ECLI:NL:RBROT:2020:12822

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 juli 2020
Publicatiedatum
1 februari 2021
Zaaknummer
10-157351-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen

Op 9 juli 2020 vond in de Rechtbank Rotterdam een terechtzitting plaats onder leiding van kinderrechter mr. C.N. Melkert, waarbij een minderjarige verdachte werd beoordeeld voor openlijk in vereniging geweld plegen tegen een persoon. De zaak betrof een incident dat plaatsvond op 30 juni 2019 in een zwembad in [plaatsnaam 1], waar de verdachte samen met anderen betrokken was bij een gewelddadige confrontatie met het slachtoffer, [naam slachtoffer]. Tijdens de zitting werd de identiteit van de verdachte vastgesteld, en waren ook de moeder van de verdachte, de moeder van het slachtoffer, en een vertegenwoordiger van Slachtofferhulp Nederland aanwezig. De verdachte verklaarde dat hij op het moment van het incident in shock was en niet precies wist wat er gebeurde. De moeder van het slachtoffer legde een verklaring af over de ernstige gevolgen van het geweld voor haar zoon, die autistisch is en veel moeite heeft met sociale interacties. De officier van justitie vorderde een taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen jeugddetentie, en een gedeeltelijke toewijzing van de schadevergoeding aan de benadeelde partij. De raadsman van de verdachte pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte niet significant had bijgedragen aan het geweld. Na het horen van de argumenten van beide partijen, verklaarde de kinderrechter het onderzoek gesloten en gaf terstond mondeling vonnis. De kinderrechter oordeelde dat de verdachte schuldig was aan openlijk in vereniging geweld plegen en legde een taakstraf op, evenals een schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team Jeugd
Parketnummer: 10-157351-19
Proces-verbaalvan de terechtzitting met gesloten deuren van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam op 9 juli 2020.
Tegenwoordig als:
kinderrechter mr. C.N. Melkert,
officier van justitie mr. D. van Zetten,
griffier R. van der Wal.
De zaak tegen na te noemen verdachte wordt uitgeroepen.
De verdachte, op de terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de kinderrechter te zijn genaamd

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] ,
feitelijk verblijvende op het adres:
[verblijfadres verdachte] .
De kinderrechter heeft door deze ondervraging de identiteit van de verdachte vastgesteld.
Als raadsman van de verdachte is aanwezig mr. A.F.M. den Hollander, advocaat te Rotterdam.
Tevens is ter terechtzitting aanwezig de moeder van verdachte, [naam 1] .
Tevens is ter terechtzitting aanwezig [naam 2] werkzaam bij de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond.
Tevens is ter terechtzitting aanwezig de moeder van het slachtoffer, [naam 3] , bijgestaan door [naam 4] en [naam 5] namens Slachtofferhulp Nederland.
Zij heeft door middel van een voegingsformulier namens haar zoon te kennen gegeven zich als benadeelde partij in het strafproces te voegen.
In dit proces-verbaal zijn verklaringen en mededelingen steeds zakelijk weergegeven.
De kinderrechtervermaant de verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mede, dat hij niet tot antwoorden is verplicht.

De officier van justitie draagt de zaak voor.

De kinderrechterdeelt mondeling mede de korte inhoud van de stukken van het
voorbereidend onderzoek en alle overige stukken van onderzoek, voor zover van belang met
het oog op enige door de kinderrechter te nemen beslissing.

De verdachte verklaart:

