In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 24 december 2020 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tussen de besloten vennootschap B.V. Tot Exploitatie van Showrooms en Kantoren (hierna: B.V.) en de besloten vennootschap Öz Sefa Meubel BV (hierna: Sefa). B.V. had in een eerdere procedure een verstekvonnis verkregen waarin Sefa werd veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde vanwege een huurachterstand van € 7.944,26. Sefa heeft in verzet gepleit en aangevoerd dat de huurachterstand inmiddels volledig was ingelopen en dat er geen belang meer was bij de ontbinding van de huurovereenkomst.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat Sefa na het verstekvonnis is doorgegaan met het betalen van de huur en dat de huurachterstand inmiddels volledig is voldaan. De rechter oordeelde dat de tekortkoming van Sefa in de betaling van de huur, gezien de omstandigheden, van te geringe betekenis was om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. De vorderingen van B.V. tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde zijn dan ook afgewezen.
Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat Sefa als de in het ongelijk gestelde partij moet worden aangemerkt, maar dat de proceskosten in de verzetprocedure tot een bedrag van € 360,00 aan B.V. moeten worden vergoed. Het vonnis is uitgesproken door mr. A.J.L.M. van der Wildt en is uitvoerbaar bij voorraad.