ECLI:NL:RBROT:2020:12815

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 december 2020
Publicatiedatum
28 januari 2021
Zaaknummer
C/10/609649 / JE RK 20-3445
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van voorlopige ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 december 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De minderjarige is geboren in 2003 en verblijft momenteel in een crisisopvang. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, die loopt tot 11 maart 2021. Dit verzoek is gedaan omdat de minderjarige in een onveilige thuissituatie verkeert, onder andere door conflicten met de moeder en de terugkeer van de stiefvader, die eerder mishandeling heeft gepleegd.

Tijdens de zitting op 23 december 2020 zijn de minderjarige, een vertegenwoordiger van de Raad en een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West gehoord. De kinderrechter heeft de moeder telefonisch gehoord in verband met coronamaatregelen. De feiten wijzen uit dat de minderjarige zich onveilig voelt in de thuissituatie en dat de moeder niet in staat lijkt om haar te beschermen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd en dat de veiligheid niet kan worden gewaarborgd binnen het netwerk.

De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, waarbij de moeder is opgedragen om de persoonlijke spullen van de minderjarige, zoals haar telefoon en kleding, terug te geven. De kinderrechter heeft de beschikking mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 6 januari 2021. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en andere belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/609649 / JE RK 20-3445
datum uitspraak: 23 december 2020

beschikking verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2003 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de beschikking van deze rechtbank van 11 december 2020 en de daarin genoemde stukken.
Op 23 december 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [voornaam minderjarige] , die tevens voorafgaand aan de zitting apart is gehoord,
- een vertegenwoordiger van de Raad, dhr. [naam vertegenwoordiger] ,
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west (hierna: de GI), mw. [naam vertegenwoordigster] .
De kinderrechter heeft de moeder telefonisch gehoord in verband met corona gerelateerde klachten.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige] verblijft in een crisisopvang.
Bij beschikking van 11 december 2020 is [voornaam minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot
11 maart 2021. De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder (crisisopvang) verleend voor de duur van vier weken. De beslissing voor het overig verzochte is aangehouden.

Het aangehouden verzoek

De Raad heeft een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] verzocht in een accommodatie jeugdhulpaanbieder voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, te weten tot 11 maart 2021.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Op 11 december 2020 heeft [voornaam minderjarige] contact gezocht met het Jeugdteam, omdat zij niet terug kon naar huis. Zij heeft ruzie gehad met de moeder. Ook is de stiefvader teruggekeerd in huis zonder overleg met [voornaam minderjarige] , terwijl zij in 2019 door hem is mishandeld. Daarnaast keerde het netwerk zich tegen [voornaam minderjarige] . De Raad heeft een spoedmaatregel verzocht, omdat de moeder geen toestemming wilde geven voor een plaatsing van [voornaam minderjarige] in een crisisopvang. De veiligheid van [voornaam minderjarige] moet gewaarborgd blijven.

De standpunten

De GI heeft zich ter zitting aangesloten bij het verzoek van de Raad. Het verhaal van [voornaam minderjarige] en de moeder komen grotendeels overeen, maar iedereen heeft zijn eigen beleving, waardoor het voor de GI lastig is te achterhalen wat er is gebeurd. Het is wel duidelijk dat [voornaam minderjarige] zich onveilig heeft gevoeld. Er heeft een groot overleg met betrokkenen plaatsgevonden. [voornaam minderjarige] heeft de wens om richting zelfstandigheid te werken. De moeder en stiefvader stemmen hiermee in. De komende periode is er tijd nodig om het contact tussen [voornaam minderjarige] en haar familie te herstellen.
De moeder is het eens met het verzoek. De moeder wil de telefoon van [voornaam minderjarige] niet teruggeven, omdat zij contact heeft met verkeerde vrienden. De moeder had de telefoon van [voornaam minderjarige] als straf afgepakt. De moeder wil dat [voornaam minderjarige] gelukkig is en stemt in met haar wens.

De mening van [voornaam minderjarige]

heeft aan de kinderrechter verteld dat het goed gaat op de crisisopvang. Door een ruzie met haar moeder kan zij niet terug naar huis. Ook heeft de moeder nog spullen van [voornaam minderjarige] , zoals haar telefoon, kleding, paspoort, ov-chipkaart. [voornaam minderjarige] wil deze spullen graag terug. [voornaam minderjarige] zou graag naar een KamerTrainingsCentrum (KTC) willen gaan, zodat zij kan leren om zelfstandig te gaan wonen.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Op 11 december 2020 is [voornaam minderjarige] met spoed uit huis geplaatst in een crisisopvang, omdat zij geen plek had om te verblijven. De dagen daarvoor heeft [voornaam minderjarige] ruzie met de moeder gehad. Deze ruzie is zodanig uit de hand gelopen dat de hele familie boos werd op [voornaam minderjarige] en zich tegen haar keerde. De verhalen lopen hierover uiteen, waardoor niet duidelijk vast te stellen is wat er precies is gebeurd. Daarnaast is de stiefvader weer teruggekeerd in het gezin, terwijl [voornaam minderjarige] anderhalf jaar geleden door hem is mishandeld. Deze gebeurtenissen hebben gezorgd voor een gevoel van fysieke onveiligheid bij [voornaam minderjarige] . De moeder lijkt [voornaam minderjarige] daarin niet te beschermen. Omdat de veiligheid van [voornaam minderjarige] binnen het netwerk niet kon worden gewaarborgd, is zij in een crisisopvang geplaatst. Daar gaat het goed met [voornaam minderjarige] . Omdat [voornaam minderjarige] bijna achttien jaar wordt, heeft zij de wens uitgesproken om naar een KTC te gaan, zodat zij richting zelfstandigheid kan werken. De moeder staat achter de wens van [voornaam minderjarige] . De komende periode zal de GI [voornaam minderjarige] hierbij begeleiden. De kinderrechter zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengen voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.
Daarbij geeft de kinderrechter de moeder mee dat [voornaam minderjarige] recht heeft op haar spullen, zoals haar telefoon, paspoort, ov-chipkaart en kleding. De moeder dient spoedig deze spullen aan [voornaam minderjarige] terug te geven.
Uit het voorgaande volgt dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, te weten tot
11 maart 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 december 2020 door mr. R.H. de Vries, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 6 januari 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.