ECLI:NL:RBROT:2020:1249

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 februari 2020
Publicatiedatum
14 februari 2020
Zaaknummer
C/10/582866 / JE RK 19-2989
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging ouderlijk gezag en benoeming van een gecertificeerde instelling tot voogdij over een minderjarige

Op 3 februari 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar minderjarige kind, geboren in 2017. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) als voogdes te benoemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag momenteel wordt uitgeoefend door de moeder, maar dat de minderjarige sinds 2016 onder toezicht staat en sinds september 2017 in een pleeggezin verblijft. De moeder heeft psychische problemen en is niet in staat om de zorg en opvoeding van de minderjarige adequaat te dragen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de opvoedverantwoordelijkheid al lange tijd niet meer bij de moeder ligt en dat het in het belang van de minderjarige is om duidelijkheid te krijgen over zijn opvoedsituatie.

De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in overweging genomen, waaronder eerdere beschikkingen en de standpunten van de betrokken partijen. De Raad heeft het verzoek om gezagsbeëindiging gehandhaafd, terwijl de GI het verzoek heeft ondersteund en verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling. De moeder heeft het verzoek van de Raad afgewezen en betoogd dat er geen zorgen zijn over de ontwikkeling van de minderjarige.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het gezag van de moeder kan worden beëindigd op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, omdat de minderjarige in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en de moeder niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen. De rechtbank heeft daarom het verzoek van de Raad toegewezen, het gezag van de moeder beëindigd en de GI benoemd tot voogdes. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/582866 / JE RK 19-2989 en C/10/586982 / JE RK 19-3615
datum uitspraak: 3 februari 2020

beschikking beëindiging van het ouderlijk gezag

in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende
[naam minderjarige] ,geboren op [geboortedatum minderjarige] 2017 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
de gecertificeerde instellling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
[naam moeder], hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,
Fhierna te noemen de pleegouders, wonende te [woonplaats pleegouders] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 21 november 2019 en de daaraan ten grondslag liggende stukken.
Op 3 februari 2020 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. G.E. van der Pols,
- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam vertegenwoordigster 1] ,
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster 2]
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
- de pleegouders.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige] is in 2016 onder toezicht gesteld en verblijft sinds september 2017 in het huidige, perspectief biedende pleeggezin.
Bij beschikking van de kinderrechter van 21 november 2019 zijn de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 28 februari 2020.
De GI heeft zich bij brief van 21 februari 2019 bereid verklaard om de voogdij over [voornaam minderjarige] te aanvaarden.

Het verzoek en het standpunt van de Raad

De Raad heeft verzocht het gezag van de moeder te beëindigen en de GI tot voogdes over [voornaam minderjarige] te benoemen.
De Raad heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht.
De Raad acht een gezagsbeëindigende maatregel passend, omdat duidelijk is dat [voornaam minderjarige] niet bij de moeder zal opgroeien en er niet meer wordt gewerkt aan de doelstellingen van een ondertoezichtstelling. De opvoedverantwoordelijkheid en beslissingen omtrent [voornaam minderjarige] liggen al lange tijd niet meer bij de moeder. Het is van belang dat [voornaam minderjarige] in het pleeggezin blijft, waar hij goed op zijn plek zit. Voor [voornaam minderjarige] is het op langere termijn belangrijk dat hij duidelijkheid krijgt over zijn opvoedsituatie en zijn perspectief. De relatie tussen de moeder en de GI is heel positief. Het is belangrijk dat de contacten tussen [voornaam minderjarige] en de moeder positief blijven verlopen.

Het verzoek en het standpunt van de GI

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar.
De GI heeft ter zitting het verzoek van de Raad ondersteund. Het is noodzakelijk dat de GI wordt belast met de voogdij over [voornaam minderjarige] , omdat er nog stappen te zetten zijn in de omgang tussen de moeder en [voornaam minderjarige] . De omgang was even stopgezet, maar is sinds december 2019 weer hervat. De moeder ziet [voornaam minderjarige] nu drie uur per maand. In de tussentijd bellen ze elkaar, wat nog niet helemaal loopt zoals het hoort. Dit moet regelmatig geëvalueerd worden. Voor nu is het belangrijk dat [voornaam minderjarige] duidelijkheid krijgt. De GI acht daarom een gezagsbeëindigende maatregel passend.

