ECLI:NL:RBROT:2020:1232

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 februari 2020
Publicatiedatum
14 februari 2020
Zaaknummer
C/10/579608 / HA ZA 19-727
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot tussenkomst in verzekeringsrechtelijk geschil over schadevergoeding na brand in bedrijfspand

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 februari 2020 uitspraak gedaan in een incident tot tussenkomst. De zaak betreft een verzekeringsrechtelijk geschil naar aanleiding van een brand die op 27 april 2017 heeft plaatsgevonden in een bedrijfspand dat werd gehuurd door H3 for Kids B.V. De voormalig eigenaar van het pand, vertegenwoordigd door mr. J.H. van Seters als curator, vordert dat de rechtbank de rechtspersoon Allianz Benelux N.V. en Allianz Nederland Schadeverzekering veroordeelt tot schadevergoeding voor de geleden schade door de brand. De eisers in het incident, die ook voormalig eigenaren zijn, willen tussenkomen in de hoofdzaak omdat zij belang hebben bij de uitkering van schadepenningen die voortvloeien uit de verzekeringsovereenkomsten tussen Allianz en H3 for Kids B.V.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers voldoende belang hebben om in de hoofdzaak tussen te komen, aangezien zij als (voormalig) eigenaar van het pand mogelijk nadelige gevolgen kunnen ondervinden van de uitspraak in de hoofdzaak. De rechtbank heeft de primaire vordering tot tussenkomst toegewezen en de overige vorderingen van de eisers afgewezen. De beslissing over de kosten van het incident is aangehouden tot de hoofdzaak. De zaak is verwezen naar de rol van 25 maart 2020 voor conclusie van eis in tussenkomst door de eisers.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/579608 / HA ZA 19-727
Vonnis in incident van 12 februari 2020
in de zaak van
MR. J.H. VAN SETERS,
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van H3 for Kids B.V.,
kantoorhoudende te Roermond,
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. J.H. van Seters te Roermond,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
ALLIANZ BENELUX N.V., tevens handelend onder de naam
ALLIANZ NEDERLAND SCHADEVERZEKERING,
gevestigd te Brussel, België,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. H. Lebbing te Rotterdam,
en

1.[naam eiser 1] ,

wonende te [woonplaats eiser 1] ,
2.
[naam eiser 2],
wonende te [woonplaats eiser 2] , Noorwegen,
3.
[naam eiser 3],
wonende te [woonplaats eiser 3] , België,
eisers in het incident,
advocaat mr. F.W. Amendt te Neerkant.
Eisers in het incident worden hierna gezamenlijk [eisers] genoemd. Verweerders in het incident worden hierna (afzonderlijk) Van Seters q.q. en Allianz genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding d.d. 15 juli 2019, met producties;
  • de conclusie van antwoord van Allianz, met producties;
  • de incidentele conclusie tot primair tussenkomst en subsidiair voeging, met producties;
  • de incidentele conclusie van antwoord van Van Seters q.q.;
  • de incidentele conclusie van antwoord van [eisers] , met productie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De vorderingen in de hoofdzaak

2.1.
Van Seters q.q. vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. verklaart voor recht dat Allianz gehouden is om de als gevolg van de brand van 27 april 2017 door H3 for Kids B.V. geleden schade aan Van Seters q.q. te vergoeden, zoals overeengekomen in de tussen Allianz en H3 for Kids B.V. van toepassing zijnde verzekeringsovereenkomsten met nummers [nummer 1] , [nummer 2] en [nummer 3] , waarbij:
a.
primair: rekening wordt gehouden met de volledige schade;
b.
subsidiair: rekening wordt gehouden met de schade zoals die zou zijn geweest indien het inbraakalarm was afgegaan en de brandweer eerder was begonnen met blussen;
2. Allianz veroordeelt om het aan Van Seters q.q. toekomende bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
3. Allianz veroordeelt om, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, een voorschot aan Van Seters q.q. te voldoen op voornoemde schade ten bedrage van € 350.000,00;
4. Allianz veroordeelt om, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan Van Seters q.q. te voldoen de proces- en nakosten, zulks te voldoen binnen zeven na dagtekening van het te wijzen vonnis en, voor het geval betaling daarvan niet binnen die termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.