Ik was 30 juni 2019 gaan zwemmen in [naam zwembad] te [plaatsnaam 1] . Ik ben alleen naar het zwembad gereden en daar bekenden tegengekomen. Tijdens het zwemmen kreeg ik een plank tegen mijn hoofd aan. Ik weet niet wat er toen gebeurde. Ik zag niet door wie het surfplankje werd gegooid, maar hij raakte mij wel op mijn hoofd. Ik heb toen niets gedaan. Ik zag een paar mensen vechten, maar ik weet niet meer precies wie wie sloeg. Ik weet dat ik er niets mee te maken heb. Ik heb niets gedaan. Ik ken de jongens die bij de politie een verklaring hebben afgelegd, maar ik heb ze niet zien slaan. U vertelt mij dat op de camerabeelden te zien is dat ik naar de jongen toe zwem nadat ik een bordje tegen mijn hoofd aan heb gekregen. Ik weet niet meer dat ik er naar toe ben gezwommen. Op de vraag van de Officier van Justitie of ik heb staan schelden antwoord ik dat ik dat niet meer weet. Ik was in shock omdat ik een plank tegen mijn hoofd aan kreeg.
De moeder van het slachtofferlegt een verklaring af over de gevolgen die het ten laste gelegde feit bij haar zoon teweeg heeft gebracht. Zij verklaart:
Mijn zoon is autistisch en heeft veel moeite om met andere mensen te praten. Hij heeft een abces in zijn gezicht gekregen door de klap. Hij had een beugel die voor een wond heeft gezorgd. Het abces werd steeds groter. Ze wilde hem gaan opereren. Het abces is toch gesprongen waardoor hij een gat in zijn wang had. Zijn gezicht is nog steeds beschadigd met hard dik littekenweefsel. Hij heeft maanden lang niet naar buiten gedurfd. Dat heeft veel impact gehad en heeft nog steeds veel impact. Hij gaat niet meer met vrienden naar buiten.

De kinderrechter houdt de door het slachtoffer opgestelde brief voor.

De kinderrechtergaat over tot bespreking van de vordering van de benadeelde partij.
De moeder van het slachtofferdeelt namens het slachtoffer mede dat zij ter zake van het ten laste gelegde feit € 418,19 aan schadevergoeding vordert en legt tot bewijs van de schade stukken over.
De verdachteverklaart op vragen van de kinderrechter ten aanzien van zijn persoonlijke omstandigheden:
Ik ben een tijd in Caïro (Egypte) geweest bij mijn broer. Ik ben hier door mijn familie heen gestuurd om mij uit de problemen te houden. Op dit moment woon ik bij mijn oom in [plaatsnaam 2] . Ik kan u dit adres niet vertellen, omdat ik dat niet weet. Ik heb geen contact kunnen houden met [naam 2] omdat ik zijn nummer niet meer had. Ik heb in Egypte dingen geleerd en vakantie gehouden.
De officier van justitiehoudt haar requisitoir. Zij vordert dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot:
Een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 30 uren subsidiair 15 dagen jeugddetentie, met aftrek van 4 uren voor de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht.
De officier legt de vordering over.
De officier van justitievordert ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijke toewijzing tot een bedrag van € 318,19, bestaande uit een bedrag van € 300,00 aan immateriële schade en een bedrag van € 18,19 aan materiële schade.

De raadsman voert het woord tot verdediging. Hij voert aan:

Mijn cliënt dient te worden vrijgesproken van het aan hem tenlastegelegde feit. We kunnen met z’n allen concluderen dat cliënt de gedachtestreepjes uit de tenlastelegging niet zelf heeft gedaan. De vraag is hoe zijn rol kan worden ingevuld. Op de camerabeelden is te zien dat er geen sprake is van een geweldshandeling richting aangever of zijn broertje. Er wordt een plankje tegen het achterhoofd van cliënt aangegooid. U hecht er veel waarde aan dat mijn cliënt in de richting van de jongen zwemt, maar het gaat om een kleine afstand. Het vechten begint niet tussen cliënt en de jongen. Cliënt is zelfstandig naar het zwembad gegaan. Er wordt hem nu verweten dat hij zich onvoldoende heeft gedistantieerd. Hij was in shock. Er moet sprake zijn van een significante bijdrage. Alleen een getalsmatige bijdrage vind ik onvoldoende onderbouwd. Aangever en zijn broertje verklaren dat er door alle vier is geslagen, maar wat mij opvalt, is dat zij niet verklaren dat dit door een donkere jongen zou zijn gebeurd. Het broertje van het slachtoffer zegt wel dat de donkere jongen heeft staan schelden. Dat is het enige wat op cliënt wijst. Dit wordt ook bevestigd door de andere jongens. Er is daarom geen sprake van een significante bijdrage. Uit de verklaringen van de twee badmeesters kan ook niet worden afgeleid dat cliënt geweld heeft toegepast of een wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Misschien is het wettige bewijs er wel, maar de overtuiging ontbreekt. Cliënt zegt vanaf het begin af aan consequent dat hij het slachtoffer niet heeft aangeraakt. Ik verzoek u daarom om cliënt vrij te spreken van het aan hem tenlastegelegde feit. Mocht u daar anders over denken, ben ik het niet eens met de vordering van de Officier van Justitie om cliënt een gelijke straf te geven als de andere jongens. Er is geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. Ten slotte, omdat ik tot vrijspraak kom, verzoek ik u de vordering van de benadeelde partij niet toe te wijzen.
De officier van justitiewordt in de gelegenheid gesteld te repliceren. Zij deelt mede:
De rol van verdachte is gelijk aan de rol van medeverdachte [naam medeverdachte 1] . Deze medeverdachte is ook veroordeeld. Derhalve heb ik voor mijn eis aansluiting gezocht bij de straf voor deze medeverdachte. De vordering van de benadeelde partij heb ik gematigd omdat ik een bedrag van € 300,00 meer vind passen. In alle andere zaken van de medeverdachten is het totale bedrag toegewezen.

