ECLI:NL:RBROT:2020:12983

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 december 2020
Publicatiedatum
9 februari 2021
Zaaknummer
C/10/605352 / JE RK 20-2756
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met vaststelling omgangsregeling

In deze zaak heeft de kinderrechter op 10 december 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [naam kind]. De kinderrechter oordeelde dat de ervaringen van [naam kind] in de afgelopen jaren, waaronder huiselijk geweld en onveilige opvoedsituaties, een verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk maken. De minderjarige verblijft momenteel bij de grootmoeder aan de moederszijde, die als netwerkpleegouder fungeert. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om een ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing voor vijf maanden. De kinderrechter heeft deze verzoeken toegewezen, omdat het in het belang van [naam kind] is om in een veilige en stabiele omgeving te verblijven.

De vader heeft verzocht om een omgangsregeling met [naam kind], maar dit verzoek is afgewezen. De kinderrechter heeft geoordeeld dat het op dit moment niet in het belang van [naam kind] is om een omgangsregeling vast te stellen, gezien de huidige situatie en de noodzaak om eerst stabiliteit te creëren. De moeder heeft zich aangesloten bij het advies van de Raad en de GI, en de grootmoeder heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. De kinderrechter heeft benadrukt dat de veiligheid van [naam kind] voorop staat en dat de ouders moeten werken aan hun relatie en de omgang met [naam kind].

De beslissing van de kinderrechter houdt in dat [naam kind] onder toezicht wordt gesteld van Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond en dat de machtiging tot uithuisplaatsing wordt verleend, met de nadruk op het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 17 december 2020.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/571097 / JE RK 19-2780 en C/10/605352 / JE RK 20-2756
datum uitspraak: 10 december 2020
beschikking betreffende het ouderlijk gezag, de regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht, ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing.
in de zaak van

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] ,
advocaat mr. L. Vieira, kantoorhoudende te Rotterdam,
tegen

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder of de vrouw, wonende te [woonplaats moeder] ,
advocaat mr. L.C. de Leege, kantoorhoudende te Rotterdam,
en de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam grootmoeder] ,

hierna te noemen de grootmoeder moederzijde (mz), wonende te [woonplaats grootmoeder] ,
advocaat mr. R.A.F. Jansen, kantoorhoudende te Rotterdam,
en

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,
advocaat mr. L.C. de Leege, kantoorhoudende te Rotterdam,
en voor zover deze geen verzoeker zijn

De Raad.

De zaken hebben betrekking op de minderjarige:

[naam kind] ,

geboren op [geboortedatum kind] 2015 te [geboorteplaats kind] , hierna te noemen [naam kind] .

Het procesverloopHet procesverloop blijkt uit de volgende stukken:

- de beschikking van de rechtbank van 19 februari 2020 met zaaknummer C/10/571097 / FA RK 19-2780 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de beschikking van de rechtbank van 23 september 2020 met zaaknummers C/10/604078 / JE RK 20-2571 en C/10/604114 / JE RK 20-2574 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de raadsrapportage van 1 oktober 2020, ingekomen bij de griffie op 5 oktober 2020;
- het gewijzigde verzoek met bijlagen van de Raad van 16 november 2020, ingekomen bij de griffie op 19 november 2020;
- het F9 formulier van de zijde van de moeder van 8 december 2020, ingekomen op diezelfde datum.
Op 10 december 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- de grootmoeder mz, bijgestaan door haar advocaat,
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam 1] ,
- twee vertegenwoordigsters van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, hierna te noemen de GI, [naam 2] en [naam 3] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind] verblijft in een netwerkpleeggezin, te weten bij de grootmoeder mz.
Bij beschikking van 13 september 2020 is [naam kind] voorlopig onder toezicht gesteld tot 13 december 2020. Bij beschikking van 23 september 2020 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een netwerkpleeggezin, te weten bij de grootmoeder mz, verlengd tot 13 december 2020.

