Op 15 oktober 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 14 oktober 2020 een verzoekschrift ingediend om de op 13 oktober 2020 opgelegde crisismaatregel te verlengen. Dit verzoek werd ondersteund door verschillende bijlagen, waaronder een medische verklaring van een psychiater en relevante politie- en justitiële gegevens van de betrokkene.
De mondelinge behandeling vond plaats op dezelfde dag, waarbij de betrokkene en zijn advocaat, mr. J.J. van Santbrink, aanwezig waren. De officier van justitie was niet ter zitting verschenen, omdat hij geen nadere toelichting op het verzoek nodig achtte. De rechtbank beoordeelde het verzoek aan de hand van de artikelen 7:7 en 7:1 van de Wvggz, die bepalen dat een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel alleen kan worden afgegeven als de crisissituatie zo ernstig is dat de procedure voor de zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
In dit geval had de betrokkene al een zorgmachtiging die liep tot en met 16 februari 2021, waardoor er geen grondslag was voor het voortzetten van de crisismaatregel. De rechtbank concludeerde dat er mogelijkheden waren voor tijdelijke verplichte zorg in noodsituaties, maar dat deze niet waren toegepast. Uiteindelijk werd het verzoek om voortzetting van de crisismaatregel afgewezen. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter D.I. Hendriks - van Wel en is op 19 oktober 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.