De raadsman wordt in de gelegenheid gesteld te dupliceren en deelt mede:

Ik kan niet veel met de vergelijking tot [naam medeverdachte 1] . Deze medeverdachte heeft een andere rol gehad. Ik vind het moeilijk om te zeggen dat het stukje zwemmen van mijn cliënt de eerste actieve handeling is geweest. Ik vind dat namelijk niet. Het is niet te zien dat hij boos en agressief aan het zwemmen was.

De verdachte wordt het recht gelaten het laatst te spreken. Hij verklaart:

Ik heb niets meer te zeggen.
De kinderrechterverklaart het onderzoek gesloten en zegt terstond mondeling vonnis te zullen geven.

De kinderrechter spreekt het vonnis uit ter openbare terechtzitting.

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------
A a n t e k e n i n g van het m o n d e l i n g v o n n i s
--------------------------------------------------------------------

Inhoud van de tenlastelegging

Bij de dagvaarding is aan de verdachte ten laste gelegde dat
hij, op of omstreeks 30 juni 2019 te [plaatsnaam 1] , althans in Nederland, openlijk, te weten, aan de [straatnaam] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [naam slachtoffer] , door
- het gooien van een surfplank, althans een (hard) voorwerp, in de richting van het lichaam en/of op/tegen het hoofd van die [naam slachtoffer] en/of
- het vastpakken aan en/of vastgrijpen van en/of vasthouden aan de nek en/of de hals, althans het lichaam, van die [naam slachtoffer] en/of
- om/aan de nek te hangen van die [naam slachtoffer] en/of vervolgens die [naam slachtoffer] onder water te duwen en/of te trekken, althans te houden en/of
- meermalen, althans eenmaal, in/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen;

( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Bewijsmiddelen en voor bewijs redengevende feiten en omstandigheden

