:NL:RVS: 2006:AX9046, en 4 maart 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BH4638, wordt dit gebruik geaccepteerd.
NAA stelt daarnaast dat het in het belang van de bewoners is dat een toeslag tonaal geluid van +5 dB wordt toegepast. Deze extra toeslag op het gemeten geluidsniveau beschermt in feite de bewoners en houdt rekening met het woon- en leefklimaat. Dat sprake kan zijn van tonaal geluid, zeker bij minder achtergrondgeluid, ligt voor de hand. Voor de worst case situatie moet dan ook rekening worden gehouden met de toeslag tonaal geluid.
13. Lidl merkt ter zake van de stoorgeluidcorrectie op dat Ardea de door haar toegepaste methode, die afwijkt van de drie in de HMRI genoemde methoden, naar aanleiding van het concept-advies heeft toegelicht en heeft uitgelegd dat deze methode valide is. Hier gaat de StAB echter niet op in.
Namens Lidl stelt adviseur [naam 3] van Peutz dat de StAB het concept-advies ten onrechte niet heeft aangepast wat betreft het tonaal geluid. De StAB geeft in haar reactie wel aan dat onder representatieve bedrijfsomstandigheden het tonale geluid van de koelinstallaties duidelijk hoorbaar is, maar anderzijds erkent de StAB dat het in geval van twijfel niet ongebruikelijk is om een smalbandige spectrale analyse te gebruiken om tonaliteit te kunnen vaststellen, zoals de kritische bandbreedte methode.
Gelet hierop lijkt, in tegenstelling tot hetgeen de StAB aangeeft, ten aanzien van het aspect tonaliteit en de daarbij toe te passen toeslag van 5 dB ten aanzien van de koelinstallaties nog geen volledig uitsluitsel te bestaan. [naam 3] wijst er in dit verband op dat op pagina 20 van het StAB-verslag in de 3e alinea wordt aangegeven dat nader onderzoek nodig zou zijn om een eventuele bijdrage van het naastgelegen transformatorgebouw te kunnen uitsluiten. In de laatste alinea van pagina 21 van het StAB­verslag wordt voorts aangegeven dat met een aanvullende spectrale analyse eventuele tonaliteit van de koelinstallaties kan worden uitgesloten.
Ondanks dat de StAB haar rapport inzake het niet toepassen van een bedrijfsduurcorrectie op haar meetresultaten niet heeft aangepast meent [naam 3] dat de eerdere constatering van Peutz in dat kader stand houdt. Peutz stelt in dit verband dat hantering door de StAB van een meer realistische bedrijfsduurcorrectie van 2 dB op haar meetresultaten en het achterwege laten van de toeslag van 5 dB voor tonaalgeluid zou resulteren in een langtijdgemiddeld beoordelingsniveau van 50 dB(A) in de dagperiode en 40 dB(A) in de nachtperiode. Hiermee zou worden voldaan aan de geluidsgrenswaarden van het Activiteitenbesluit.
Op basis van statistische gegevens die zijn samengevat in tabel 3 van het StAB-verslag op pagina 19 wordt gesteld dat een situatie met een temperatuur van meer dan 29 °C zich in 2019 en 2020 minimaal 12 keer per jaar voordoet. Volgens Lidl blijkt uit tabel 2 van het StAB-verslag dat er ten tijde van de meting van de StAB van 11 augustus 2020 sprake was van een buitentemperatuur van 33 °C. Nu een situatie met een buitentemperatuur van meer dan 33 °C zich slechts maximaal vijf keer per jaar voordoet is er naar de mening van Lidl geen sprake van een representatieve bedrijfssituatie.
14. De rechtbank stelt allereerst vast dat eiser ter zitting heeft verklaard dat zijn beroepsgrond met betrekking tot de laad- en loswerkzaamheden niet langer gehandhaafd wordt. Deze beroepsgrond wordt door de rechtbank dan ook niet beoordeeld.
