ECLI:NL:RBROT:2020:12292

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 juli 2020
Publicatiedatum
2 januari 2021
Zaaknummer
C/10/596237 / KG ZA 20-383
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang ontzegd aan medisch specialist in ziekenhuis na klachten over functioneren en grensoverschrijdend gedrag

In deze zaak vorderden Männlichen B.V. en [naam eiser] in kort geding dat IJsselland en het MSB hen zouden verplichten om de toegang van [naam eiser] tot het ziekenhuis te herstellen en de contractuele verplichtingen na te komen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de toegang van [naam eiser] tot het ziekenhuis definitief was ontzegd op basis van ernstige klachten over zijn functioneren en grensoverschrijdend gedrag. De rechter stelde vast dat er een gebrek aan samenwerking was binnen de vakgroep interne geneeskunde, wat risico's voor de patiëntveiligheid met zich meebracht. De vorderingen van Männlichen en [naam eiser] werden afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten. De rechter benadrukte dat de situatie binnen de vakgroep al jaren problematisch was en dat er onvoldoende actie was ondernomen door zowel IJsselland als het MSB om deze te verbeteren. De uitspraak bevestigde dat de ontzegging van de toegang gerechtvaardigd was en dat de ledenovereenkomst met het MSB was geëindigd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/596237 / KG ZA 20-383
Vonnis in kort geding van 3 juli 2020
in de zaak van

1..de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid MÄNNLICHEN B.V.,

gevestigd te Rotterdam,
2.
[naam eiser],
wonende te [woonplaats eiser],
eisers,
advocaat mr. W. al Jaboury te Rotterdam,
tegen

1..de stichting STICHTING IJSSELLAND ZIEKENHUIS,

gevestigd te Capelle aan den IJssel,
2. de coöperatie
COÖPERATIEF MEDISCH SPECIALISTISCH BEDRIJF IJSSELLAND U.A.,
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
gedaagden,
advocaat mr. A.J.H.W.M. Versteeg te Amsterdam.
Partijen worden hierna Männlichen, [naam eiser], IJsselland en het MSB genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 15 mei 2020, met producties 1 t/m 32, waarbij de voorzieningenrechter, gelet op het als productie 2 overgelegde uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel, de naam van de als gedaagde 2 gedagvaarde partij verbeterd leest,
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 t/m 10,
  • twee aanvullende producties van IJsselland en het MSB, ingekomen op 2 en 3 juni 2020, die worden aangemerkt als producties 11 en 12,
  • de producties 33 en 34 van Männlichen en [naam eiser], ingekomen op 2 juni 2020,
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 3 juni 2020,
  • de pleitnotities van de advocaten van partijen,
  • de correspondentie tussen de advocaten van partijen van 10, 15, 16 en 17 juni 2020,
  • de voortzetting van de mondelinge behandeling op 17 juni 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling in dit kort geding vond gelijktijdig plaats met de mondelinge behandeling in het kort geding tussen partijen met zaak- en rolnummer C/10/596963 / KG ZA 20-423. De behandeling is in beide zaken aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen hun geschillen in der minne te regelen. Daarin zijn zij niet geslaagd, waarna de behandeling in beide zaken op hetzelfde moment is voortgezet. Ten slotte is in beide zaken vonnis bepaald op heden.

2..De feiten

2.1.
Op 1 juni 2014 is [naam eiser] als oncoloog toegetreden tot een (voormalige) maatschap die in het ziekenhuis van IJsselland (hierna: het ziekenhuis) medisch specialistische zorg verleende op het gebied van de interne geneeskunde.
2.2.
Vanaf 1 januari 2015 zijn IJsselland en het MSB een samenwerking aangegaan tot het gezamenlijk verlenen van medisch specialistische zorg aan patiënten in het ziekenhuis. Op grond van de daartoe gesloten samenwerkingsovereenkomst heeft IJsselland alle medisch specialistische zorg exclusief uitbesteed aan het MSB. Artikel 1.3 van de samenwerkingsovereenkomst bepaalt dat IJsselland ten behoeve van de samenwerking leden van het MSB toegang verschaft om in het ziekenhuis als medisch specialist op het gebied van hun specialisme zorg te verlenen.
Artikel 13 lid 1 van bijlage 3 bij de samenwerkingsovereenkomst bepaalt dat de raad van bestuur van IJsselland, na overleg met het bestuur van het MSB, een medisch specialist de toegang tot het ziekenhuis kan ontzeggen, op grond van omstandigheden van zo ernstige aard of een gegrond vermoeden van zodanige aard dat aanwezigheid van die medisch specialist in het ziekenhuis niet langer kan worden geaccepteerd.
2.3.
Met ingang van 1 januari 2015 hebben het MSB, [naam eiser] en zijn praktijkvennootschap Männlichen een ledenovereenkomst gesloten. Op grond daarvan is Männlichen per die datum lid geworden van het MSB. Daarbij heeft het MSB aan Männlichen de opdracht verstrekt om [naam eiser] in te zetten voor het verlenen van medisch specialistische zorg in het ziekenhuis op het gebied van zijn specialisme, ter uitvoering van onder meer de samenwerkingsovereenkomst. De ledenovereenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd. De opzegging en beëindiging daarvan is geregeld in artikel 9. Het eerste lid van dit artikel bepaalt op welke gronden het MSB kan opzeggen. Lid 6 sub i. van dit artikel bepaalt dat de ledenovereenkomst zonder opzegging een einde neemt op het moment dat de betrokken medisch specialist de toegang tot het ziekenhuis definitief is ontzegd.
2.4.
Een lid van het MSB vormt samen met de andere leden van hetzelfde specialisme een vakgroep. Via hun praktijkvennootschappen vormen de medisch specialisten voor het medisch specialisme interne geneeskunde zo’n vakgroep (hierna: de vakgroep).
In 2017 hebben de leden van de vakgroep [naam eiser] tot voorzitter gekozen.
In 2018 heeft het bestuur van het MSB opdracht verstrekt aan [naam 1] (hierna: [naam 1]), verbonden aan het bureau Boer&Croon, om onderzoek te doen naar het functioneren van de vakgroep. In april 2019 hebben de leden van de vakgroep ingestemd met het onderzoek. Het onderzoek diende helderheid te verschaffen over de problematiek die er in de vakgroep speelt en was gericht op het oplossen van samenwerkingsproblemen. Eerder heeft de vakgroep twee niet afgeronde mediationtrajecten gevolgd.
2.5.
De Registratiecommissie Geneeskundig Specialisten (hierna: de RGS) heeft aan IJsselland een erkenning verleend voor de opleiding interne geneeskunde (hierna: de opleiding). De vakgroep verzorgt een deel van de opleiding tot medisch specialist die arts-assistenten volgen in het Erasmus MC. Het Kaderbesluit van het Centraal College Medische Specialismen (CCMS) bevat verplichtingen waaraan een opleider, plaatsvervangend opleider en opleidingsgroep (medisch specialisme of vakgroep) moet voldoen. Dit besluit bepaalt in hoofdstuk C, titel I, par. I-B onder C.6 dat de leden van de opleidingsgroep een rolmodel zijn ten aanzien van de algemene en specialismegebonden competenties en een gunstig en veilig opleidingsklimaat creëren waarin de arts-assistent in opleiding zich kan ontwikkelen tot medisch specialist.
2.6.
Op 3 oktober 2019 heeft de RGS een visitatie verricht vanwege een verzoek tot hernieuwde erkenning van de opleiding interne geneeskunde in het IJsselland. Tijdens de visitatie is geconstateerd dat niet werd voldaan aan een aanzienlijk aantal eisen en verplichtingen. In een aantal gevallen betrof dit tekortkomingen waarover naar aanleiding van een eerdere visitatie voorwaarden en zwaarwegende adviezen waren geformuleerd. Een andere bevinding was dat er sprake bleek te zijn van een ongunstig, onveilig en niet stimulerend opleidingsklimaat. Verder kwam naar voren dat er geen eenheid is binnen de opleidingsgroep en dat de onderlinge verhoudingen moeizaam zijn.
2.7.
Na afloop van de visitatie hebben de voorzitters van de raad van bestuur van IJsselland en het bestuur van het MSB gesproken met de leden van de vakgroep en arts-assistenten al dan niet in opleiding. Met [naam eiser] hebben drie gesprekken plaatsgevonden.
2.8.