1.
Het ambtsedig proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond, nummer [procesverbaalnummer 1] , opgemaakt en op 30 juni 2019 ondertekend door de opsporingsambtenaar [naam agent 1] , voor zover inhoudende als de op 30 juni 2019 tegenover de verbalisant afgelegde aangifte van de aangever [naam slachtoffer] :
Ik wil aangifte doen van mishandeling gepleegd door vier jongens. Dit is zojuist gebeurd in [naam zwembad] te [plaatsnaam 1] . Toen we weg zwommen gooide die jongen met het rode haar een soort surfplankje. Deze kwam een beetje tegen mijn achterhoofd, ik heb de surfplank toen terug gegooid. Deze kwam toen tegen een jongen uit de groep welke onze mat hadden ingenomen. Dit was een jongen met een hele donkere huid. Iemand anders uit die groep, een forse Turkse jongen pakte mij om mijn nek en hield mij onder water. Toen kreeg ik een klap van die forse Turkse jongen. Ook kreeg ik toen een klap van die jongen met rood haar. Hierna kwam het hele groepje van vier jongens, die gaven mij klappen met vuisten in mijn gezicht. Alle vier de jongen hebben mij geslagen.
De tweede jongen, is een jongen met een zwarte huidskleur, rond 180 cm groot, ik denk 18 jaar oud, kort zwart haar.
2.
Het ambtsedig proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond, nummer [procesverbaalnummer 2] , opgemaakt en op 30 juni 2019 ondertekend door de opsporingsambtenaren [naam agent 1] , [naam agent 2] , [naam agent 3] en [naam agent 4] , voor zover inhoudende als de bevindingen van de verbalisanten:
Op het moment dat wij het zwembad binnen liepen zagen wij dat vier jongens het zwembad wilde verlaten. De vier jongens welk wij staande hadden gehouden gaven ons op te zijn genaamd:[…]
- [naam verdachte] .
Hierop kwam er een jongen naar mij verbalisant [naam agent 1] gelopen welke mij vertelde dat hij zojuist door vier jongens in elkaar geslagen was, waarvan één jongen een beetje rood haar had en een andere jongen een hele donkere huidskleur had en verder zou er ook een forse Turkse jongens bij de vier jongens horen.
Het slachtoffer gaf mij op te zijn genaamd [naam slachtoffer] .
Wij zagen dat [naam verdachte] een donkere huidskleur had.
3.
Het ambtsedig proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond, nummer [procesverbaalnummer 3] , opgemaakt en op 1 juli 2019 ondertekend door de opsporingsambtenaar [naam agent 5] , voor zover inhoudende als de bevindingen van de verbalisant:
Naar aanleiding van deze mishandeling zijn camerabeelden gevorderd en verkregen. De beelden zijn gedateerd op 30 juni 2019.
Deze blanke jongen gooide het surfbord terug waarna de jongen met de blauw witte zwembroek op de mat gaat staan en weer, ogenschijnlijk met een krachtige beweging, het surfbord terug gooide naar de blanke jongen. De gezette jongen deed zijn arm rond de nek van de blanke jongen en ging achter hem hangen. Achter de gezette jongen kwam een onbekende aan gezwommen en te zien was, was dat de blanke jongen geslagen werd. Hierop was te zien dat er een jongen vanaf de mat in het water sprong en richting het slachtoffer zwom. Deze jongen bleef verder voor het slachtoffer en de gezette jongen zwom ondertussen achter het slachtoffer, te zien was dat de gezette jongen achter het slachtoffer, en de jongen voor het slachtoffer, te gelijkertijd uithaalden naar het slachtoffer. Hierna kreeg het slachtoffer nogmaals een klap van de jongen voor zich als de gezette jongen achter zich.
Het slachtoffer werd bij het naderen van de kant nogmaals geslagen door dezelfde persoon die hem als eerste sloeg. Hierna ging het slachtoffer de kant op.
4.
Het ambtsedig proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond, nummer [procesverbaalnummer 4] , opgemaakt en op 4 juli 2019 ondertekend door de opsporingsambtenaar [naam agent 6] , voor zover inhoudende als de bevindingen van de verbalisant:
Naar aanleiding van openlijke geweldpleging tegen personen, gepleegd op 30 juni 2019 in het [naam zwembad] , [adres] , waarvan aangifte is gedaan zijn er bewegende beelden beschikbaar gesteld door medewerkers van het zwembad.
Verdachte [naam verdachte] :
177 cm lang
slank postuur
donkere huidskleur
kort, zwart haar
hij droeg op 30 juni 2019 een zwart zwemshort.
Hij krijgt het surfbord tegen zijn achterhoofd en drijft op zijn eigen surfbord naar de aangever toe.
5.
Het ambtsedig proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond, nummer [procesverbaalnummer 5] , opgemaakt en op 30 juni 2019 ondertekend door de opsporingsambtenaar [naam agent 2] , voor zover inhoudende als de op 30 juni 2019 tegenover de verbalisant afgelegde verklaring van de getuige [naam getuige 1] :
Ik ben werkzaam als badmeester bij [naam zwembad] te [plaatsnaam 1] . Toen ik aan het werk was in het zwembad hoorde ik op een gegeven moment iemand roepen dat er gevochten werd. Hierna zag ik een groep van 4 jongens tegenover 2 andere jongens staan. Ik zag dat er vanuit de groep van 4 klappen werden gegeven aan de andere 2 jongens.
6.
