ECLI:NL:RBROT:2020:12510

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 december 2020
Publicatiedatum
9 januari 2021
Zaaknummer
C/10/598265 / JE RK 20-1673
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van de jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 december 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [naam kind 1] en [naam kind 2]. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 9 januari 2021, maar de Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om een verdere verlenging van twaalf maanden. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder en vertegenwoordigers van de betrokken instanties aanwezig waren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder positieve stappen heeft gezet in haar ontwikkeling, waaronder het aanvragen van hulpverlening bij Impegno en het volgen van een opleiding. Ondanks deze positieve ontwikkelingen, zijn de minderjarigen nog steeds ernstig in hun ontwikkeling bedreigd. De kinderrechter heeft daarom besloten om de ondertoezichtstelling te verlengen, maar niet voor de verzochte duur van twaalf maanden. In plaats daarvan is de ondertoezichtstelling verlengd voor een periode van vijf maanden, tot 9 juni 2021. Dit biedt de mogelijkheid om de situatie van de kinderen en de moeder verder te volgen en te beoordelen of de moeder in staat is om zelfstandig de noodzakelijke hulpverlening te organiseren.

De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het overige verzochte is afgewezen. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 23 december 2020. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/598265 / JE RK 20-1673
datum uitspraak: 18 december 2020

beschikking verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind 1] ,

geboren op [geboortedatum kind 1] 2016 te [geboorteplaats kind 1] , hierna te noemen [naam kind 1] ,

[naam kind 2] ,

geboren op [geboortedatum kind 2] 2017 te [geboorteplaats kind 2] , hierna te noemen [naam kind 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] .

Het procesverloopHet procesverloop blijkt uit de volgende stukken:

- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 9 juli 2020 en de daaraan ten grondslag liggende stukken,
- de e-mail van de GI van 14 december 2020.
Op 18 december 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder,
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam vertegenwoordigster 1] ,
- een tweetal vertegenwoordigsters van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, hierna te noemen de GI, [naam vertegenwoordigster 2] en [naam vertegenwoordigster 3] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind 1] en [naam kind 2] wonen bij de moeder.
Bij beschikking van 9 juli 2020 is de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] verlengd tot 9 januari 2021. De beslissing voor het overig verzochte is aangehouden.

Het aangehouden verzoek

De Raad heeft een ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] verzocht voor de duur van twaalf maanden. Nu resteert de periode tot 9 juli 2021.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De Raad acht een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van zes maanden van belang om de ontwikkelingen te volgen.

Het standpunt van belanghebbenden

De GI heeft zich ter zitting aangesloten bij de Raad. De afgelopen periode heeft de moeder positieve stappen gezet. De moeder heeft zelfstandig hulpverlening aangevraagd bij Impegno. De GI wil deze hulpverlening van Impegno de komende periode blijven volgen. Vervolgens kan worden toegewerkt naar afsluiting van de ondertoezichtstelling.
De moeder heeft aangegeven dat zij zelfstandig actie heeft ondernomen. Ze heeft zich aangemeld bij Impegno en volgt momenteel een opleiding. Daarnaast gaan de contacten met de vader beter. De moeder is blij met de hulp van de GI.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind 1] en [naam kind 2] nog ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De moeder heeft in het verleden keuzes gemaakt die niet in het belang waren van [naam kind 1] en [naam kind 2] en het lukte haar toen onvoldoende om aan te sluiten bij hun ontwikkelingsbehoeften. De opvoedsituatie van [naam kind 1] en [naam kind 2] is inmiddels verbeterd en gestabiliseerd. De moeder staat open voor hulpverlening en heeft een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Ook is de moeder sinds kort met een opleiding gestart. De komende periode dient duidelijk te worden of de moeder de positieve ontwikkelingen in de opvoedsituatie weet vast te houden en of dit de moeder gaat lukken zonder betrokkenheid van de GI. De kinderrechter acht een verlenging van de ondertoezichtstelling daarom nodig.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] niet verlengen voor de verzochte duur, maar voor de duur van vijf maanden en het overige verzochte afwijzen, nu de kinderrechter verwacht dat een periode van vijf maanden toereikend zal zijn om de gestelde doelen te bereiken. Hierna moet duidelijk zijn of de moeder in staat is om zelfstandig de noodzakelijke hulpverlening te organiseren.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] tot 9 juni 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het anders of meer verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. van Driel, kinderrechter, in tegenwoordigheid van I.E. Teunissen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 23 december 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.