Bij brief van 29 oktober 2019 heeft het bestuur van het MSB aan [naam eiser] de aanwijzing gegeven om met onmiddellijke ingang zijn functie als voorzitter van de vakgroep neer te leggen. Daartoe schrijft het bestuur van het MSB onder meer het volgende:
“(…)
1. Sinds 2015 geldt er in ons ziekenhuis een Gedragscode bij relaties op het werk.
De code heeft als uitgangspunt dat persoonlijke relaties niet toegestaan zijn als sprake is van een hiërarchische of functionele verhouding. De code voorziet ook in een procedure die gevolgd dient te worden indien tussen mensen die in ons ziekenhuis werkzaam zijn, een persoonlijke relatie ontstaat. Kort na zijn aantreden als opleider heeft de [naam 2] de vakgroep voorgehouden dat er een einde dient te komen aan gedrag van leden dat grensoverschrijdend en ongepast is en dat persoonlijke relaties niet meer geduld zouden worden.
De informatie die wij bijeen hebben gebracht, laat zien dat er sprake is van normoverschrijdend en ongepast gedrag van enkele leden van de vakgroep. Wij rekenen u aan dat u als voorzitter er niet in geslaagd bent het tij te keren, ook niet na het duidelijke standpunt dat de heer [naam 2] heeft verwoord.
2. Het vervult ons met zorg dat wij informatie tot onze beschikking hebben gekregen waaruit blijkt dat meerdere leden van de vakgroep tekort schieten in hun functie als supervisor. Wij zullen daarop de gehele vakgroep aanspreken. Uit de informatie die wij hebben, blijkt dat door de wijze waarop ook u te werk gaat, arts-assistenten u niet durven te benaderen met vragen; zij vrezen de norse, onvriendelijke wijze waarop zij (kunnen) worden bejegend. Wat dit aspect van uw functioneren betreft, hebben wij de bevestiging dat sprake is van een patroon en daarmee van een gebrek aan zelfreflectie en bereidheid om onder verantwoordelijkheid van de opleider mee te werken aan een omgeving waarin mensen opgeleid worden tot medisch specialisten met respect voor wie hen omringen. Wij rekenen u dat zeer ernstig aan, vooral omdat u geen, althans onvoldoende oog lijkt te hebben gehad voor de gevolgen voor de kwaliteit van zorg en voor de opleiding die niet alleen voor uw vakgroep maar voor het gehele MSB en dus het ziekenhuis van belang is. Wij rekenen u dit ook zeer ernstig aan omdat u voorzitter bent van de vakgroep en in die functie er onvoldoende voor hebt gezorgd dat supervisie van arts-assistenten gestalte krijgt zoals dat binnen onze kring verwacht mag worden.
3. (…) (…) Daarnaast zijn wij van mening dat u bij de verbeteringen die wij van de vakgroep verwachten niet als voorzitter van de vakgroep kunt optreden. (…)
(…)”
2.9.
Het bestuur van het MSB heeft bij separate brief van 29 oktober 2019 ook de leden van de vakgroep aangesproken op de tekortschietende supervisie.
2.10.
[naam eiser] heeft zijn functie als voorzitter van de vakgroep neergelegd. Het bestuur van het MSB heeft tijdelijk een andere voorzitter benoemd.
2.11.
Op 25 november 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [naam eiser] de voorzitters van de raad van bestuur van IJsselland en het bestuur van het MSB. Tijdens dit gesprek heeft de voorzitter van het bestuur van het MSB medegedeeld dat zij in het weekend gesprekken had gevoerd met arts-assistenten die zich op 22 november 2019 in geëmotioneerde toestand tot de opleiders in het Erasmus MC hadden gewend. De arts-assistenten zouden zich ernstig bedreigd hebben gevoeld vanwege het rechercheren door enkele internisten naar de bron van de informatie die bij de visitatie was verstrekt. Door de arts-assistenten zou in dit verband ook de naam van [naam eiser] zijn genoemd. [naam eiser] heeft vervolgens ontkend dat hij gerechercheerd zou hebben.
2.12.
Tijdens het gesprek op 25 november 2019 is aan [naam eiser] een brief overhandigd, waarin de raad van bestuur van IJsselland en het bestuur van het MSB aan [naam eiser], voor zover van belang, het volgende meedelen:
“(…)
Vrijdag jl., 22 november 2019 heeft ons bestuur telefonisch bericht ontvangen van Erasmus Medisch Centrum dat de sfeer waarin assistenten hun werkzaamheden in de vakgroep interne moeten verrichten mede door uw toedoen van dien aard zijn, dat de werkomgeving niet langer als veilig kon worden aangemerkt. Op basis van die constatering bestond het voornemen de assistenten terug te halen uit ons ziekenhuis. Volgens deze informatie bent u een van de supervisoren die afbreuk doen aan een werkomgeving zoals die redelijkerwijs mag worden gevraagd van een instelling die een opleiding tot medisch specialist heeft.
Naast de informatie die ons bestuur van Erasmus Medisch Centrum ontving, kregen wij ook bericht dat u bezig bent te achterhalen wie informatie over uw functioneren hebben verstrekt aan zowel de visitatiecommissie als aan ons bestuur en de raad van bestuur.
Het voornemen van Erasmus Medisch Centrum is aanleiding geweest voor spoed-overleg van ons bestuur, de raad van bestuur, het bestuur van de Vereniging Medische Staf en de door ons bestuur benoemde voorzitter van de vakgroep. In dat overleg is ook aan de orde geweest dat u probeert te achterhalen wie informatie heeft verstrekt omdat u daardoor bijdraagt aan een gevoel van onveiligheid binnen de kring van assistenten.
In de mededeling van Erasmus Medisch Centrum en in de constatering dat u doende bent de identiteit te achterhalen van degenen die de visitatiecommissie, ons bestuur en de voorzitter van de raad van bestuur hebben ingelicht, vinden ons bestuur, de raad van bestuur en het bestuur van de Vereniging Medische Staf aanleiding om u en uw vennootschap met ingang van vandaag, maandag 25 november 2019 en het tijdstip waarop u deze brief wordt overhandigd, tot nader order te ontheffen uit de verplichtingen uit hoofde van de ledenovereenkomst en u de toegang tot het ziekenhuis te ontzeggen. Aan die beslissingen ligt ten grondslag dat alleen op die manier tijdelijk een situatie kan worden gecreëerd die voor assistenten voldoende veilig is omdat geborgd is dat u afwezig bent. De ontheffing uit de verplichtingen van de ledenovereenkomst betekent dat het MSB voor de duur van de ontheffing geen aanspraak maakt op uw inzet zonder dat dit voorshands financiële gevolgen heeft voor de vakgroep.
Wij zullen de overige leden van de vakgroep van deze beslissing in kennis stellen.
Deze beslissingen zijn van kracht totdat ons bestuur in samenwerking met de raad van bestuur en het bestuur van de vereniging medische staf het onderzoek naar de redenen die Erasmus Medisch Centrum ertoe hebben gebracht het voornemen kenbaar te maken de assistenten terug te halen uit ons ziekenhuis, heeft afgerond.
Mocht u de beslissingen die met deze brief kenbaar worden gemaakt, geheel of ten dele niet naleven, dan zullen ons bestuur en de raad van bestuur zonder nadere waarschuwing voorzieningen treffen om de effectuering van de besluiten te borgen.
U moet er rekening mee houden dat ons bestuur u en uw vennootschap zal schorsen als lid van het MSB in de aanloop naar een beëindiging van het lidmaatschap van het MSB.
(…)”
2.13.
Op 6 december 2019 heeft [naam 1] het ‘Advies inzake het functioneren van de vakgroep Interne geneeskunde’ uitgebracht. In dit advies concludeert [naam 1] dat de onderlinge verhoudingen in de vakgroep negatief beïnvloed zijn door de gebrekkige onderlinge communicatie en dat het bestuur van de vakgroep niet bij machte is gebleken om de samenwerking te verbeteren en onvoldoende toegerust om constructieve feedback te geven bij grensoverschrijdend gedrag. Datzelfde geldt ook voor het bespreekbaar maken en ingrijpen bij het vermoeden van intieme relaties tussen leden van de vakgroep en arts-assistenten. Verder staat in het advies dat de productiviteit van de vakgroep als geheel naar zeggen van het MSB boven het Logex gemiddelde voor interne geneeskunde ligt. Daaraan wordt toegevoegd wordt dat een te hoge productiviteit gevolgen kan hebben voor de kwaliteit van de zorg.
Geadviseerd wordt een tijdelijke vakgroepvoorzitter te benoemen die de mogelijkheden voor de vorming van een nieuw bestuur onderzoekt en om een nieuw bestuur in de eerste periode te ondersteunen met een coaching traject.
Over [naam eiser] wordt geschreven dat het hem ontbreekt aan voldoende gezag in de vakgroep. Over het gedrag en optreden van [naam eiser] wordt geschreven dat hij en twee andere leden van de vakgroep zich regelmatig grensoverschrijdend, intimiderend en/of opvliegend gedragen.
