Op 8 oktober 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek tot zorgmachtiging was ingediend door de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 23 september 2020 was ingediend, vergezeld van diverse bijlagen, waaronder medische verklaringen en zorgplannen. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 oktober 2020 waren zowel de betrokkene als een sociaal psychiatrisch verpleegkundige aanwezig, maar de advocaat van de betrokkene was niet verschenen, ondanks tijdige oproeping. De rechtbank heeft in het belang van de betrokkene besloten de zitting voort te zetten zonder de advocaat, na zorgvuldige afweging van de rechten van de betrokkene.
De sociaal psychiatrisch verpleegkundige verklaarde dat de betrokkene in het verleden had aangegeven te willen stoppen met medicatie zonder zorgmachtiging, maar dat zijn huidige toestand stabiel was en er goed overleg mogelijk was over de medicatie. De betrokkene zelf gaf aan zijn medicatie te blijven nemen, ongeacht de zorgmachtiging. De rechtbank concludeerde dat er voldoende vertrouwen was in de vrijwilligheid van de betrokkene en dat niet voldaan was aan de voorwaarden voor verplichte zorg. Daarom werd het verzoek tot zorgmachtiging afgewezen. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter A.C. Hendriks en schriftelijk uitgewerkt op 13 oktober 2020.