15. De rechtbank overweegt vervolgens het volgende.
16. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling mag een rechter in beginsel afgaan op de inhoud van het verslag van een deskundige als bedoeld in artikel 8:47 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dat is slechts anders indien dat verslag onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen of anderszins zodanige gebreken bevat dat het niet aan de oordeelsvorming ten grondslag mag worden gelegd.
De StAB is een deskundige in voornoemde zin. De rechtbank neemt haar advies tot uitgangspunt bij de beoordeling van het onderhavige geschil.
17.1
De StAB concludeert in haar verslag van 5 oktober 2020 dat ten tijde van het nemen van de bestreden besluiten niet met zekerheid kon worden gesteld dat het geluid van de koelinstallaties de geluidnormen van het Activiteitenbesluit niet overschreed. Weliswaar zijn, zoals verweerder stelt, vanaf 2014 regelmatig geluidmetingen uitgevoerd waaruit blijkt dat de geluidnormen niet worden overschreden, maar een groot deel van deze metingen is ongeldig vanwege een te hoog stoorgeluidniveau of het onjuist bepalen van het stoorgeluidniveau. Uiteindelijk hebben slechts drie valide geluidmetingen plaatsgevonden, waarbij uit het meetresultaat van één daarvan een overschrijding van de geluidnormen blijkt. In de nachtperiode is geen enkele valide geluidmeting uitgevoerd.
17.2.
Dat, naar Lidl in dit verband stelt, Ardea aan de StAB de door haar toegepaste methode heeft toegelicht maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat haar geluidmetingen alsnog geldig zijn te achten. De door Ardea toegepaste methode, waarbij wordt uitgegaan van een conservatieve bepaling van het stoorgeluid op basis van het L95-niveau, voldoet volgens de StAB niet aan wat is voorgeschreven in het HMRI. De rechtbank ziet geen aanleiding de StAB niet te volgen in haar oordeel over de tussen 2015 en 2018 uitgevoerde geluidmetingen.
18.1.
Verder heeft de StAB geconcludeerd dat het geluid van de koelinstallaties een
duidelijk hoorbaar tonaal karakter heeft. Op de meetresultaten zou daarom steeds een straftoeslag van 5 dB moeten worden toegepast. Met die straftoeslag is aannemelijk dat de geluidnormen van het Activiteitenbesluit ter plaatse worden overschreden, in zowel de dag-, avond- als nachtperiode. De StAB oordeelt dat niet mag worden afgezien van de straftoeslag zonder voorafgaande uitsluiting van het tonale karakter van het geluid in een nadere spectrale analyse van de meetresultaten.
18.2.1.
De rechtbank overweegt dat de StAB het, gelet op de laatste zin, in geval van twijfel op zich niet ongebruikelijk acht om tonaliteit vast te stellen aan de hand van een smalbandige spectrale analyse zoals de kritische bandbreedte methode. Omdat de beoordeling van tonaal geluid vaak subjectief is, verdient het volgens de StAB aanbeveling om die door twee representanten van het bevoegd gezag te laten doen. Anderzijds heeft de StAB in haar rapport en ter zitting aangegeven dat bij haar geen sprake is van twijfel en dat zij zelf heeft vastgesteld dat het tonaalgeluid duidelijk hoorbaar en voortdurend waarneembaar is, dat de meting van 27 augustus 2020 daarom in tertsbanden is vastgelegd, en dat het tonale (brom)geluid zeker niet afkomstig is van het transformatorhuisje dat op de grond naast de supermarkt staat, zodat op de gemeten geluidniveaus in alle gevallen overeenkomstig de HMRI een straftoeslag van 5 dB moet worden toegepast.
18.2.2.