3.Het geschil in het incident

3.1.
[eisers] vorderen dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
1. bepaalt dat zij in het rechtsgeding worden toegelaten als tussenkomende partij;
2. verweerders beveelt binnen zeven dagen na het in dit incident te wijzen vonnis aan [eisers] te overleggen de in hoofdzaak genomen processtukken;
3. hen gunt op een door de rechtbank te bepalen roldatum inhoudelijk te concluderen in de hoofdzaak;
subsidiair:
1. bepaalt dat zij in het rechtsgeding worden toegelaten als voegende partij;
2. verweerders beveelt binnen zeven dagen na het in dit incident te wijzen vonnis aan [eisers] te overleggen de in hoofdzaak genomen processtukken;
3. hen gunt op een door de rechtbank te bepalen roldatum inhoudelijk te concluderen in de hoofdzaak;
primair en subsidiair:
kosten rechtens.
3.2.
[eisers] leggen aan hun vorderingen het volgende ten grondslag. [eisers] waren ten tijde van de brand eigenaar van het bedrijfspand aan de [adres] . Als gevolg van brand is het bedrijfspand op 27 april 2017 verloren gegaan. Ten tijde van de brand was H3 for Kids B.V. (hierna: H3FK) slechts huurder van het verloren gegane pand. Als voormalig eigenaar van het bedrijfspand hebben [eisers] recht op en belang bij de uitkering van schadepenningen inzake de verloren gegane waarde van het bedrijfspand en schadepenningen inzake de herbouw van het pand. De door Allianz en H3FK gesloten verzekeringsovereenkomsten dekken onder meer de schade aan opstal door brand. Op grond van artikel 1.23 van de Verzekeringsvoorwaarden BRU14 is het zakelijk belang verzekerd, welk belang het eigendomsrecht van [eisers] betreft. Aldus zijn [eisers] de verzekerde derde(n). Indien en voor zover blijkt dat dat niet uitdrukkelijk op een polisblad is vermeld, blijft dit standpunt in stand door een redelijke uitleg van de polis(voorwaarden). Bovendien heeft Allianz ook al in rechte het standpunt ingenomen dat het zakelijk belang voor wat betreft de schade aan opstal bij [eisers] ligt. In de hoofdzaak wensen [eisers] dan ook te stellen en te bewijzen dat niet H3FK, althans Van Seters q.q., maar [eisers] in dit kader de schuldeiser(s) en de verzekerde derde(n) zijn. Daarom hebben [eisers] er belang bij in de tussen Van Seters q.q. en Allianz aanhangig zijnde procedure te mogen tussenkomen. Subsidiair stellen [eisers] zich op het standpunt dat zij belang hebben om te voegen in de procedure in de hoofdzaak aan de zijde van Van Seters q.q., omdat zij nadelige gevolgen kunnen ondervinden van de uitkomst van die hoofdzaak. In dat geval wensen [eisers] in de hoofdzaak te betogen dat zij hoofdelijk (mede)schuldeiser(s) zijn naast H3FK, althans Van Seters q.q.
3.3.
Van Seters q.q. concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [eisers] in hun vorderingen, althans tot afwijzing van hun vorderingen, met hoofdelijke veroordeling van [eisers] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad in de proces- en nakosten, zulks te voldoen binnen zeven dagen na dagtekening van het te wijzen vonnis en, voor het geval betaling daarvan niet binnen die termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.
3.4.
Van Seters q.q. voert ter onderbouwing van zijn verweer het volgende aan. [eisers] zijn geen medeschuldeiser(s) voor wat betreft de schade aan voorraad, bedrijfsinventaris en bedrijfsschade. Van Seters q.q. is namens H3FK uitsluitend bevoegd die schadeposten te verhalen op Allianz. In de hoofdzaak heeft Van Seters q.q. uitsluitend schade gevorderd wegens brand die H3FK toekomt en hij heeft dus geen vergoeding van de geleden opstalschade gevorderd, omdat deze aan [eisers] toekomt. Daarnaast geldt dat het bedrijfspand inmiddels is verkocht en geleverd door [eisers] Het is onduidelijk of zij daadwerkelijk schade hebben geleden en of zij belang bij tussenkomst hebben, omdat niet bekend is of er een verschil is ontstaan tussen de herbouwwaarde van het pand en de ontvangen koopprijs. Van Seters q.q. stelt er geen bezwaar tegen te hebben dat [eisers] tussenkomen in de hoofdzaak, als zij daadwerkelijk een schadevordering hebben en met dien verstande dat zij uitsluitend opkomen voor de opstalschade. Voor zover dat niet het geval is, heeft Van Seters q.q. bezwaar tegen tussenkomst dan wel voeging, omdat [eisers] in dat geval de gesloten verzekeringsovereenkomsten tussen Allianz en H3FK miskennen. Ten aanzien van het subsidiair gevorderde, stelt Van Seters q.q. dat [eisers] deze vordering niet, althans onvoldoende, hebben onderbouwd. Dit geldt ook ten aanzien van de vordering tot afgifte van processtukken.
3.5.
Allianz refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in het incident
tussenkomst
4.1.
Een derde kan op de voet van artikel 217 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vorderen in een aanhangig geding te mogen tussenkomen indien deze een eigen vordering wenst in te stellen tegen (een van) de procederende partijen en voldoende belang heeft zich met dat doel in de hoofdzaak te mengen in verband met de nadelige gevolgen die zij van de uitspraak in de hoofdzaak kan ondervinden. Dat belang kan erin bestaan dat in verband met de gevolgen die de uitspraak in de hoofdzaak kan hebben, benadeling of verlies van een recht van de tussenkomende partij dreigt, dan wel diens positie anderszins kan worden benadeeld. Aan de toewijsbaarheid van een vordering tot tussenkomst kunnen niettemin de eisen van een goede procesorde in de weg staan (HR 28 maart 2014, NJ 2015/206).
4.2.
[eisers] stellen dat zij ten tijde van de brand eigenaar van het bedrijfspand waren. Ter onderbouwing van hun incidentele vordering wijzen zij op een in artikel 1.23 van de Verzekeringsvoorwaarden BRU14 vervatte definitie. Dit artikel luidt – voor zover van belang – als volgt:

