ECLI:NL:RBROT:2020:12888

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 oktober 2020
Publicatiedatum
4 februari 2021
Zaaknummer
C/10/604706 / FA RK 20-7338
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing zorgmachtiging op basis van vrijwilligheid en stabiliteit van de betrokkene

Op 8 oktober 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek tot zorgmachtiging was ingediend door de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 23 september 2020 was ingediend, vergezeld van diverse bijlagen, waaronder medische verklaringen en zorgplannen. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 oktober 2020 waren zowel de betrokkene als een sociaal psychiatrisch verpleegkundige aanwezig, maar de advocaat van de betrokkene was niet verschenen, ondanks tijdige oproeping. De rechtbank heeft in het belang van de betrokkene besloten de zitting voort te zetten zonder de advocaat, na zorgvuldige afweging van de rechten van de betrokkene.

De sociaal psychiatrisch verpleegkundige verklaarde dat de betrokkene in het verleden had aangegeven te willen stoppen met medicatie zonder zorgmachtiging, maar dat zijn huidige toestand stabiel was en er goed overleg mogelijk was over de medicatie. De betrokkene zelf gaf aan zijn medicatie te blijven nemen, ongeacht de zorgmachtiging. De rechtbank concludeerde dat er voldoende vertrouwen was in de vrijwilligheid van de betrokkene en dat niet voldaan was aan de voorwaarden voor verplichte zorg. Daarom werd het verzoek tot zorgmachtiging afgewezen. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter A.C. Hendriks en schriftelijk uitgewerkt op 13 oktober 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/604706 / FA RK 20-7338
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 8 oktober 2020 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboorteplaats betrokkene] te [geboortedatum betrokkene],
hierna: betrokkene,
wonende en verblijvende aan [adres betrokkene],
advocaat mr. S.C. Dikkers te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het proces-verbaal van aanhouding van
5 oktober 2020 en het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 23 september 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring opgesteld door [naam 1], psychiater, van 3 juni 2020;
  • de zorgkaart van 10 juni 2020;
  • het zorgplan van 18 maart 2020;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan; en
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 8 oktober 2020. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • betrokkene;
  • [naam 2], sociaal psychiatrisch verpleegkundige, verbonden aan Parnassia Groep bureau BOPZ Rijnmond.
1.3.
De advocaat van betrokkene is, zonder bericht van verhindering, niet ter zitting verschenen. Op 5 oktober 2020 was de zaak reeds aangehouden omdat de advocaat toen evenmin, zonder bericht van verhindering, was verschenen. De advocaat is voor beide zitting behoorlijk en tijdig opgeroepen. Betrokkene heeft ter zitting aangegeven zijn advocaat meerdere keren te hebben gebeld. Hem zou door het kantoor van de advocaat zijn verteld, dat hij zou worden teruggebeld. Volgens betrokkene is dat niet gebeurd en heeft hij aldus geen rechtsbijstand van zijn advocaat gehad. Omdat de advocaat opnieuw niet is verschenen heeft de rechtbank onderzocht of zij de behandeling kan voortzetten in afwezigheid van de advocaat. De rechter heeft in dat kader in het bijzonder gekeken naar de rechten van betrokkene en het waarborgen daarvan. De rechtbank heeft dit met partijen besproken en onder deze voorwaarden de zitting voortgezet.
1.4.
De officier is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

De sociaal psychiatrisch verpleegkundige geeft aan dat hij voor betrokkene een zorgmachtiging heeft aangevraagd omdat betrokkene in het verleden aangaf te stoppen met zijn medicatie als hij geen machtiging heeft. Ook licht de sociaal psychiatrisch verpleegkundige toe dat het toestandsbeeld van betrokkene stabiel is en er goed overleg mogelijk is over de dosering van de medicatie.
Betrokkene geeft tijdens de mondelinge behandeling bij herhaling aan dat hij zijn medicatie zal blijven nemen, ook als hij geen machtiging heeft, omdat hij niet opgenomen wil worden. De rechtbank heeft voldoende vertrouwen in de vrijwilligheid van betrokkene. Gelet hierop is er niet voldaan aan de voorwaarden voor verplichte zorg. Het verzoek zal worden afgewezen.

3..Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af:
Deze beschikking is op 8 oktober 2020 mondeling gegeven door mr. A.C. Hendriks, rechter, in tegenwoordigheid van M. Streefland, griffier en op 13 oktober 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.