ECLI:NL:RBROT:2020:12541

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 december 2020
Publicatiedatum
11 januari 2021
Zaaknummer
8713782 \ CV EXPL 20-29112
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake betalingsachterstand zorgpremie en detentie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 december 2020 een tussenvonnis gewezen in een geschil tussen Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. en een gedaagde die in persoon procedeert. De zaak betreft een betalingsachterstand van de gedaagde met betrekking tot zorgverzekeringsovereenkomsten. Zilveren Kruis vordert betaling van een bedrag van € 3.162,98, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten, als gevolg van een betalingsachterstand van € 3.377,21. De gedaagde heeft betwist dat hij deze bedragen verschuldigd is, met als argument dat hij van 15 juni 2012 tot en met 5 september 2013 gedetineerd was, waardoor hij geen premie voor de basisverzekering verschuldigd zou zijn. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde zich schriftelijk moet uitlaten over zijn detentie en of Justitie de premies heeft betaald tijdens deze periode. De zaak is verwezen naar een rolzitting op 21 januari 2021, waar de gedaagde zijn standpunt verder kan toelichten. De kantonrechter heeft aangegeven dat er geen uitstel zal worden verleend, tenzij Zilveren Kruis schriftelijk akkoord gaat met een aanhouding van de procedure. De verdere beslissing is aangehouden tot de volgende zitting.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8713782 \ CV EXPL 20-29112
uitspraak: 24 december 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de naamloze vennootschap
Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Utrecht,
eiseres,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V. te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als “Zilveren Kruis” respectievelijk “ [gedaagde] ”.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 13 augustus 2020, met producties;
  • het schriftelijke antwoord van [gedaagde] per e-mail van 2 september 2020;
  • de conclusie van repliek tevens houdende akte vermeerdering van eis, met producties;
  • de schriftelijke reactie van [gedaagde] per e-mail van 28 oktober 2020.
1.2
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1
[gedaagde] heeft met Zilveren Kruis meerdere zorgverzekeringsovereenkomsten in de zin van artikel 3 van de Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) gesloten. Deze overeenkomsten hebben betrekking op de verplichte verzekering (het basispakket) en een aanvullende verzekering.
2.2
Uit hoofde van deze zorgverzekeringsovereenkomsten is [gedaagde] aan Zilveren Kruis periodiek premie en/of eigen risico en/of eigen bijdrage verschuldigd. De verschuldigde premie is maandelijks per vooruitbetaling verschuldigd.
2.3
Per brief van 20 maart 2018 heeft (de gemachtigde van) Zilveren Kruis [gedaagde] aangemaand voor een betalingsachterstand van € 2.685,46.
Zilveren Kruis heeft [gedaagde] daarbij gesommeerd binnen 14 dagen na de ontvangst van die brief voormelde hoofdsom te voldoen, bij gebreke waarvan buitengerechtelijke incassokosten van € 475,97 in rekening zullen worden gebracht.

3..Het geschil

3.1
Zilveren Kruis heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 3.162,98, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
Aan haar vordering heeft Zilveren Kruis – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – ten grondslag gelegd dat [gedaagde] een betalingsachterstand heeft doen ontstaan van € 3.377,21 ter zake de door hem verschuldigde maandelijkse premie en nota’s eigen risico. Buiten de 14-dagentermijn van de brief zoals vermeld onder 2.3 om heeft [gedaagde] in totaal een bedrag van € 693,60 voldaan (€ 203,60 + € 490,00), waardoor de hoofdsom nog € 2.683,61 bedraagt (€ 3.377,21 - € 693,60).
Door de wanbetaling aan de zijde van [gedaagde] zag Zilveren Kruis zich genoodzaakt haar vordering uit handen te geven en buitengerechtelijke incassokosten te maken. Deze kosten ten bedrage van € 475,97 (inclusief btw) dienen op grond van artikel 6:96 lid 6 BW voor rekening van [gedaagde] te komen.
Verder maakt Zilveren Kruis aanspraak op de wettelijke rente, waaronder een bedrag van
€ 3,40 aan verschenen rente berekend tot de dag der dagvaarding.
3.2
Bij repliek heeft Zilveren Kruis – kort samengevat – aangevoerd dat [gedaagde] in de periode van 1 maart 2008 tot en met 19 april 2017 een betalingsachterstand van € 3.908,47 heeft laten ontstaan. Onderhavige vordering heeft betrekking op een deel ad € 3.173,61 (de hoofdsom ten bedrage van € 3.377,21 – het bedrag van € 203,60 dat [gedaagde] rechtstreeks aan Zilveren Kruis heeft voldaan en/of door Zilveren Kruis is verrekend). Het verschilbedrag van € 734,86 (€ 3.908,47 – € 3.173,61) is bij de gemachtigde van Zilveren Kruis in behandeling genomen onder dossiernummers 04243785 en 25076382 voor bedragen ad € 581,57 en € 153,29. Voor dit laatste bedrag is nog geen vonnis gewezen. Uit proceseconomische overwegingen vermeerdert Zilveren Kruis daarom onderhavige vordering met € 153,29. In de dagvaarding is al rekening gehouden met het bedrag van
€ 490,00 dat [gedaagde] niet rechtstreeks aan Zilveren Kruis, maar aan haar incassogemachtigde heeft voldaan.
3.3
[gedaagde] heeft de vordering betwist en heeft daartoe bij antwoord – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – aangevoerd dat hij van 15 juni 2012 tot en met 5 september 2013 gedetineerd was.
Zijn ziektekostenverzekering liep via Justitie, waardoor hij de maandelijkse premie voor de basisverzekering over voormelde periode niet verschuldigd is. In zijn nadere schriftelijke reactie voegt [gedaagde] daar nog aan toe dat de in rekening gebrachte premie van € 74,37 ten aanzien van de aanvullende verzekering wel erg hoog is in vergelijking met de maanden daarvoor en daarna.
3.4
Op de overige stellingen van partijen wordt hierna – indien van belang voor de uitkomst van deze procedure – teruggekomen.

4..De beoordeling

4.1
De kantonrechter begrijpt uit de stellingen van Zilveren Kruis dat de hoofdsom na eisvermeerdering thans € 2.836,90 (€ 2.683,61 + € 153,29) bedraagt.
[gedaagde] voert ter verweer aan dat hij wegens detentie de maandelijkse premie tussen 15 juni 2012 en 5 september 2013 niet verschuldigd is, wat betekent dat die bedragen nog in mindering dienen te worden gebracht op de voormelde hoofdsom.
4.2
Zilveren Kruis heeft bij repliek, onder overlegging van een specificatie, te kennen gegeven dat zij van april 2010 tot en met juli 2012 geen premie heeft doorbelast, omdat [gedaagde] toen in detentie heeft gezeten. Het is haar niet bekend dat [gedaagde] van juli 2012 tot en met 5 september 2013 (ook) in detentie heeft gezeten. [gedaagde] had dit op grond van de wet moeten melden met behulp van een zogenoemde detentieverklaring (zie 2.4 en 2.5). Een dergelijke verklaring heeft Zilveren Kruis echter nooit ontvangen.
4.3
Niet duidelijk is gebleken wanneer [gedaagde] precies in detentie heeft gezeten. De kantonrechter zal de zaak daarom verwijzen naar de hierna te noemen rolzitting, zodat [gedaagde] zich nog éénmaal schriftelijk – en indien mogelijk onder overlegging van (bewijs)stukken – mag uitlaten, in het bijzonder ten aanzien van de volgende punten:
  • heeft [gedaagde] in de periode van 15 juni 2012 tot en met 5 september 2013 in detentie gezeten?
  • heeft Justitie tijdens die gehele detentieperiode de basispremie en/of de aanvullende premie betaald?
4.4
Mocht blijken dat [gedaagde] in laatstgenoemde periode in detentie heeft gezeten, dan zullen de daarvoor in aanmerking komende premiebedragen nog in mindering worden gebracht op de hoofdsom. Kan [gedaagde] niet inzichtelijk maken dat hij in deze periode in detentie heeft gezeten, dan zal in beginsel worden uitgegaan van de juistheid van de stellingen van Zilveren Kruis en is de hoofdsom van € 2.836,90 toewijsbaar.
4.5
De kantonrechter zal de zaak verwijzen naar de rolzitting van donderdag 21 januari 2021 te 14:30 uur. Bepaald wordt daarbij dat geen uitstel aan [gedaagde] zal worden verleend, behoudens het geval dat blijkt dat Zilveren Kruis schriftelijk akkoord gaat met verdere aanhouding van de procedure. Vervolgens zal de kantonrechter, alvorens eindvonnis te wijzen, Zilveren Kruis nog de gelegenheid bieden zich over de stellingen van [gedaagde] uit te laten op een nader te bepalen rolzitting.
4.6
Iedere verdere beslissing wordt in dit stadium van het geding aangehouden.

5..De beslissing

De kantonrechter:
verwijst de zaak naar de rolzitting van
donderdag 21 januari 2021 te 14:30 uuropdat [gedaagde] zich schriftelijk kan uitlaten omtrent het gestelde in rechtsoverweging 4.3;
bepaalt reeds nu dat aan [gedaagde] geen verder uitstel zal worden verleend, tenzij blijkt dat Zilveren Kruis met het verzoek om aanhouding schriftelijk instemt;
bepaalt tevens dat Zilveren Kruis vervolgens nog in de gelegenheid zal worden gesteld om schriftelijk te reageren op de nadere stellingen van [gedaagde] , in verband waarmee de zaak zal worden verwezen naar een nader te bepalen rolzitting;
houdt iedere verdere beslissing in dit stadium van het geding aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.L.M. van der Wildt en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44240