Zakelijk belang
Het belang van de verzekerde bij het behoud van de gevaarsobjecten uit hoofde van eigendom of een ander zakelijk recht of het dragen van het risico voor het behoud daarvan.”
4.3.
Van Seters q.q. stelt dat de door hem gevorderde schadeposten zien op schade aan voorraad, bedrijfsinventaris en bedrijfsschade. Uit het petitum van zijn dagvaarding blijkt niettemin dat hij ook een verklaring voor recht vordert dat Allianz gehouden is om de als gevolg van de brand door H3FK geleden schade aan Van Seters q.q. te vergoeden, zoals overeengekomen in de verzekeringsovereenkomst tussen Allianz en H3FK met polisnummer [nummer 3] (productie 3 bij dagvaarding). Deze overeenkomst is tussen hen gesloten ten behoeve van een gebouwenverzekering en de Verzekeringsvoorwaarden BRU14 zijn op deze overeenkomst van toepassing. Gelet op artikel 1.23 van de Verzekeringsvoorwaarden BRU14 in combinatie met de hiervoor genoemde verzekeringsovereenkomst is de rechtbank van oordeel dat [eisers] , als (voormalig) eigenaar van het bedrijfspand, belang hebben om in de hoofdzaak tussen Van Seters q.q. en Allianz tussen te komen met hun vorderingen. Immers, als de vorderingen in de hoofdzaak worden toegewezen, kunnen [eisers] daarvan nadelige gevolgen ondervinden. Daarbij komt dat het de rechtbank ook uit proceseconomisch oogpunt juist voor komt, ter voorkoming van nieuwe procedures, dat degene die stelt materieel belanghebbende te zijn bij de vorderingen, deelneemt aan de procedure.
overlegging processtukken, voeging en proceskosten
4.4.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de primaire vordering tot tussenkomst (onder 1) zal worden toegewezen. De (eveneens) primaire vordering tot gunning van inhoudelijk concluderen in de hoofdzaak (onder 3) zal wegens gebrek aan belang worden afgewezen, nu dit een gevolg is van voornoemde toewijzing. De primaire vordering tot overlegging van processtukken die in de hoofdzaak zijn genomen (onder 2) zal eveneens worden afgewezen, omdat deze onvoldoende is onderbouwd. Gelet op het voorgaande behoeft het subsidiair gevorderde dan ook in zijn geheel geen bespreking meer.
4.5.
De rechtbank zal de beslissing omtrent de kosten van het incident aanhouden, totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.
in de hoofdzaak
4.6.
De zaak zal worden verwezen naar de rol van 25 maart 2020 voor conclusie van eis in tussenkomst door [eisers] Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
staat [eisers] toe in de hoofdzaak tussen te komen;
5.2.
houdt de beslissing omtrent de kosten van het incident aan;
5.3.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in de hoofdzaak
5.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
25 maart 2020voor conclusie van eis in tussenkomst aan de zijde van [eisers] ;
5.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Koekebakker en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2020.
2897/801/1582