2.14.
In december 2019 hebben de raad van bestuur van IJsselland en het bestuur van het MSB aan de heren [naam 3] en [naam 4], handelend onder de naam BCZorg (hierna: BCZorg), de opdracht gegeven om onderzoek te doen naar de veiligheid van de opleiding die door de vakgroep wordt verzorgd.
2.15.
Bij brief van 16 december 2019 heeft de RGS aan de raad van bestuur van IJsselland bericht voornemens te zijn geen hernieuwde erkenning te verlenen van de opleiding. Bij de brief is als bijlage het rapport van de visitatie gevoegd.
2.16.
Dezelfde dag, op 16 december 2019, hebben Männlichen en [naam eiser] een kort geding aanhangig gemaakt bij deze rechtbank. Daarin vorderden zij om IJsselland en het MSB te gebieden om [naam eiser] weer toegang te verlenen tot het ziekenhuis respectievelijk de contractuele verplichtingen tegenover Männlichen en [naam eiser] na te komen.
2.17.
Op 15 januari 2020 heeft de mondelinge behandeling in het kort geding plaatsgevonden. Een dag later, bij e-mail van 16 januari 2020, heeft [naam eiser] het volgende aan de leden van de vakgroep geschreven:
“Vroeger zou ik jullie als maten aanspreken, maar recente ontwikkelingen (en het feit dat we in het tijdperk van het MSB werken) maken pijnlijk duidelijk dat de verhoudingen aanmerkelijk, en in negatieve zin, gewijzigd zijn.
Er zijn nog maar enkele collega’s over die zich als maten zouden mogen afficheren.
Ik heb van 5 leden van de vakgroep in het geheel geen reactie gehad...en de steunbetuiging van sommige anderen was kort en eenmalig. Ik heb jullie verder nog niet bedankt voor iets wat me onwillekeurig deed denken aan een rouwboeket.
Gisteren diende mijn kort geding, voor hen die het niet wisten, omdat ik me daartoe gedwongen zag. Het MSB heeft mij niet mediation toegestaan ondanks dat men dat volgens de statuten verplicht was.
De toegang ontzeggen tot het ziekenhuis en het al dan niet tijdelijk ontheffen uit de ledenovereenkomst zijn disproportioneel en ontbreekt het aan wettelijke basis.
De rechter heeft kennisgenomen van standpunten van beide partijen. Ik merk voor jullie op dat het MSB en RvB [vzr: van IJsselland] vertegenwoordigd waren middels [naam 5], [naam 6], [naam 7] en [naam 8]...jullie begrijpen, dit is een enorm belangrijke oefening voor het MSB en RvB om te kijken hoever hun macht reikt daar waar het gaat om het inperken van bevoegdheden van individuele MSB-leden tot het ten gronde richten van personen en carrieres. Een mooie generale repetitie.
En, en dat moet gezegd, dat kon plaats vinden om dat jullie als vakgroep, geen vuist maakten noch enig signaal deden uitgaan om te verhinderen dat enkele maten van jullie onterecht beschuldigd werden en in verschillende mate gesanctioneerd zijn omdat de ware toedracht van de verwikkelingen voor en de visitatie toegedekt moesten worden. .....plaatsvervangende schaamte.......
De rechter heeft van bovenstaande kennis genomen.
Opvallend was het povere verweer van de verdediging, waarbij [naam 5] de rechter vertelde dat er assistenten huilend aan haar bureau zaten omdat door systematisch naspeuren van [naam eiser] men het gevoel had dat door elimineren van verdachten ik steeds dichter bij de bron kwam, van wie er uit de school geklapt is naar de visitatiecommissie. En [naam 6] meldde dat hij het onaardig vond dat ik hem vergeleek met de Gestapo (wat ik niet deed, ik vergeleek de
omstandighedenvan de verhoren, alleen, met de rug tegen de muur, in het zonlicht kijken tegenover MSB, VMS [vzr: de Vereniging Medische Staf] en RvB.....ik vond het een deja vu...).
De rechter heeft MSB en RvB indringend bevraagd over het gebrek aan concreet bewijs.
Tot mijn niet geringe verbazing zeggen RvB en MSB niet uit te zijn op een ontbinding, maar op continueren van mijn aanstelling.
En dit dan binnen een vakgroep waarin voor het eerst sinds jaren een sfeer van veiligheid en geborgenheid bestaat...waarbij ik me afvraag wat de maatstaf c.q. het referentiekader is.... Een verblijf in een heropvoedingskamp in Noord-Korea?
Ik heb de rechter duidelijk gemaakt dat deze vakgroep verder uit elkaar geraakt is dan ooit, en eruit ziet als lammeren voor de slacht....ten overstaan van de macht van het MSB en andere wel functionerende vakgroepen.
En dat de drijvende kracht onder het gebrek aan cohesie, het zo mogelijk nog grotere wantrouwen, zijnde de grote verschillen in inbreng en inzet, maar ook het gebrek aan moreel gezag....dat dit allemaal geen gespreksonderwerp meer is. De rechter heeft hier notie van genomen. De oude maatschap heeft zijn tijd gehad, maar was met al haar betreurenswaardige gebreken, een veel betere organisatie dan de huidige vakgroep.
Uitspraak volgt over 2 weken. Dat betekent overigens dat ik niet verwacht voor het 2e kwartaal weer inzetbaar te zijn.....”
2.18.
Bij vonnis in kort geding van 29 januari 2020 heeft de voorzieningenrechter IJsselland en het MSB, samengevat, op straffe van een dwangsom geboden om binnen twee dagen na betekening van het vonnis de verplichtingen op grond van de leden- en de samenwerkingsovereenkomst na te komen en [naam eiser] toegang tot het ziekenhuis te verlenen en in staat te stellen zijn praktijk uit te oefenen. Daartoe is geoordeeld dat de aangevoerde gronden de getroffen maatregelen niet konden dragen.
2.19.
Na ontvangst van het vonnis heeft de advocaat van Männlichen en [naam eiser] (hierna: mr. Al Jaboury) per e-mail contact opgenomen met de advocaat van IJsselland en het MSB (hierna: mr. Versteeg) en voorgesteld om met het oog op een zorgvuldige terugkeer van [naam eiser] eerst met elkaar in gesprek te gaan.
Een dag later heeft mr. Versteeg laten weten dat zijn cliënten dat voorstel accepteerden en dat zij, naast overleg over de hervatting van werkzaamheden, ook graag met [naam eiser] wilden spreken over zijn e-mail van 16 januari 2020, welke e-mail bij dit antwoord was gevoegd.
2.20.
Op donderdag 30 januari 2020 is het vonnis aan IJsselland en het MSB betekend.
2.21.
Mr. Al Jaboury heeft mr. Versteeg op 31 januari 2020 bericht dat de hervatting van de werkzaamheden de grootste prioriteit had en dat [naam eiser] daarover (vanaf) maandag 3 februari 2020 met de vakgroep in overleg zou treden. Zij schreef verder dat een gesprek met IJssellland en het MSB over andere zaken, zoals de e-mail van [naam eiser] van 16 januari 2020, op dat moment niet opportuun leek mede gelet op het feit dat er nog een intern onderzoek gaande was en daarmee nog veel onduidelijkheid bestond. Enkele uren later berichtte mr. Versteeg dat de fungerend leden van de vakgroep geen basis meer zien voor samenwerking met [naam eiser]. Dat betekende dat overleg eerst en vooral met de raad van bestuur van IJsselland en het bestuur van het MSB diende te worden gevoerd. Zij moesten een werkhervatting immers in goede banen leiden. Verzocht is om zo snel mogelijk te laten weten wanneer [naam eiser] en zijn advocaat beschikbaar waren voor overleg. Bij de e-mail van mr. Versteeg waren de hierna te noemen brieven van 31 januari 2020 gevoegd.
2.22.
Bij brieven van 31 januari 2020 schrijven de voorzitters van de raad van bestuur van IJsselland en het bestuur van het MSB aan [naam eiser] dat zij het vonnis in kort geding zullen respecteren en de toegangsontzegging respectievelijk de ontheffing van de verplichtingen uit de ledenovereenkomst intrekken.
De voorzitters schrijven verder dat zij op 30 januari 2020 met de leden van de vakgroep hebben gesproken en dat tijdens dit overleg is vastgesteld dat er voor samenwerking binnen het verband van de vakgroep geen basis meer is. Daarbij geven zij aan het op prijs te stellen als [naam eiser], in lijn met wat zijn advocaat had laten weten, zou wachten met een terugkeer totdat daarover een overleg tussen partijen was gevoerd.
2.23.