In wat Lidl heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding de StAB hierin niet te volgen. Dat de kritische bandbreedte methode (meer) objectief is, maakt nog niet dat het inzake het tonaalgeluid door de StAB op basis van de HMRI uitgevoerde onderzoek en de daarop gebaseerde onderbouwing gebrekkig is te achten. Lidl stelt dat de conclusie van de StAB voorbarig zou zijn, onder meer omdat uit de geluidsrapporten van Ardea van 2014 en 2015 blijkt dat er in het geheel geen tonaalgeluid is waargenomen. De rechtbank volgt die stelling niet omdat in het StAB-rapport uitvoerig gemotiveerd wordt gesteld dat deze geluidsrapporten niet deugen. De rechtbank acht - gelet op de onderzoeksvraag en hetgeen door de StAB in haar verslag en ter zitting over het tonaalgeluid is verklaard - de conclusie dat ten tijde van de bestreden besluiten de geluidnorm(en) van het Activiteitenbesluit (mede) als gevolg van tonaalgeluid worden overschreden ook overigens niet voorbarig. De StAB heeft slechts voor eventueel nader onderzoek gewezen op de mogelijkheid om de kritische bandbreedte methode toe te passen. Naast het feit dat ventilatoren en condensors in koelinstallaties bekende bronnen van tonaal geluid zijn overweegt de rechtbank dat ook de OZHZ in de rapportage van de meting op 14 november 2014 heeft vermeld dat ter plaatse sprake is van tonaal geluid.
19.1.
De stelling van Lidl, dat de StAB ten onrechte op haar meetresultaten een meer realistische bedrijfsduurcorrectie van 2 dB zou dienen toe te passen, kan naar het oordeel van de rechtbank niet slagen. De StAB heeft in haar verslag en ter zitting geconstateerd dat weliswaar de individuele koelinstallaties niet continu in bedrijf zijn, maar dat er van de in totaal acht afzonderlijke koelinstallaties, met één of meerdere ventilatoren, altijd minimaal één in bedrijf is. Dat maakt dat onder representatieve omstandigheden geen bedrijfsduurcorrectie kan worden toegepast voor alle koelinstallaties samen. De StAB heeft er in dit verband nog op gewezen dat ook uit het verslag van de nieuwe geluidmetingen van de OZHZ van 5 augustus 2020 blijkt dat het geluid van de koelinstallaties continu hoorbaar is.
19.2.
Over de stelling van verweerder dat de geluidmeting die bij hoge buitentemperatuur is uitgevoerd buiten beschouwing moet blijven, omdat deze hoge temperaturen niet representatief zijn, heeft de StAB in haar rapport opgemerkt dat de jaren 2019 en 2020 meer dan 12 van zulke warme dagen kenden. Omdat het op grond van meteorologische gegevens aannemelijk is dat ook in de toekomst sprake zal zijn van minimaal 12 van zulke warme dagen per jaar, zijn de geluidmetingen onder zeer warme omstandigheden (met de koelinstallaties op vol vermogen) daarom volgens de StAB wel representatief. Uit die geluidmetingen blijkt een overschrijding van de geluidnormen.
Lidl merkt op dat er gedurende de meting die door de StAB is uitgevoerd op 11 augustus tussen 15:00 en 16:00 uur geen sprake is geweest van een representatieve bedrijfssituatie, omdat de buitentemperatuur 33 °C bedroeg, iets wat zich blijkens 'weerstatistieken.nl' in 2019 en 2020 maximaal vijf keer per jaar voordeed. De rechtbank overweegt daarover dat de StAB ter zitting heeft verklaard dat de uitslag van een geluidsmeting bij 29 °C niet wezenlijk zal verschillen van het resultaat van die meting bij 33 °C en overigens gelijke omstandigheden.
De StAB heeft daarbij in haar verslag ter zake van de meting op die dag aangegeven dat de gehele dagperiode van 7:00 uur tot 19:00 uur loopt, dat de koelinstallaties in de ochtenduren minder vermogen hoeven te leveren en dus ook een lagere geluidemissie hebben waardoor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau in de dagperiode daarom enkele dB’s lager zal zijn dan de 57 dB(A) zoals door de StAB is bepaald, maar dat het op basis van deze meting wel aannemelijk is dat de koelinstallaties in de dagperiode de geluidnorm van 50 dB(A) uit het Activiteitenbesluit overschrijden. De rechtbank volgt ook die redenering.