Het ambtsedig proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond, nummer [procesverbaalnummer 6] , opgemaakt en op 30 juni 2019 ondertekend door de opsporingsambtenaar [naam agent 2] , voor zover inhoudende als de op 30 juni 2019 tegenover de verbalisant afgelegde verklaring van de getuige [naam getuige 2] :
Ik ben werkzaam in het [naam zwembad] als badmeester. Ik zag een groep jongens staan welke agressief waren. Dit zag ik aan de lichaamshouding van de jongens. Ik zag namelijk dat zij met gebalde vuisten stonden en met hun borst vooruit. Ik zag dat het groepje bestond uit 4 jongens van ongeveer 14/15 jaar oud. Ik zag dat de 4 jongens tegenover 2, jongere, kinderen stonden.
7.
Het ambtsedig proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond, nummer [procesverbaalnummer 7] , opgemaakt en op 30 juni 2019 ondertekend door de opsporingsambtenaar [naam agent 7] , voor zover inhoudende als de op 30 juni 2019 tegenover de verbalisant afgelegde verklaring van de getuige [naam getuige 3] :
Ik zag dat die jongen met rood haar een surfplank pakte en naar [naam slachtoffer] hoofd gooide. Ik zag dat de surfplank het hoofd van [naam slachtoffer] raakte. Ik zag dat die surfplank tegen die donker getinte jongen aan kwam. Ik hoorde dat die donker getinte begon te schelden naar [naam slachtoffer] toe. Toen zag ik dat die forse Turkse jongen op [naam slachtoffer] afkwam en [naam slachtoffer] met zijn arm on zijn nek vastpakte en hem 5 a 10 seconden onderwater duwde. We liepen in het zwembad weg van de groep en ik zag dat die groep van vier achter ons aankwamen. Ik zag dat die forse Turkse jongen met open hand in het gezicht van [naam slachtoffer] sloeg. Daarna sloeg nog iemand anders met open hand in [naam slachtoffer] 's gezicht. Daarna zag ik dat [naam slachtoffer] door alle vier de jongens met vuisten in zijn gezicht zijn geslagen. Toen zag ik dat hij nog 2 klappen met een vuist kreeg.
8.
Het ambtsedig proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond, nummer [procesverbaalnummer 8] , opgemaakt en op 30 juni 2019 ondertekend door de opsporingsambtenaar [naam agent 8] , voor zover inhoudende als de op 30 juni 2019 tegenover de verbalisant afgelegde verklaring van de verdachte:
In de loop van de middag kreeg ik in het zwembad een surfplank, een zogenaamd bodyboard, van ongeveer een meter lengte tegen mijn achterhoofd aan. Ik heb niet gezien wie het bodyboard gooide, maar ik draaide mij wel direct om en keek in de richting waar het bodyboard vandaan kwam en op een afstand van ongeveer 2 a 3 meter een blanke jongen staan lachen in mijn richting. Ik zag dat een van de bekenden van mij de blanke jongen een duw gaf. Ik kan de naam van die jongen, die de blanke jongen sloeg, niet noemen, want ik weet zijn naam niet.
9.
Het ambtsedig proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond, nummer [procesverbaalnummer 9] , opgemaakt en op 1 juli 2019 ondertekend door de opsporingsambtenaar [naam agent 9] , voor zover inhoudende als de op 1 juli 2019 tegenover de verbalisant afgelegde verklaring van de medeverdachte [naam medeverdachte 2] :
V: Wat kun je met wel vertellen over wat er daar bij dat zwembad gebeurd is?A: Dat hij begonV: Die jongen die geslagen is?A: JaV: Hoe is die jongen begonnen dan?A: Surfplank op de hoofd van mijn vriend gooien.V: Op wie heeft die jongen die surfplank gegooid?A: Op de hoofd van [naam verdachte] .V: Hoe weet je dat?A: Dat heb ik gezien.V: Heb jij die jongen geslagen?A: JaV: Hoe heb je hem geslagen?A: Met mijn vuist.V: Welke vuist?A: Mijn rechter vuist.V: Waar heb je hem geraakt?A: Aan de rechterkant van zijn kaak. Voor hem rechts, voor mij links.V: Op welke moment in het hele gebeuren heb je hm precies geslagen?
A: Er was al een gevecht gaande tussen die jongen en een van mijn vrienden. Een andere vriend was bij de glijbaan en hij kwam net aan. Ik ben er toen naartoe gegaan om hun uit elkaar te halen. Ik hoorde die jongen toen hoerenzoon roepen en toen heb ik hem geslagen.
10.
Het ambtsedig proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond, nummer [procesverbaalnummer 10] , opgemaakt en op 30 juni 2019 ondertekend door de opsporingsambtenaar [naam agent 10] , voor zover inhoudende als de op 30 juni 2019 tegenover de verbalisant afgelegde verklaring van de medeverdachte [naam medeverdachte 3] :
Ik zag aan de jongen zijn hand dat hij mij wilde slaan, maar ik was sneller en sloeg hem.
Hoe heb je hem geslagen?Ik heb hem met mijn rechter vuist geslagen.
Er is een getuige die verklaard dat hij een groep van 4 jongens tegenover twee andere jongens zag. Dat er uit de groep van 4 klappen werden gegeven aan de twee jongens, hoe ging dat volgens jou?
Dat is waar. Ik heb een klap gegeven.
11.
Het ambtsedig proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond, nummer [procesverbaalnummer 11] , opgemaakt en op 1 juli 2019 ondertekend door de opsporingsambtenaar [naam agent 6] , voor zover inhoudende als de op 1 juli 2019 tegenover de verbalisant afgelegde verklaring van de medeverdachte [naam medeverdachte 3] :
Hij gaf mij een duw en ik gaf hem een duw en een stoot met mijn rechtervuist op zijn wang, welke kant weet ik niet.
De inhoud van de bewijsmiddelen is steeds zakelijk weergegeven.