Op maandag 3 februari 2020 in de ochtend heeft [naam eiser] geprobeerd om toegang te krijgen tot, eerst, de fietsenstalling en, vervolgens, de zijingang van het ziekenhuis. Op dat moment bleek zijn toegangspas, die bedoelde toegang zou moeten verlenen, geblokkeerd te zijn. Na contact daarover met zijn advocaat en IJsselland kon [naam eiser] zijn toegangspas ’s avonds weer gebruiken.
2.24.
Op 4 februari 2020 is [naam eiser] opnieuw naar het ziekenhuis gegaan. Hij heeft toen onder meer contact gehad met een van de jongere leden van de vakgroep en is bij de overdracht gaan zitten. Tijdens die bijeenkomst heeft de secretaris van het MSB aan [naam eiser] gevraagd om met hem mee te lopen, waarna [naam eiser] is verzocht om eerst met het bestuur van het MSB en de raad van bestuur van IJsselland in gesprek te treden. [naam eiser] heeft het ziekenhuis vervolgens verlaten, waarna de advocaten in de periode 4 tot en met 7 februari 2020 hebben gecorrespondeerd en een afspraak hebben gemaakt voor 10 februari 2020.
2.25.
Op 10 februari 2020 hebben [naam eiser], de raad van bestuur van IJsselland, het bestuur van het MSB en hun advocaten met elkaar gesproken. Bij brief van 11 februari 2020, heeft de voorzitter van de raad van bestuur van IJsselland aan [naam eiser] het volgende, voor zover van belang, medegedeeld:
“(…)
Op 30 januari jl. heeft er een overleg plaatsgevonden tussen onze raad van bestuur, het bestuur van het MSB en de leden van de vakgroep. Alleen u, [naam 9], [naam 10] en [naam 11] waren daarbij niet aanwezig.
Tijdens dit gesprek hebben de aanwezige leden van de vakgroep uitdrukkelijk te kennen gegeven geen basis meer te zien voor samenwerking met u. Dat standpunt hebben zij uitvoerig toegelicht. Zij hebben voorts gewezen op de positieve veranderingen die het gevolg zijn van uw afwezigheid, op het verdwenen zijn van een bron van tweespalt en op een samenwerking die eindelijk verloopt zoals de leden van de vakgroep dat wensen. De mail die u daags na de mondelinge behandeling aan de leden van de vakgroep hebt geschreven, is ervaren als een bevestiging van uw onveranderlijke karakter en van uw onvermogen te reflecteren op uw positie en de consequenties van uw handelen. Gevraagd naar de consequenties van een mogelijke terugkeer, hebben verschillende leden van de vakgroep aangegeven daarin aanleiding te vinden om zelf weg te gaan en in ieder geval uw aanwezigheid te mijden.
Na afloop van de bespreking is er contact geweest met de leden die niet aanwezig waren. [naam 9] is door tussenkomst van zijn gemachtigde mededeling gedaan van de bijeenkomst. De beide andere leden hebben geen afstand genomen van het standpunt van de leden van de vakgroep die aanwezig waren tijdens de bespreking van 30 januari jl.
Voor patiëntveiligheid is van wezenlijk belang dat binnen een groep van medisch specialisten van hetzelfde specialisme een goede samenwerking bestaat. Uit het vorengaande blijkt dat de bereidheid en het geloof in samenwerking met u bij de vakgroep is weggevallen en dat daarmee de basis is verdwenen die ten grondslag ligt en behoort te liggen aan het functioneren van een medisch specialist in een ziekenhuis.
Ons ziekenhuis is eindverantwoordelijk voor de kwaliteit van zorg en de goede gang van zaken binnen haar Instelling. Ons ziekenhuis is niet bereid het risico te nemen dat door toedoen van één specialist een vakgroep niet meer (goed) functioneert.
Tegen u bestaan belangrijke bezwaren omdat u afbreuk doet aan een veilig werk- en opleidingsklimaat en omdat u afbreuk doet aan goede onderlinge verhoudingen binnen de vakgroep. Uit de rapportage van [naam 1] is bekend dat ook binnen andere geledingen bezwaren tegen u bestaan.
Op deze gronden ontzeggen wij u de toegang tot het ziekenhuis totdat er op basis van de uitkomsten van extern onderzoek dat op dit moment wordt uitgevoerd door BC Zorg een definitieve beslissing wordt genomen over de vraag of en zo ja welke consequenties aan de uitkomsten van dat onderzoek en alle overige relevante feiten en omstandigheden dienen te worden verbonden voor de overeenkomst die wij met u hebben als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b., van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg.
Wij baseren deze ontzegging op de in deze brief genoemde feiten die zich hebben voorgedaan ná de mondelinge behandeling van 15 januari 2020. In het door ons tegen de uitspraak aan te spannen hoger beroep zullen wij van deze beslissing en de reden daarvoor melding maken. U weet dat wij aan de beslissing in kort geding van 29 januari jl. uitvoering hebben gegeven maar het zijn de in deze brief genoemde gronden die ons ertoe hebben gebracht een nieuw besluit te nemen. Wij zullen dit keer ook de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd van ons besluit op de hoogte brengen om reden, dat het functioneren van de vakgroep interne geneeskunde onderwerp van gesprek is geweest tijdens een toezichtsbezoek op 6 februari jl.
(…)”
2.26.
Op 2 april 2020 heeft BCZorg een (vertrouwelijk) rapport met de titel ‘Onderzoek opleidingsveiligheid Interne Geneeskunde IJsselland Ziekenhuis’ uitgebracht. Voor dat rapport heeft BCZorg 54 personen geïnterviewd, waaronder alle leden van de vakgroep, maar ook de voorzitters van de raad van bestuur van IJsselland en het bestuur van het MSB en de opleiders van het Erasmus MC. In het rapport staat over [naam eiser], voor zover van belang, het volgende vermeld:
“(…)
Grensoverschrijdend gedrag binnen de vakgroep
[naam eiser] erkent dat hij het grensoverschrijdend gedrag binnen de vakgroep niet heeft kunnen keren. Hij voert daartoe aan dat de voorzitter in dit opzicht machteloos is omdat diens rol vooral die van technisch voorzitter is in een overigens platte organisatie waarin geen sprake is van hiërarchisch gezag. Hij geeft aan dat hij dit onderwerp nooit heeft geagendeerd omdat eerdere voorzitters dat ook niet hebben gedaan. Verder geeft hij aan dat de verhoudingen binnen de vakgroep al jaren verstoord waren en het hem niet lukte daarin verandering te brengen.
Bejegening
Vrij veel leden van de vakgroep signaleren bij [naam eiser] nors en onvriendelijk gedrag waardoor arts-assistenten en ook leden van de vakgroep hem niet durven benaderen. Zij zien bij hem een patroon waaruit een gebrek aan kritisch vermogen blijkt wat betreft de eisen van een veilige omgeving en onvoldoende oog voor de gevolgen hiervan, ook in zijn voormalig rol als voorzitter van de vakgroep.
(…)
Bij arts-assistenten is het beeld over [naam eiser] in dit opzicht anders. Een beperkt aantal arts-assistenten bevestigt diens norse en onvriendelijke gedrag en zijn moeilijke benaderbaarheid, maar er zijn meer arts-assistenten die positief oordelen.
(…)
Reactie [naam eiser]
ontkent het beschreven gedrag en is verder van mening dat zijn collegae een rekening met hem willen vereffenen omdat hij hen heeft aangesproken op productie. Hij ziet zijn gedrag wel als “
heel direct” en “
te snel komen tot een conclusie”.
[naam eiser] zegt verder dat hij tot 29 oktober 2019 nooit is aangesproken op zijn gedrag en het onderwerp “
bejegening” heeft nooit op de agenda gestaan. Als het nodig was, zegt [naam eiser], wel pittige bewoordingen te hebben moeten hanteren, zoals ten opzichte van de ondersteunende afdelingen die hij heeft aangesproken omdat uit oogpunt van patiënten belang uitslagen te lang op zich lieten wachten.
Supervisie
Op de supervisie van [naam eiser] is de kritiek minder breed. Een aantal arts-assistenten heeft zich daarover kritisch uitgelaten.
(…)
Reactie [naam eiser]
Als reactie hierop geeft [naam eiser] aan dat hij secuur is in de supervisie en altijd bereid is tot overleg. Waar dit soms niet lukte, had dat te maken met zijn bestuurlijke taken waarvoor aanvankelijk geen tijd beschikbaar werd gesteld. Verder heeft de opleider hem nooit aangesproken.
Rechercheren
In de brief van het MSB-bestuur en de raad van bestuur aan [naam eiser] van 25 november 2019 wordt melding gemaakt van een onveilige sfeer, omdat [naam eiser] bezig is geweest te achterhalen wie informatie over zijn functioneren zou hebben verstrekt aan zowel de visitatiecommissie als aan het MSB-bestuur en de raad van bestuur.
