Op 2 november 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie in het arrondissement Rotterdam had op 19 oktober 2020 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om een zorgmachtiging voor betrokkene, die lijdt aan schizofrenie. Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde dag waren betrokkene en zijn advocaat, mr. J. van Veelen-de Hoop, aanwezig, evenals een ambulant verpleegkundige en een arts-assistent van Antes. De officier van justitie was niet ter zitting verschenen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, wat leidt tot ernstig nadeel en risico op maatschappelijke teloorgang. Ondanks dat betrokkene ontkent ziek te zijn, heeft de rechtbank op basis van de medische verklaring en andere overgelegde stukken geconcludeerd dat verplichte zorg noodzakelijk is. De rechtbank heeft de verzoeken voor verplichte zorg beoordeeld en besloten dat het toedienen van medicatie noodzakelijk is om het ernstig nadeel af te wenden. Andere vormen van zorg, zoals opname en beperking van bewegingsvrijheid, zijn niet noodzakelijk geacht.
De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor een periode van zes maanden, met ingang van de datum van de beschikking. De beschikking is mondeling gegeven door rechter mr. J.J. Klomp en schriftelijk uitgewerkt op 5 november 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.