Bewijsmotivering

De bewezenverklaring steunt op de inhoud van de hiervoor opgegeven bewijsmiddelen, voor zover redengevend voor het bewijs, leverende op de redengevende feiten en omstandigheden voor die bewezenverklaring.

Nadere bewijsmotivering

De bewezenverklaring is tevens gebaseerd op het volgende.
Verdachte was in het zwembad en kreeg een surfbordje tegen zich aan. Hij draait zich om en ziet een blanke jongen lachen. Zoals op de camerabeelden te zien is zwemt hij naar het slachtoffer toe. Dit betekent dat verdachte bij het incident betrokken was, althans er bij gekomen is. Uit de verklaring van de aangever blijkt dat alle vier de jongens hebben geslagen. Twee medeverdachten verklaren ook te hebben geslagen. De badmeester verklaart ook dat hij vier agressieve jongens zag. Er is geslagen en er was agressie. Dit levert het wettige bewijs op. De overtuiging ontstaat uit het feit dat verdachte degene was met de grootste reden om aan de openlijke geweldleging mee te doen.

Bewezenverklaring

Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan op die wijze dat
hij, op of omstreeks 30 juni 2019 te [plaatsnaam 1] , althans in Nederland, openlijk, te weten, aan de [straatnaam] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [naam slachtoffer] , door
- het gooien van een surfplank, althans een (hard) voorwerp, in de richting van het lichaam en/of op/tegen het hoofd van die [naam slachtoffer] en/of
- het vastpakken aan en/of vastgrijpen van en/of vasthouden aan de nek en/of de hals, althans het lichaam, van die [naam slachtoffer] en/of
- om/aan de nek te hangen van die [naam slachtoffer] en/of vervolgens die [naam slachtoffer] onder water te duwen en/of te trekken, althans te houden en/of
- meermalen, althans eenmaal, in/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen;

( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Kwalificatie(s)

Het bewezen feit levert op:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen

Strafbaarheid feit

Het feit is strafbaar.