Enkele arts-assistenten hebben gezegd zich onveilig te hebben gevoeld als gevolg van het feit dat [naam eiser] heeft getracht na te speuren wie van hen zich bij de visitatiecommissie kritisch hebben uitgelaten over de opleiding.
(…)
Reactie [naam eiser]
In het eerste gesprek met onderzoekers zegt [naam eiser] dat hij nooit heeft gerechercheerd. Hij wijst naar De Bruijne, die dit wel doet en daardoor de druk heeft veroorzaakt bij arts-assistenten. Hij denkt overigens dat iedereen het opleidingsklimaat veilig vindt behalve twee arts-assistenten.
In het tweede gesprek herhaalt [naam eiser] dat hij nooit telefonisch navraag heeft gedaan bij zittende arts-assistenten.
(…)
Nadere bevindingen onderzoekers
De voorzitter van het MSB-bestuur heeft op 22 en 24 november 2019 gesprekken gevoerd met enkele arts-assistenten die zich op 22 november in geëmotioneerde toestand hadden gewend tot de opleiders in het EMC omdat zij zich ernstig bedreigd voelden wegens rechercheren door enkele internisten naar de bron van de informatie die bij de opleidingsvisitatie was verstrekt. Ook de naam van [naam eiser] is daarbij genoemd. De MSB-voorzitter heeft van die gesprekken direct werkaantekeningen gemaakt die gedateerd zijn op 22 en 24 november 2019. Die werkaantekeningen zijn door de onderzoekers ingezien. De onderzoekers hebben daarbij vastgesteld dat hetgeen de (zittende) arts-assistenten op 22 en 24 november hebben verklaard over het rechercheren door [naam eiser] in de periode voorafgaand aan 22 november 2019 vrijwel woordelijk overeenkomt met hetgeen de arts-assistenten later in het kader van dit onderzoek tegenover de onderzoekers hebben verklaard over het rechercheren door [naam eiser]. Het door de arts-assistenten meermaals gerapporteerde rechercheren betreft rechercheren in de periode voor 22 november 2019.
(…)”
2.27.
Bij e-mail van 7 april 2020 heeft mr. Versteeg aan mr. Al Jaboury verzocht zich uit te laten over de bevindingen van BCZorg – mede tegen de achtergrond van de beslissing van de vakgroep dat zij geen basis meer ziet voor samenwerking met [naam eiser] –, over het op [naam eiser] betrekking hebbende hoofdstuk tegen de achtergrond van de toegangsontzegging, over de (hierna nog te noemen) petitie en over de bereidheid om in onderling overleg te zoeken naar een regeling met als uitgangspunt dat [naam eiser] niet terug zal keren.
2.28.
Bij brief van 10 april 2020 heeft mr. Al Jaboury aan mr. Versteeg medegedeeld dat [naam eiser] zich niet herkent in het rapport van BCZorg en de daarin opgenomen bevindingen betwist. In algemene zin wordt opgemerkt dat vrijwel alle opmerkingen van [naam eiser] niet zijn verwerkt en dat anonieme verklaringen niet kunnen leiden tot gefundeerde conclusies. Op het punt van het verwijt dat [naam eiser] gerechercheerd heeft, wordt geconcludeerd dat het rapport van BCZorg geen verandering brengt in het gegeven dat daarvoor geen bewijs is.
Op het punt van bejegening valt op dat sprake is van nieuwe verwijten die niet voorgelegd zijn. De verklaringen van collega-internisten over bejegening zijn niet juist, terwijl voorts wordt gewezen op een petitie van 26 (oud) arts-assistenten dat zij [naam eiser] als betrokken, benaderbaar, vriendelijk en kundig supervisor hebben ervaren. Namens [naam eiser] is bereidheid getoond om te onderhandelen over een vertrekregeling, in welk kader een voorstel is gedaan.
2.29.
Bij brief van 21 april 2020 heeft mr. Versteeg aan mr. Al Jaboury het door het MSB voorgenomen besluit om de ledenovereenkomst met [naam eiser] en Männlichen te beëindigen voorgelegd met het verzoek om daarover, desgewenst, uiterlijk op 28 april 2020 een zienswijze in te dienen. Voorts is het voorstel van [naam eiser] en Männlichen van 10 april 2020 afgewezen. Daarbij is namens IJsselland aangegeven dat zij aanzienlijke schade heeft geleden en dreigt te lijden waarvoor [naam eiser] aansprakelijk wordt gesteld.
2.30.
Bij brief van 28 april 2020 heeft mr. Al Jaboury namens [naam eiser] en Männlichen gereageerd. Samengevat komt die reactie er op neer dat er geen deugdelijke grond is voor een schorsing en toegangsontzegging en dat de beschuldigingen vaag en niet onderbouwd zijn en bovendien gebaseerd op anonieme bronnen. Voorts wordt aangegeven dat de vraag rijst of wel sprake is van een besluit van de vakgroep, reden waarom om de notulen van de vergadering van 30 januari 2020 wordt verzocht. Voor het geval het tot een opzegging komt, wordt het voornemen aangekondigd die voor te leggen aan de algemene ledenvergadering van het MSB en aansluitend, zo nodig, aan het scheidsgerecht.
2.31.
Bij brief van 28 april 2020 heeft de raad van bestuur van IJsselland de tijdelijke ontzegging van de toegang tot het ziekenhuis omgezet in een definitieve ontzegging. Daarnaast is de overeenkomst met [naam eiser] als bedoeld in artikel 4 lid 1, aanhef en onder b van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) beëindigd. Geschreven wordt dat er geen reden is om te twijfelen aan de bevindingen van BCZorg, dat het rapport van BCZorg een bevestiging is van de feiten die IJsselland eerder aan de toegangsontzegging ten grondslag had gelegd en dat een grote meerderheid van de leden van de vakgroep niet meer met [naam eiser] wil samenwerken.
2.32.
Bij brief van 7 mei 2020 heeft het bestuur van het MSB aan Männlichen en [naam eiser] medegedeeld dat de ledenovereenkomst is geëindigd op grond van artikel 9 lid 6 sub i. op de dag en als gevolg van de definitieve ontzegging van de toegang door IJsselland. Het bestuur van het MSB zegt in de brief de ledenovereenkomst ook zelfstandig en voorwaardelijk op voor het geval in rechte komt vast te staan dat de raad van bestuur van IJsselland [naam eiser] de toegang tot het ziekenhuis niet had mogen ontzeggen. Het bestuur van het MSB noemt als redenen het rechercheren door [naam eiser], de grote meerderheid van de vakgroep die geen basis meer ziet voor voortzetting van de samenwerking met [naam eiser], en de bevindingen van BCZorg.
2.33.
[naam eiser] heeft de opzegging van de ledenovereenkomst door het bestuur van het MSB voorgelegd aan de leden van het MSB. Daartoe heeft op 2 juni 2020 een op 22 mei 2020 uitgeschreven extra algemene ledenvergadering plaatsgevonden. Voorafgaand aan die vergadering, op 27 mei 2020, heeft [naam eiser], door tussenkomst van het MSB, vijf vragen aan de algemene ledenvergadering voorgelegd. Tijdens die vergadering heeft een overgrote meerderheid van de leden – in percentages uiteenlopend van 95% tot 99% – aangegeven het eens te zijn met de besluiten van het bestuur van het MSB.

3..Het geschil

3.1.
Männlichen en [naam eiser] vorderen dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar te verklaren vonnis:
primair:
  • het MSB gebiedt om haar verplichtingen jegens [naam eiser] en zijn vennootschap op grond van de ledenovereenkomst en de samenwerkingsovereenkomst vanaf 28 april 2020 na te komen en [naam eiser] in staat te stellen zijn werkzaamheden als oncoloog en zijn praktijk uit te oefenen, op straffe van verbeurte van een dwangsom, en
  • IJsselland te gebieden [naam eiser] toegang te verlenen tot het ziekenhuis/haar ziekenhuislocaties en hem in staat te stellen om zijn werkzaamheden als oncoloog en zijn praktijk van daaruit uit te oefenen, op straffe van verbeurte van een dwangsom,
subsidiair:
- zodanige maatregelen treft als in goede justitie te bepalen,
een en ander met hoofdelijke veroordeling van het MSB en IJsselland in de kosten van het geding, in de wettelijke rente over de kosten voor zover deze niet door het MSB en IJsselland zijn voldaan binnen veertien dagen na het vonnis, en de nakosten.
3.2.
