Op 24 december 2020 heeft de kinderrechter in Rotterdam een beschikking gegeven over de machtiging tot uithuisplaatsing van drie minderjarigen, [voornaam minderjarige 1], [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3]. De zaak werd behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, de vader en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren. De GI, in dit geval het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van de ondertoezichtstelling, omdat de hulpverlening tot nu toe onvoldoende effect had gehad en er zorgen waren over de stabiliteit binnen het gezin. De kinderrechter had eerder al een spoedmachtiging verleend op 15 december 2020, en de kinderen verbleven op dat moment in een pleeggezin.
De moeder voerde verweer tegen het verzoek van de GI, waarbij zij aangaf dat zij niet meer in staat was om voor de kinderen te zorgen en dat zij toestemming had gegeven voor hun uithuisplaatsing. De vader steunde het verzoek van de GI, omdat hij zich zorgen maakte over de onrustige situatie bij de moeder. De kinderrechter oordeelde dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk was in het belang van de verzorging en opvoeding van de kinderen, gezien de zorgen over de psychische gesteldheid van de moeder en het gebrek aan verbetering in de opvoedingssituatie.
De kinderrechter verleende de machtiging tot uithuisplaatsing tot 22 juli 2021, met de verklaring dat deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad was. De beslissing werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en is later schriftelijk vastgesteld op 13 januari 2021.