ECLI:NL:RBROT:2020:12483

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 december 2020
Publicatiedatum
7 januari 2021
Zaaknummer
C/10/607921 / JE RK 20-3153
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vervallen verklaring schriftelijke aanwijzing door de moeder afgewezen in het kader van ondertoezichtstelling van kinderen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 7 december 2020 uitspraak gedaan over het verzoek van de moeder om de schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling (GI) Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gegeven op 12 november 2020, vervallen te verklaren. De moeder, die het ouderlijk gezag uitoefent over haar drie kinderen, heeft aangevoerd dat het goed gaat met de kinderen en dat zij goede opvoedvaardigheden heeft. Ze stelt dat de betrokkenheid van de GI onnodig is en alleen maar stress veroorzaakt. De GI daarentegen heeft zorgen geuit over de ontwikkeling van de kinderen en het gebrek aan contact met de moeder. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en dat de moeder niet meewerkt aan de hulpverlening. De rechter heeft geoordeeld dat de schriftelijke aanwijzing noodzakelijk is voor de uitvoering van de ondertoezichtstelling en dat de moeder verplicht is om hieraan mee te werken. Het verzoek van de moeder is afgewezen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/607921 / JE RK 20-3153
datum uitspraak: 7 december 2020

beschikking conflictbehandeling schriftelijke aanwijzing

in de zaak van

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,
betreffende

[naam kind 1] ,

geboren op [geboortedatum kind 1] 2009 te [geboorteplaats kind 1] , hierna te noemen [naam kind 1] ,
[naam kind 2],
geboren op [geboortedatum kind 2] 2013 te [geboorteplaats kind 2] , hierna te noemen [naam kind 2] ,
[naam kind 3],
geboren op [geboortedatum kind 3] 2016 te [geboorteplaats kind 3] , hierna te noemen [naam kind 3] ,
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de moeder van 13 november 2020, ingekomen bij de griffie op 16 november 2020,
- de beschikking van deze rechtbank van 13 oktober 2020 en de daaraan ten grondslag liggende stukken.
Op 7 december 2020 heeft de kinderrechter de zaak, na aanhouding, ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, [naam vertegenwoordigster 1] en [naam vertegenwoordigster 2] .
Opgeroepen en niet verschenen is de moeder.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] wordt uitgeoefend door de moeder.
Bij beschikking van 13 oktober 2020 zijn [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] onder toezicht gesteld tot 25 oktober 2021.
De GI heeft de moeder op 12 november 2020 een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] . Hierin is het volgende opgenomen:
- De moeder maakt een afspraak met JBRR voor een huisbezoek;
- Het concept gezinsplan wordt door moeder gelezen en zij reageert erop;
- De nieuwe jeugdbeschermer gaat kennis maken met de kinderen;
- De moeder moet meewerken aan alle vormen van hulpverlening die nodig worden geacht voor de kinderen;

-De moeder werkt mee met BB plus;

- De zorgen vanuit school worden samen met moeder en de betrokken hulpverleners op school besproken.

Het verzoek

De moeder verzoekt de schriftelijke aanwijzing van de GI van 12 november 2020 vervallen te verklaren.
De moeder heeft haar verzoek schriftelijk toegelicht. Het gaat goed met [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] . De moeder heeft goede opvoedvaardigheden en de kinderen groeien niet op in een verwaarloosde opvoedomgeving. Daarnaast is de financiële situatie van de moeder sterk verbeterd sinds de moeder niet meer onder bewind staat. Het contact tussen de moeder en de school is goed. Het wisselen van school is voor de kinderen niet vervelend omdat zij heel sociaal zijn en zich altijd aanpassen. Ze wilden ook zelf van school wisselen. In de omstandigheid dat steeds andere kinderrechters over de kinderen beslissen, ziet de moeder een teken dat er iets niet klopt. Dit vervangen van de kinderrechters speelt in een heel gebeuren van wat organisaties met de kinderen willen bereiken. De betrokkenheid van de GI is niet noodzakelijk en veroorzaakt alleen maar stress bij de kinderen. Dat is een kwalijke en strafbare zaak. Volgens artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) en artikel 1:247 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft ieder gezin recht op een familie- en privéleven zonder overheidsbemoeienis. De moeder is daarom niet verplicht om haar medewerking te verlenen aan de GI, de hulpverlening of de school wanneer zij informatie over het gezin vragen of betrokken willen zijn bij het gezin.