IJsselland en het MSB voeren verweer en concluderen tot afwijzing van de vorderingen van Männlichen en [naam eiser], kosten rechtens.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat er sinds de mondelinge behandeling in het kort geding dat heeft geleid tot het vonnis van 29 januari 2020, en ook nog na het uitbrengen van de dagvaarding in dit kort geding, het nodige is voorgevallen. [naam eiser] en Männlichen hebben daarin kennelijk tot op heden nog geen aanleiding gezien om een procedure voor scheidslieden als bedoeld in artikel 11 van de ledenovereenkomst te starten of om hun vorderingen in dit kort geding te wijzigen. [naam eiser] en Männlichen vorderen thans opnieuw nakoming van de ledenovereenkomst en toegang tot het ziekenhuis. Zij stellen daartoe dat de toegangsontzegging (voldoende) feitelijke grondslag mist, opnieuw tot wanprestatie van IJsselland en het MSB leidt en onrechtmatig is. Daarmee gaan zij eraan voorbij dat de ledenovereenkomst met het MSB is geëindigd. IJsselland heeft [naam eiser] op 28 april 2020 de toegang definitief ontzegd. Daarmee heeft de ledenovereenkomst, op grond van artikel 9 lid 6 sub i., per die datum een einde genomen. Daardoor kan, in beginsel, niet langer nakoming van die overeenkomst van het MSB worden gevorderd. Nu Männlichen geen lid meer is van het MSB, kan IJsselland, in beginsel, niet worden gehouden om [naam eiser] toegang tot het ziekenhuis te verschaffen, in ieder geval niet op grond van het tevens gestelde onrechtmatig handelen. Artikel 1.3 van de samenwerkingsovereenkomst bepaalt immers dat IJsselland aan leden van het MSB toegang hoeft te verlenen en Männlichen is geen lid van het MSB meer.
4.2.
Het hiervoor overwogene neemt niet weg dat rechtspraak (in kort geding) mogelijkheden biedt om voorzieningen te treffen die vooruitlopen op de vernietiging van een besluit. Een vernietiging zelf behoort, vanwege het constitutieve karakter daarvan, in een kort geding immers niet tot de mogelijkheden. De voorzieningenrechter constateert dat [naam eiser] en Männlichen echter geen vorderingen hebben ingesteld die ertoe strekken vooruit te lopen op een eventuele vernietiging van het besluit van IJsselland en/of (een schorsing van) de daaruit voortvloeiende beëindiging van de ledenovereenkomst. Zij hebben ook niet aangekondigd de in de ledenovereenkomst voorgeschreven procedure voor geschillen te zullen starten – voor wat betreft de beëindiging daarvan – en zich evenmin uitgelaten over een mogelijke procedure tegen de definitieve toegangsontzegging en welke dat heeft of kan hebben voor de beëindiging van de ledenovereenkomst. [naam eiser] en Männlichen stellen ten slotte niet op welke (andere) grond hun vorderingen, ondanks het einde van de ledenovereenkomst en de definitieve toegangsontzegging, kunnen worden toegewezen.
4.3.
Het vorenstaande leidt ertoe dat de primaire vordering voor afwijzing gereed ligt. De subsidiaire vordering is niet voldoende bepaalbaar nu Männlichen en [naam eiser] niet duidelijk hebben gemaakt welke alternatieve voorziening zij verlangen en het niet op de weg van de voorzieningenrechter ligt om daar invulling aan te geven. Die vordering ligt daarom ook voor afwijzing gereed. Het doet echter weinig recht aan de zaak om het daarbij te laten en niet (inhoudelijk) op het geschil in te gaan. Daarom wordt hierna toch in de beoordeling getreden van de gronden waarop IJsselland de (definitieve) toegangsontzegging heeft gebaseerd, welke gronden gelijk zijn aan die van de voorwaardelijke opzegging door het MSB van de ledenovereenkomst.
4.4.
In het kader van het grotere plaatje dient voorop te worden gesteld dat aan de ene kant sprake is van een medisch specialist die buitengewoon weinig zelfreflectie toont. Zijn (proces)houding miskent dat het gegeven dat er niet eerder geklaagd is over en kritiek geuit is op zijn functioneren, niet met zich brengt dat er geen kritiek en klachten waren. Het is nu eenmaal in veel organisaties – ondanks feedbackcursussen, coaching en dergelijke – een gegeven dat er eerst een incident of aanleiding moet zijn om soms al jaren onderhuids en in wandelgangen levende onvrede, kritiek en (wetenschap van) ongeoorloofd gedrag boven water te krijgen. Blijkbaar voelen mensen zich pas op of na zo’n moment vrij om zich te uiten. Als het dan om grote aantallen en overeenkomende kritische opmerkingen gaat, kunnen er, ook, drastische maatregelen worden genomen. Dan kan het wel eens zo zijn dat de gelegenheid voor verbetering en werken aan tekortkomingen een gepasseerd station is. En als dat al anders ligt, dan vraagt zo’n situatie in ieder geval om iemand die openstaat voor verbetering. Op dat punt is relevant dat [naam eiser] in de dagvaarding weliswaar laat optekenen dat hij in de gelegenheid gesteld had moeten worden aan tekortkomingen te werken maar tegelijkertijd niet ontkent dat hij begin juni tegenover de algemene ledenvergadering heeft aangegeven dat verandering niet hoeft en dat hij dat ook niet doet.
[naam eiser] was en is niet ontvankelijk voor kritiek op zijn functioneren. Vanaf het moment dat hij door IJsselland en het MSB op zijn functioneren is aangesproken, is hij in een kramp geschoten en komt zijn reactie er op neer dat er allemaal niets van waar is en dat hij veel beter presteert en produceert dan anderen. Nergens blijkt uit dat [naam eiser] heeft geprobeerd om de kritiek op zijn functioneren te begrijpen, laat staan om daar iets mee te doen. Zo toont hij geen bereidheid om tegemoet te komen aan de gevoelens van anderen omtrent zijn manier van doen. Sterker nog, hiervoor is al aangehaald dat hij begin juni nog heeft aangegeven dat hij niet hoeft te veranderen en dat ook niet gaat doen.
Aan de andere kant zijn er een ziekenhuis en medisch specialistisch bedrijf die tot oktober 2019 stil hebben gezeten. Afgezien van meerdere niet afgeronde mediationtrajecten binnen de vakgroep en het inschakelen van [naam 1] om onderzoek te doen naar het functioneren van de vakgroep, blijkt niet van (verdere) actieve inspanningen van IJsselland en het MSB om verandering in de situatie te brengen. Die niet afgeronde mediations maar ook het blijkbaar grote verloop van arts-assistenten lijken echter voldoende aanknopingspunt te zijn geweest voor daadwerkelijk ingrijpen. De zaak is echter op zijn beloop gelaten en [naam eiser] is als voorzitter van de vakgroep niet te hulp geschoten op het moment dat dat nodig was.
4.5.
Zoals hiervoor al aangegeven was er uiteindelijk een moment dat aanleiding is geweest om in beweging te komen. IJsselland en het MSB hebben in de opleidingsvisitatie aanleiding gezien om in actie te komen en dat vervolgens ook gedaan. Als er dan gronden zijn voor het treffen van maatregelen, is het mogelijk late tijdstip waarop dat gebeurt en een niet eerder ingrijpen op zichzelf beschouwd onvoldoende voor het oordeel dat dit niet (langer) mag.
4.6.
In het vorige kort geding is in de beoordeling getreden van de gronden waarop IJsselland en het MSB de tijdelijke ontzegging van de toegang en de ontheffing van de verplichtingen uit de ledenovereenkomst hadden gebaseerd. Volgens hen was [naam eiser] een van de supervisoren die afbreuk deed aan een werkomgeving zoals die redelijkerwijs mag worden gevraagd van een instelling die een opleiding tot medisch specialist heeft. Daarnaast zou hij hebben gerechercheerd om te achterhalen wie informatie aan de visitatiecommissie had verstrekt. Beide gronden komen terug in het rapport van BCZorg van 2 april 2020. Zoals hierna nog besproken wordt, komen die aanvankelijk als onvoldoende onderbouwd aangemerkte gronden, terug in dat rapport en zijn zij ook tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding (opnieuw) aan de orde gekomen.
4.7.