De (deels aangehouden) verzoeken

De verzoeken met zaaknummer C/10/571097
De man heeft primair een vaststelling van de omgangsregeling verzocht, in die zin dat:
  • de eerste acht weken de omgang zal plaatsvinden op zaterdag van 12:00-16:00 uur,
  • in de acht weken erna de regeling kan worden uitbreid naar wekelijks op zaterdag van 12:00-18:00 uur;
  • de man na 16 weken wenst te komen tot omgang met een overnachting, waarbij [naam kind] één keer in de twee weken bij de man zal verblijven vanaf zaterdag 12:00 uur tot en met zondag 17:00 uur;
  • de rechtbank naast de reguliere omgangsregeling zal bepalen dat [naam kind] tijdens de vakanties, vanaf de periode dat [naam kind] bij de man mag overnachten, gedurende minimaal twee aaneengesloten dagen per week bij hem verblijft.
Subsidiair heeft de man verzocht te bepalen dat tussen de man en [naam kind] een omgangsregeling zal bestaan zoals de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren;
Tevens heeft de man verzocht om te bepalen dat de vrouw en de man gezamenlijk gezag over [naam kind] zullen uitoefenen.
Bij beschikking van 19 februari 2020 heeft de rechter bepaald dat de behandeling van de verzoeken van de vader wordt aangehouden.
Het verzoek met zaaknummer C/10/605352
De Raad heeft een ondertoezichtstelling voor [naam kind] verzocht voor de duur van twaalf maanden. Tevens heeft de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] binnen het netwerk, te weten bij de grootmoeder mz, verzocht voor de duur van vijf maanden.

Het standpunt van de Raad

De Raad heeft haar verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er zijn grote zorgen over de ontwikkeling van [naam kind] . Hij heeft al veel meegemaakt, waaronder veel huiselijk geweld en ruzies. [naam kind] vertoont gedragsproblematiek, wat voortkomt uit de onveilige opvoedsituaties waarin hij de afgelopen tijd heeft verkeerd. Daarnaast zijn er spanningen tussen de ouders en de grootmoeder mz. Het is in het belang van [naam kind] dat de GI gaat meekijken en regie gaan nemen. Daarnaast dient goed gekeken te worden naar het perspectief van [naam kind] . Tot voor kort hadden de ouders geen contact met elkaar. Dit is inmiddels verbeterd, maar deze ontwikkeling is nog maar pril. Het is op dit moment niet in het belang van [naam kind] als ook de vader het gezag over [naam kind] gaat dragen.

Het standpunt van de GI

De GI heeft zich aangesloten bij het verzoek van de Raad. Er is sprake van een positieve ontwikkeling bij de moeder. Ze heeft een woning, is bereikbaar, werkt mee en ze wil aan zichzelf werken. Daarnaast verloopt ook de communicatie tussen de ouders goed. Dit geldt ook voor de vader. Hij is ook bereikbaar en wil er ook alles aan doen om de situatie te verbeteren. Daarbij verloopt ook de recentelijk opgestarte omgang tussen de vader en [naam kind] goed en gaat er gewerkt worden aan uitbreiding van het contact. De huidige positieve ontwikkeling is echter nog van te korte duur om [naam kind] nu al thuis te kunnen plaatsen. Er is een liefdevolle band tussen [naam kind] en de grootmoeder mz. Er zijn vanuit school wel zorgen over het gedrag van [naam kind] en de communicatie met de grootmoeder mz en de ouders. De komende tijd is de relatie tussen de moeder en de grootmoeder mz een aandachtspunt. Er dient eerst gekeken te worden naar de uitbreiding van de omgang, voordat er besluiten worden genomen over het gezag. Bij het nemen van beslissingen staat de veiligheid van [naam kind] voorop.

Het standpunt van de vader

Er is veel gebeurd in het afgelopen halfjaar. Het contact tussen [naam kind] en de vader verliep eerder niet goed, maar dit gaat nu steeds beter. Het is echter nog te vroeg om over te gaan op een weekendregeling. De vader refereert zich wat betreft zijn verzoek om een vaststelling van de omgangsregeling aan het oordeel van de rechtbank. Met betrekking tot het gezag is het op dit moment niet realistisch om ook de vader het gezag te laten dragen. Dit gedeelte van het verzoek wordt daarom ingetrokken.