Het standpunt van de moeder

Door en namens moeder is ter zitting verzocht om het verzoek van de Raad af te wijzen.
Ter onderbouwing van dit standpunt is - kort en zakelijk weergegeven - aangevoerd dat een gezagsbeëindigende maatregel geen toegevoegde waarde heeft. Er zijn geen zorgen over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] en er is geen discussie over het gezin waar hij opgroeit. De betrokken mensen moeten betrokken blijven bij [voornaam minderjarige] . De moeder ziet daarom geen argument voor een gezagsbeëindigende maatregel. Bovendien is de omgangsfrequentie tussen de moeder en [voornaam minderjarige] hoger dan gebruikelijk bij een situatie waar een gezagsbeëindiging wordt beoogd.

De beoordeling

De rechtbank overweegt, dat zij op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige] in september 2017 uit huis is geplaatst, omdat de moeder als gevolg van haar psychische problematiek onvoldoende in staat is gebleken om de zorg en opvoeding voor [voornaam minderjarige] te dragen. De moeder is beperkt fysiek en emotioneel beschikbaar en heeft onvoldoende inzicht in leeftijdsadequaat gedrag, waardoor zij onvoldoende kan aansluiten en inspelen op de behoeften van [voornaam minderjarige] . De moeder ervaart veel stress door de bemoeienis van de hulpverlening, waardoor zij snel overprikkeld raakt, zich afkeert en zich niet altijd houdt aan de bezoekafspraken. Een thuisplaatsing van [voornaam minderjarige] wordt - mede hierom - niet in zijn belang geacht.
De rechtbank is van oordeel dat de aanvaardbare termijn voor [voornaam minderjarige] is verstreken. Het perspectief van [voornaam minderjarige] is gelegen in het huidige, perspectief biedende pleeggezin. Nu er niet meer toegewerkt wordt naar een thuisplaatsing van [voornaam minderjarige] , zijn de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing niet langer de geëigende maatregelen. Om de stabiliteit en continuïteit in de opvoedingssituatie van [voornaam minderjarige] te waarborgen en om alle betrokkenen duidelijkheid te bieden omtrent het perspectief van [voornaam minderjarige] , is de rechtbank van oordeel dat het in het belang van [voornaam minderjarige] is om het gezag van de moeder te beëindigen. De rechtbank merkt hierbij op dat de moeder een belangrijke rol zal blijven spelen in het leven van [voornaam minderjarige] . Het is dan ook van belang dat de bezoek- en contactmomenten tussen [voornaam minderjarige] en de moeder in de komende periode worden voortgezet, waarbij het belang van [voornaam minderjarige] voorop dient te staan.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, sub a, BW is voldaan en zal daarom het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder toewijzen.
Omdat de beëindiging van het gezag van de moeder ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [voornaam minderjarige] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid BW een voogd over hem te benoemen.
De voorgestelde voogdes heeft zich bereid verklaard de voogdij over [voornaam minderjarige] op zich te nemen. De GI kan vanuit een neutrale positie de belangen van [voornaam minderjarige] behartigen, een rol spelen in de bezoekmomenten tussen [voornaam minderjarige] en de moeder en bemiddelen in de contacten en de samenwerking tussen de moeder en de pleegouders. De rechtbank is daarom van oordeel dat de GI moet worden belast met de voogdij over [voornaam minderjarige] .
Op grond van artikel 1:276, eerste lid, van het BW wordt de moeder als ouder waarvan het gezag wordt beëindigd, veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording aan de opvolger in het bewind, ervan uitgaande dat de moeder het bewind voerde over het vermogen van [voornaam minderjarige] .
Nu het verzoek van de Raad wordt toegewezen, bestaan er voor toewijzing van het verzoek van de GI geen gronden meer. Dit verzoek zal, voor zover daarop nog moet worden beslist, worden afgewezen.

De beslissing

De rechtbank:
beëindigt het ouderlijk gezag van [naam moeder] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , [geboorteland] , over [voornaam minderjarige] ;
benoemt tot voogdes over genoemde minderjarige de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam;
veroordeelt de moeder aan de voogdes rekening en verantwoording van het gevoerde bewind over het vermogen van [voornaam minderjarige] te doen;

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

wijst af het meer of anders gevorderde.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 februari 2020 door mr F. Aukema-Hartog, kinderrechter, in tegenwoordigheid van E.M.P. van de Kamp als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 11 februari 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.