Na de mondelinge behandeling in het vorige kort geding heeft [naam eiser] een e-mail aan de leden van de vakgroep gezonden. Daarin geeft hij – kort gezegd – zijn visie op het verhandelde ter zitting en maakt hij kenbaar dat hij zich in de steek gelaten voelt door de vakgroep. Hoewel begrip kan worden opgebracht voor de situatie waarin [naam eiser] zich bevond, was dit – en dat is zacht uitgedrukt – niet handig gelet op de verwijten die hem werden gemaakt. De inhoud van de e-mail is aanvallend en beschuldigend en bevestigt het eerder door [naam 1] beschreven intimiderende en opvliegende gedrag. Met de e-mail legt [naam eiser] de oorzaak van zijn dispuut met IJsselland en MSB bij de leden van de vakgroep. Hij merkt immers op dat het kort geding “
kon plaats vinden om dat jullie als vakgroep, geen vuist maakten noch enig signaal deden uitgaan om te verhinderen dat enkele maten van jullie onterecht beschuldigd werden”. Daarmee getuigt (ook) de e-mail van een gebrek aan zelfreflectie. Bijzonder is ook dat [naam eiser] de e-mail stuurt terwijl ook hem bekend moet zijn dat de verhoudingen binnen de vakgroep sinds jaar en dag verstoord zijn en zijn positie binnen die vakgroep wankelde.
4.8.
Na de ontvangst van het vonnis in kort geding zendt mr. Al Jaboury een e-mail aan mr. Versteeg, waarin zij voorstelt dat partijen eerst met elkaar in gesprek gaan over de hervatting door [naam eiser] van zijn werkzaamheden. Mr. Versteeg laat bij e-mail van 30 januari 2020 weten dat zijn cliënten gebruik willen maken van dat aanbod, maar dat zij dan ook willen spreken over de e-mail van [naam eiser] van 16 januari 2020, welke mail mr. Versteeg bijvoegt. Met de inhoud van die e-mail lijkt de advocaat van [naam eiser] tot dat moment onbekend. Bij e-mail van 31 januari 2020 laat zij weten dat [naam eiser] (vanaf) maandag 3 februari 2020 in overleg zal treden met de vakgroep over de hervatting van de werkzaamheden. Dit heeft volgens haar de grootste prioriteit. Overleg over de e-mail van [naam eiser] van 16 januari 2020 wordt op dat moment niet opportuun geacht. Die houding acht de voorzieningenrechter onbegrijpelijk. Niet valt in te zien waarom [naam eiser] – in afwijking van het inmiddels door het MSB en IJsselland geaccepteerde voorstel – in overleg met de vakgroep zou moeten treden in plaats van met IJsselland en het MSB. [naam eiser] gaat voorbij aan het feit dat IJsselland en het MSB (en niet de vakgroep) zijn werkhervatting op grond van een rechterlijk gebod in goede banen moeten leiden. Bovendien geeft hij zich geen rekenschap van de impact van zijn e-mail op de leden van de vakgroep. Dat [naam eiser] zich daar bewust van had kunnen zijn, volgt uit het feit dat zowel IJsselland als het MSB hem bij brieven van 31 januari 2020 hebben laten weten dat zijn e-mail binnen de vakgroep is besproken en volstrekt niet in goede aarde is gevallen. Daar komt bij dat het door [naam eiser] aangekondigde tijdpad in tegenspraak is met zijn eerdere opmerking in de e-mail van 16 januari 2020 dat hij “
niet verwacht voor het 2e kwartaal weer inzetbaar te zijn.....”, wat met zich brengt dat aangenomen moet worden dat de vakgroep de terugkeer van [naam eiser] (nog) niet (zo snel) verwacht.
4.9.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter getuigt het van een gebrek aan sensitiviteit bij [naam eiser] dat hij zich vervolgens – in weerwil van de afspraak om eerst met IJsselland en het MSB te overleggen – op maandag 3 februari 2020 meldt bij het ziekenhuis. Hem kan worden toegegeven dat het buitengewoon ongelukkig was dat zijn toegangspas op dat moment nog was geblokkeerd, maar zijn eigen wijze van opereren was ook weinig constructief. Zijn komst naar de afdeling op 4 februari 2020 maakte de situatie erger. De leden van de vakgroep rekenden niet op zijn komst, niet alleen omdat [naam eiser] de verwachting had gewekt niet voor het tweede kwartaal weer inzetbaar te zijn maar ook omdat zij inmiddels hadden uitgesproken geen basis meer te zien voor een samenwerking met [naam eiser] en hij daarvan op de hoogte was. Vaststaat verder dat hij een één op één confrontatie had met een van de jongere leden van de vakgroep, en hoewel niet vastgesteld kan worden of dit in de speekkamer van die collega was, is wel aannemelijk dat zij zich door de onaangekondigde aanwezigheid van [naam eiser] overvallen voelde. [naam eiser] voelde blijkbaar onvoldoende aan dat zijn terugkeer – wilde dat dan nog tot een succes leiden – uitermate zorgvuldig en in overleg met IJsselland en het MSB diende te worden voorbereid.
4.10.
Uiteindelijk vindt op 11 februari 2020 een overleg tussen partijen en hun advocaten plaats, waarna IJsselland [naam eiser] opnieuw de toegang tot het ziekenhuis ontzegt.
IJsselland legt aan die toegangsontzegging ten grondslag dat sprake is van een risico voor de patiëntveiligheid, omdat [naam eiser] niet meer kan rekenen op de steun van zijn collegae van hetzelfde specialisme. Tijdens het overleg op 30 januari 2020 zou het leeuwendeel van de vakgroep hebben aangegeven geen basis voor voortzetting van de samenwerking met [naam eiser] meer te zien. Daarbij zouden alle aanwezige leden kenbaar hebben gemaakt dat er sinds de afwezigheid van [naam eiser] verschillende verbeteringen tot stand waren gekomen en dat de vakgroep eindelijk functioneerde zoals van een vakgroep gevraagd mag worden.
[naam eiser] en Männlichen betwisten dat sprake is van een ‘besluit van de vakgroep’ waarop de toegangsontzegging kan worden gegrond. Zij wijzen op de inhoud van notulen van vakgroepsvergaderingen van 10 december 2019 en 16 januari 2020. Daarin wordt de behoefte aan een tijdlijn van ‘mensen die besluiten over de vakgroep nemen’ kenbaar gemaakt – waaruit blijkbaar moet worden afgeleid dat de vakgroepleden zelf geen besluiten nemen – en waaruit blijkt dat de leden rekening houden met een terugkeer van [naam eiser]. Daarnaast merken zij op dat IJsselland in de op 31 januari 2020 aan [naam eiser] gezonden brief de toegangsontzegging intrekt, terwijl het overleg waarin zou zijn besloten dat de vakgroep geen basis meer voor een samenwerking ziet toen al had plaatsgevonden.
4.11.
De voorzieningenrechter overweegt hierover als volgt.
Er is sprake van een situatie waarin een medisch specialist niet meer kan rekenen op de steun van zijn directe collegae. In de rechtspraak is aanvaard dat, zoals IJsselland en het MSB stellen, dit, evenals conflicten in een vakgroep, risico’s voor de patiëntveiligheid kan opleveren. Die omstandigheid is van zo ernstige aard dat IJsselland een medisch specialist op grond daarvan de toegang tot het ziekenhuis kan ontzeggen.
Deze feitelijke situatie is nieuw, en geen herhaling van eind 2019, en levert een nieuwe grond op voor een toegangsontzegging. IJsselland en het MSB hebben bovendien voldoende aannemelijk gemaakt dat op 30 januari 2020 een overleg met vrijwel de volledige vakgroep heeft plaatsgevonden, dat alle aanwezige leden tijdens dit overleg kenbaar hebben gemaakt niet meer met [naam eiser] te willen samenwerken en dat nadien van de twee niet aanwezige leden een zich achter het besluit heeft geschaard en de ander zich daarbij neergelegd heeft.
Van belang is dat IJsselland in haar brief aan [naam eiser] van 31 januari 2020 weliswaar aangeeft de toegangsontzegging in te trekken, maar tevens gewag maakt van het vakgroepoverleg dat dan al heeft plaatsgevonden. IJsselland (en het MSB per separate brief) verzoekt [naam eiser] om die reden om niet eerder met de vakgroep in gesprek te treden dan nadat partijen en hun advocaten met elkaar hebben gesproken.
Uit de notulen van eerdere vakgroepvergaderingen, waar [naam eiser] een beroep op doet, kan niets relevants worden afgeleid over de inhoud van het overleg op 30 januari 2020. Bovendien lijkt [naam eiser] daarmee te miskennen dat pas op het moment dat iemand weg is, (mogelijk) kan worden stilgestaan bij de vraag wat dat betekent. Niet uitgesloten kan worden dat (met name de jongere) leden van de vakgroep zich toen voor het eerst voldoende veilig voelden om zich over [naam eiser] uit te spreken. Die constatering kan pijnlijk zijn, maar de harde realiteit is dat het gedrag van [naam eiser] ertoe heeft geleid dat de leden van zijn vakgroep niet meer met hem willen samenwerken en hem niet meer in het ziekenhuis terug willen zien. Dit alles brengt de voorzieningenrechter tot het voorlopige oordeel dat de tweede tijdelijke toegangsontzegging een te rechtvaardigen beslissing is geweest.
