Op 3 februari 2020 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De kinderrechter heeft de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht verzocht om de ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van twaalf maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing in een pleeggezin voor de duur van twee maanden. De moeder en vader van [naam kind] zijn bijgestaan door hun advocaten, mr. J.I. Echteld en mr. E. Kocabas-Güler, respectievelijk. Tijdens de zitting is vastgesteld dat de ouders de Nederlandse taal niet voldoende machtig zijn, waardoor tolken in de Poolse taal zijn ingeschakeld.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd door de zorgelijke opvoedomgeving. De moeder heeft psychiatrische klachten en is emotioneel overbelast, wat heeft geleid tot lichamelijk letsel bij [naam kind]. De Raad en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond hebben aangegeven dat er perspectief is op terugplaatsing van [naam kind] bij de ouders, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. De ouders hebben aangegeven bereid te zijn om samen te werken aan de verbetering van hun situatie, maar er zijn zorgen over de stabiliteit van hun relatie en de mogelijkheid om gezamenlijk de zorg voor [naam kind] te dragen.
De kinderrechter heeft besloten om [naam kind] onder toezicht te stellen voor de duur van twaalf maanden en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 14 april 2020. Deze beslissing is genomen in het belang van de verzorging en opvoeding van [naam kind]. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 februari 2020, met de schriftelijke uitwerking vastgesteld op 13 februari 2020. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld.