In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 december 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd op 17 juli 2020 voor een periode van vijf maanden, tot 2 januari 2021. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft verzocht om de ondertoezichtstelling te verlengen voor een periode van één jaar, tot 2 augustus 2021. Dit verzoek werd behandeld tijdens een zitting met gesloten deuren, waarbij de moeder, de vader en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] nog steeds ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd, vooral door het gebrek aan duidelijkheid en stabiliteit in de contactregeling met de vader. De omgang tussen [naam kind] en haar vader is recentelijk weer opgestart, wat positief is, maar er is behoefte aan begeleiding en ondersteuning van de GI om een stabiele omgangsregeling te waarborgen. De moeder heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek en werkt constructief mee in het belang van [naam kind].
De kinderrechter heeft op basis van de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting geoordeeld dat voldaan is aan het wettelijke criterium van artikel 1:255 BW. De kinderrechter heeft daarom het verzoek van de GI toegewezen en de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot 2 augustus 2021. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.