4.12.
IJsselland heeft [naam eiser] de toegang ontzegd wederom in afwachting van een definitieve beslissing, op basis van het onderzoek door BCZorg, over de vraag of, en zo ja welke, consequenties moeten worden verbonden aan de uitkomst van dat onderzoek.
Het onderzoeksrapport is op 2 april 2020 verschenen. [naam eiser] stelt dat de bevindingen van BCZorg vaag, niet onderbouwd en gebaseerd zijn op anonieme verklaringen. Bovendien hebben 26 (oud) arts-assistenten in een petitie aangegeven dat geen sprake is geweest van volledige onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de onderzoekers van BCZorg en dat zij op suggestieve wijze zijn bevraagd. Met de inhoud van die petitie is in het rapport onvoldoende rekening gehouden.
4.13.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat in voldoende mate kan worden vastgesteld dat het niet goed ging binnen de vakgroep. BCZorg is als externe partij ingeschakeld om de veiligheid van de opleiding binnen de vakgroep te onderzoeken. Hoewel het MSB erkend heeft dat niet iedereen de gesprekken met BCZorg als even plezierig heeft ervaren, hebben [naam eiser] en Männlichen onvoldoende onderbouwd dat en waarom BCZorg afhankelijk en partijdig zou zijn. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat de inhoud van het rapport aansluit bij de conclusies in het advies van een andere externe onderzoeker, [naam 1]. Voorts blijkt uit het rapport van BCZorg dat de daarin opgenomen bevindingen concreet en genoegzaam onderbouwd zijn. Er is met 54 personen gesproken, waaronder alle leden van de vakgroep, en ter onderbouwing van de bevindingen is uit gespreksverslagen geput die achteraf door de betreffende gespreksdeelnemers zijn goedgekeurd. BCZorg heeft uitgelegd dat op niet herkenbare wijze uit de gespreksverslagen is geciteerd, omdat het onderzoek – vanwege de angst bij met name arts-assistenten voor represailles – anders niet kon plaatsvinden. Van volstrekt anonieme verklaringen is naar het oordeel van de voorzieningenrechter dan ook geen sprake. In het rapport valt op verschillende punten de reactie van [naam eiser] op de bevindingen te lezen en zijn ook positieve aspecten over zijn functioneren benoemd. Het verwijt van [naam eiser] aan BCZorg, inhoudende dat vrijwel geen van zijn opmerkingen in het rapport zijn verwerkt, is in dat licht onvoldoende geconcretiseerd en onderbouwd.
4.14.
In het rapport van BCZorg zijn in het onderdeel over [naam eiser] achtereenvolgens de onderwerpen grensoverschrijdend gedrag in de vakgroep (waarmee, voor alle duidelijkheid, niet wordt bedoeld seksueel grensoverschrijdend gedrag van [naam eiser] zelf), bejegening, supervisie en rechercheren besproken. Met betrekking tot het eerste onderwerp heeft [naam eiser] erkend dat hij het tij niet heeft kunnen keren. Hij meent echter dat hem dat niet aangerekend kan worden. Op het aspect bejegening hebben vrij veel leden van de vakgroep nors en onvriendelijk gedrag bij hem gesignaleerd. [naam eiser] ontkent het beschreven gedrag, maar uit de grote hoeveelheid citaten blijkt duidelijk hoe het optreden van [naam eiser] door vrij veel leden van de vakgroep is ervaren. Het rapport bevestigt daarmee dat binnen de vakgroep een basis ontbreekt voor verdere samenwerking met [naam eiser]. Dat het gedrag van [naam eiser] anders ervaren is dan het door hem bedoeld is, maakt dit niet anders. Over de supervisie is de kritiek minder breed; een aantal arts-assistenten heeft zich daarover kritisch uitgelaten. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [naam eiser] desgevraagd te kennen gegeven dat hij zich niet bemoeide met de opleiding en dat hij voor de financiële gang van zaken verantwoordelijk was. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter past dat niet bij een voorzitter van een vakgroep – waar opleiding ook steeds op de agenda stond – en, mede gelet op de inhoud van het kaderbesluit van het CCMS, evenmin bij een lid van een opleidingsgroep. De leden van een opleidingsgroep, dus ook [naam eiser], zijn een rolmodel en creëren een gunstig en veilig opleidingsklimaat waarin de arts-assistent zich kan ontwikkelen tot medisch specialist. Ten aanzien van het rechercheren bevestigt het rapport van BCZorg het verhaal dat de voorzitter van het bestuur van het MSB tijdens de mondelinge behandeling, met raadpleging van door haar gemaakte gespreksaantekeningen, met zeer specifieke details – inhoudende dat [naam eiser] een gesprek begon met “
ik mag het niet vragen maar …” en ten aanzien van een aantal personen heeft verteld dat hij die gesproken had en dat die het niet was –. [naam eiser] heeft tijdens de mondelinge behandeling andermaal ontkend dat hij heeft gerechercheerd en daarbij heeft hij herhaald dat hij aan een aantal arts-assistenten heeft gevraagd of het onderwerp ‘bejegening’ ooit op de agenda van de opleiding heeft gestaan. Het stellen van zo’n vraag heeft echter veel weg van een indirecte recherche en lijkt gericht op het willen achterhalen of er over hem of haar gesproken is. Hetzelfde geldt voor de pas na 29 november 2019 per sms-bericht aan twee arts-assistenten gestelde vraag of [naam eiser] hen iets mocht vragen.
4.15.
Afgezien van het feit dat [naam eiser] de conclusies van BCZorg niet deelt en blijkens het rapport van BCZorg en de petitie verschillende arts-assistenten positief over hem spreken, blijkt dat IJsselland in de optelsom aan feiten en gebeurtenissen reden heeft gezien om de tijdelijke toegangsontzegging om te zetten in een definitieve toegangsontzegging. De definitieve toegangstoezegging had beëindiging van de ledenovereenkomst tot gevolg. Duidelijk is dat de inhoud van het rapport van BCZorg de eerder door IJsselland (en het MSB) ontvangen signalen heeft bevestigd en dat sprake is van serieuze verwijten. Vanaf het moment dat [naam eiser] op zijn functioneren werd aangesproken, heeft hij zich niet begripvol opgesteld en toonde hij geen enkele bereidheid om te veranderen. Met zijn, ook in dit vonnis beschreven gedrag, bleef hij grenzen opzoeken en heeft hij velen tegen zich in het harnas gejaagd. Daarmee was de maat vol.
4.16.
In het licht van dit alles acht de voorzieningenrechter ook de definitieve toegangsontzegging door IJsselland gerechtvaardigd. Daarmee is de ledenovereenkomst op grond van artikel 9 lid 6 sub i. op 28 april 2020 tot een einde gekomen. In dit oordeel ligt ook besloten dat, indien de ledenovereenkomst nog wel gelding zou hebben gehad, een terugkeer van [naam eiser] binnen de vakgroep niet meer realistisch is.
4.17.
Ten slotte komt de voorzieningenrechter terug op het grotere plaatje. In herinnering wordt geroepen dat [naam eiser] het er niet beter op gemaakt heeft, maar dat ook het optreden van IJsselland en het MSB geen schoonheidsprijs verdient, al was het maar omdat de vakgroep al jaren niet functioneerde en er nooit is ingegrepen terwijl er aanknopingspunten zijn geweest om dit wel te doen. Dat kan zich mogelijk (toch) vertalen in enige vorm van vergoeding voor [naam eiser] en zijn praktijkvennootschap. Daarbij dienen IJsselland en het MSB te onderkennen dat de uitkomst van in ieder geval dit kort geding voor [naam eiser] ingrijpend zal zijn. Het is (blijkbaar) de vraag of hij in Nederland nog werk zal vinden, gelet op de kleine kring van medisch specialisten binnen het betreffende vakgebied en de negatief getoonzette verwijzing ter zitting naar een verder niet uitgewerkt voorval of functioneren in Zeeland. Om die reden geeft de voorzieningenrechter partijen nogmaals in overweging om in onderling overleg te proberen om tot een definitief afscheid te komen dat recht doet aan alle omstandigheden.
4.18.
Männlichen en [naam eiser] worden als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van het MSB en IJsselland worden begroot op:
- griffierecht: € 656,00
- salaris advocaat:
€ 1.470,00
totaal: € 2.126,00

5..De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Männlichen en [naam eiser] in de proceskosten, aan de zijde van IJsselland tot op heden begroot op € 2.126,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2020.
[2971/2009]