Het standpunt van de GI

De GI verzet zich ter zitting tegen het verzoek van de moeder en licht dat als volgt toe. De GI heeft twee zorgmeldingen ontvangen over het gezin en wil deze zorgen verder onderzoeken. De GI heeft echter geen contact met de moeder gekregen. Het telefoonnummer dat de GI van de moeder heeft ontvangen, werkt niet en bij onverwachte huisbezoeken in het verleden heeft de moeder niet open gedaan. Het is zorgelijk dat de moeder geen contact heeft met de GI of met hulpverleners. In tegenstelling tot wat de moeder stelt, ervaart de school het contact met de moeder als lastig. De moeder heeft een klein netwerk. Het is niet bekend of de moeder persoonlijke problematiek of een beperkt intelligentieniveau heeft, maar dat wordt niet uitgesloten. Het is van belang dat de moeder een persoonlijkheidsonderzoek af laat nemen om meer inzicht te krijgen in de aard van de mogelijk aanwezige problematiek en in de voor het gezin passende hulpverlening. De GI zal de komende periode proberen om met de moeder in contact te komen door Beter Beschermd plus (BB plus) in te zetten. Het is noodzakelijk om contact met de moeder en de kinderen te hebben om de ondertoezichtstelling uit te kunnen voeren.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] nog altijd ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De GI is door de kinderrechter op 25 oktober 2019 op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) belast met de uitvoering van de ondertoezichtstelling over de drie kinderen van de moeder. De kinderen zijn in hun thuissituatie getuige geweest van huiselijk geweld en worden belast met een grote mate van eigen verantwoordelijkheid. De moeder kampt met schuldenproblematiek en heeft de hulp die zij daarbij ontving, beëindigd. Tijdens het raadsonderzoek dat tot de ondertoezichtstelling leidde, maakte de moeder een emotionele en overbelaste indruk. Zij gaf toen aan veel stress te ervaren en vertelde dat de opvoeding van de kinderen haar soms te veel werd. De moeder heeft een beperkt netwerk en ontvangt weinig steun van derden. De laatste maanden weigert de moeder alle aangeboden hulp. Er is geen zicht op hoe het nu met de kinderen gaat en de moeder vermijdt contact met de GI en de school van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] . Ook is er nog altijd geen zicht op de mogelijke persoonlijke problematiek van de moeder.
De moeder is van mening dat zij zich op basis van de artikel 8 EVRM en artikel 1:247 van het Burgerlijk Wetboek aan de schriftelijke aanwijzing en de betrokkenheid van de GI kan onttrekken. Het is juist dat in artikel 8 EVRM het recht op eerbiediging van het privé- familie- en gezinsleven is vastgelegd. In dat zelfde verdragsartikel is echter ook beschreven dat in bepaalde, bij de wet vastgestelde, gevallen de overheid mag ingrijpen in dat beschermde gezinsleven. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de geestelijke of lichamelijke gezondheid van een minderjarige wordt bedreigd. In zo’n situatie kan op grond van artikel 1: 255 BW de kinderrechter een kind onder toezicht van een GI stellen. De kinderrechter heeft eerder vastgesteld dat van een dergelijke bedreiging sprake was, op grond van de hiervoor omschreven zorgen, en heeft de kinderen onder toezicht gesteld. Die ondertoezichtstelling vormt daarmee een inbreuk op het recht van de moeder op eerbiediging van haar gezinsleven, maar is een inbreuk die het EVRM en de Nederlandse wetgeving mogelijk maken. Wanneer de GI het toezicht over de kinderen uitoefent, kan de GI de moeder verplichten mee te werken aan het opgestelde hulpverleningsplan door het afgeven van een schriftelijke aanwijzing. In dit geval ziet de schriftelijke aanwijzing op de noodzakelijke voorwaarden om de maatregel tot ondertoezichtstelling van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] uit te kunnen voeren. De kinderrechter ziet geen reden de schriftelijke aanwijzing van 12 november 2020 vervallen te verklaren. De moeder dient de schriftelijke aanwijzing van de GI dus op te volgen en met de GI in gesprek te gaan in het belang van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] , zodat de GI, samen met de moeder, kan onderzoeken op welke manier het gezin van hulpverlening kan profiteren.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. van Driel, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. de Leeuw als griffier en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 16 december 2020.