Strafbaarheid verdachte

De verdachte is strafbaar.

Toegepaste wetsartikelen

Artikelen 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 141 van het Wetboek van Strafrecht.

Strafoplegging

Taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 30 uren subsidiair 15 dagen jeugddetentie,waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
26 urente verrichten werkstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
13 dagen.

Motivering strafoplegging

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De verdachte heeft zich in een zwembad schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging door samen met anderen zonder noemenswaardige aanleiding zijn slachtoffer meermalen te slaan en het hoofd van zijn slachtoffer onder water te houden. Voor het slachtoffer moet het een beangstigende gebeurtenis zijn geweest. De verdachte en zijn medeverdachten hebben door hun manier van handelen de lichamelijke integriteit van het slachtoffer in ernstige mate aangetast en hem pijn gedaan. Dergelijk openlijk gewelddadig optreden is in het algemeen en in groepsverband in het bijzonder bedreigend en versterkt de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
In het nadeel van verdachte laat de kinderrechter bij het bepalen van de strafmodaliteit meewegen dat uit het de verdachte betreffende uittreksel Justitiële Documentatie blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld. Voorts neemt de kinderrechter de voorlichtingsrapporten van de Raad voor de Kinderbescherming en de jeugdreclassering betreffende verdachte in aanmerking.
De kinderrechter is op grond van de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een taakstraf - in de vorm van een werkstraf -, passend en geboden is.

Motivering beslissing op vordering benadeelde partij

De benadeelde partij heeft ter zake van feit als vergoeding van materiële en immateriële schade een bedrag gevorderd van respectievelijk € 18,19 en € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit, waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden, rechtstreeks schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze, ondanks de betwisting door de verdachte, worden toegewezen.
Nu de verdachte het strafbare feit, waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij de schadevergoeding betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd. Het vorenstaande laat onverlet dat de verdachte en zijn mededaders onderling voor gelijke delen in de schadevergoeding moeten bijdragen, tenzij de billijkheid een andere verdeling vordert.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

Beslissing op vordering benadeelde partij

De vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen. De vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen tot een bedrag van
€ 418,19(zegge VIERHONDERDACHTTIEN euro en NEGENTIEN eurocent), bestaande uit
€ 18,19aan materiële schade en
€ 400,00aan immateriële schade. De verdachte wordt veroordeeld dit bedrag tegen kwijting aan de benadeelde partij, [naam benadeelde] , te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededaders betalen de verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd.
De verdachte wordt tevens veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Motivering beslissing schadevergoedingsmaatregel ex art. 36f Wetboek van Strafrecht
Het wordt wenselijk geacht, dat naast de voor de benadeelde partij zelf bestaande mogelijkheid tot tenuitvoerlegging van de aan de verdachte op te leggen verplichting tot betaling van schadevergoeding, ook het openbaar ministerie met die tenuitvoerlegging wordt belast. Aan de verdachte zal daarom tevens de schadevergoedingsmaatregel met vervangende jeugddetentie worden opgelegd.

Oplegging schadevergoedingsmaatregel ex art. 36f Wetboek van Strafrecht

Aan de verdachte wordt de maatregel tot schadevergoeding opgelegd, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer] te betalen
€ 418,19(zegge VIERHONDERDACHTTIEN euro en NEGENTIEN eurocent), bestaande uit een bedrag van € 18,19 aan materiële schade en een bedrag van € 400,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening.
De betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, geldt tevens als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
_________________________________________________________________________
De kinderrechtergeeft aan de verdachte kennis dat hij binnen veertien dagen hoger beroep kan instellen tegen dit vonnis en maakt hem opmerkzaam op het recht om op de terechtzitting van dat rechtsmiddel afstand te doen.
De kinderrechterlegt de verdachte uit op welke wijze hij hoger beroep kan instellen.
Dit proces-verbaal is vastgesteld en ondertekend door de kinderrechter en de griffier.