20. Hetgeen overigens door verweerder en Lidl naar aanleiding van het verslag van de StAB naar voren is gebracht geeft de rechtbank onvoldoende concrete aanknopingspunten om niet uit te gaan van het verslag en de daarin verwoorde conclusies. Daarbij neemt zij mede in aanmerking dat de StAB de reacties op het conceptadvies uitgebreid heeft beantwoord en voor zover nodig haar verslag daarop heeft aangepast. De StAB heeft de onder rechtsoverweging 10.7. getrokken conclusie inzichtelijk uiteengezet.
Op basis van de eerdere metingen, in samenhang met de melding van Lidl dat er sinds 2014 geen wijzigingen aan de koelinstallaties hebben plaatsgevonden, alsmede op basis van de meting van DPA van 24 juli 2018, in samenhang met de andere bevindingen door de StAB en de door haar getrokken conclusies, kan naar het oordeel van de rechtbank niet met zekerheid worden geconcludeerd dat tijdens het nemen van de bestreden besluiten geen sprake was van een overschrijding van de geluidnormen uit het Activiteitenbesluit.
21. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet enkel op basis van de rapportages uit het verleden de handhavingsverzoeken van eisers heeft kunnen afwijzen. Verweerder heeft niet dan wel onvoldoende zorgvuldig onderzocht of het door de koelinstallaties van de Lidl geproduceerde geluid ter plaatse van de woningen van eisers voldoet aan de normen zoals vermeld in het Activiteitenbesluit. Het betoog van eisers ter zake slaagt.
22. Het voorgaande betekent dat verweerder de bestreden besluiten in strijd met artikel 3:2 van de Awb onvoldoende zorgvuldig heeft voorbereid. De beroepen zijn gegrond. De bestreden besluiten zullen worden vernietigd.
De rechtbank ziet geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien, omdat er eerst een zorgvuldig geluidsonderzoek ter plaatse dient plaats te vinden. De rechtbank ziet om diezelfde reden geen aanleiding om met toepassing van artikel 8:51a van de Algemene wet bestuursrecht een tussenuitspraak te doen, om verweerder in de gelegenheid te stellen de gebreken te herstellen. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
23. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, zal zij bepalen dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
24. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor eiser vast op € 1050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525,- en wegingsfactor 1). Voor eiseres stelt de rechtbank de gemaakte proceskosten eveneens vast op € 1050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525,- en wegingsfactor 1).
Eisers hebben gevraagd om vergoeding in verband met het opstellen van een deskundigenrapport. De rechtbank acht het inroepen van een deskundige in dit geval redelijk omdat eisers dit rapport hebben laten opstellen ter onderbouwing van hun standpunt dat de koelinstallaties van Lidl niet voldoen aan de geluidsnormen van artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit. Om die reden komen de daarvoor gemaakte kosten voor vergoeding in aanmerking. Omdat de deskundigenkosten van € 4537,50 voor beide partijen zijn gemaakt, zal de veroordeling van proceskosten op dit punt ten behoeve van beide partijen, ieder voor de helft, worden uitgesproken.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de bestreden besluiten;
  • bepaalt dat verweerder nieuwe beslissingen op het bezwaar neemt met inachtneming van deze uitspraak;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht van € 345,- vergoedt;
  • bepaalt dat verweerder aan eiser het betaalde griffierecht van € 174,- vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 3318,75, waarvan € 1050,- is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 3318,75, waarvan € 1050,- is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S. Flikweert, voorzitter, en mr. W.M.P.M. Weerdesteijn en mr. G.C.W. van der Feltz, leden, in aanwezigheid van mr. A. Vermaat, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 24 december 2020.
De griffier is buiten staat De voorzitter is verhinderd te tekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.