Het standpunt van de moeder

Door en namens de moeder is aangesloten bij het advies van de Raad en de GI met betrekking tot de omgang en het gezag. Ze zou graag willen dat de omgang met [naam kind] wordt uitgebreid, maar het videobellen met [naam kind] is een goed begin. De moeder is eind september weer teruggevallen op haar ex-partner, omdat ze bij haar vader niet meer terecht kon. Inmiddels is ze weg bij haar ex-partner en heeft ze al twee maanden geen contact meer met hem. Ze is hierover in gesprek geweest met de politie, Veilig Thuis en de GI. Ze wil absoluut geen contact meer met hem. De moeder hoopt dat [naam kind] direct weer bij haar kan komen wonen, maar ze is het er mee eens als [naam kind] de komende maanden nog bij de grootmoeder mz zal verblijven.

Het standpunt van de grootmoeder mz

Door en namens de moeder is geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. Ze zorgt graag voor [naam kind] . [naam kind] heeft al veel meegemaakt en de grootmoeder mz vraagt zich af of [naam kind] überhaupt nog wel terug naar de moeder zou kunnen. De moeder is momenteel weer zwanger van haar ex-partner en deze man gaat haar waarschijnlijk niet met rust laten. De grootmoeder mz is hier erg van geschrokken, want dit is niet in het belang van [naam kind] . [naam kind] verblijft op dit moment bij haar in een rustige opvoedsituatie.

De beoordeling

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
Daarnaast is de kinderrechter van oordeel dat ook een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk is. [naam kind] wordt door de ervaringen die hij heeft opgedaan in de afgelopen jaren ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd en hij heeft te maken met kindeigen problematiek. Het is positief dat de relatie tussen de ouders inmiddels verbeterd is, maar op dit moment dient vastgesteld te worden dat het nog steeds in het belang van [naam kind] is als hij voorlopig bij de grootmoeder mz blijft wonen. Vanuit deze plek kan vervolgens gekeken worden welke rol de moeder kan spelen in het leven van [naam kind] en dient ook de omgang van de moeder met haar ex-partner een aandachtspunt te zijn. Wanneer in de komende vijf maanden zal blijken dat deze ex-partner een bedreigende factor is voor [naam kind] , dan zal het lastig worden om [naam kind] weer bij de moeder te plaatsen. [naam kind] heeft nu behoefte aan rust en stabiliteit. Het is de komende tijd aan de moeder om te gaan bewijzen dat ze een betrouwbaar ouderfiguur kan zijn voor [naam kind] .
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom [naam kind] onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden. Ook is de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b BW.
De omgang
Gelet op voormelde overwegingen en beslissing is de kinderrechter van oordeel dat het gedeelte van het verzoek van de vader dat betrekking heeft op het vaststellen van de omgangsregeling afgewezen dient te worden. Vooropgesteld dient te worden dat het van belang is dat [naam kind] omgang met zijn vader heeft. Dit wordt gelukkig door vader noch door moeder ontkend of in twijfel getrokken. De kinderrechter maakt de ouders dan ook het compliment dat zij daarin het belang van [naam kind] voorop stellen. Wanneer echter op dit moment door de rechter een omgangsregeling wordt vastgesteld, dan dienen de ouders zich in het vervolg altijd tot de rechter te wenden wanneer zij in deze regeling een wijziging willen aanbrengen. Het zou voor de ouders minder ingewikkeld en omslachtig zijn, wanneer zij zich met hun gewenste wijzingen direct tot de zojuist benoemde voogdijinstelling, de GI, kunnen richten, zodat deze kan fungeren als de uitvoerder van de omgangsregeling. De vader is met zijn verzoek om family life en omgang daarbij belanghebbend. Daarmee is de vader met betrekking tot de omgang een volwaardige gesprekspartner met de GI. Wanneer de ouders met de GI geen overeenstemming kunnen bereiken over de omgang, dan kunnen de ouders zich altijd nog tot de rechter wenden.
Het gezag
De kinderrechter stelt vast dat de vader het gedeelte van het verzoek dat betrekking heeft op het gezag over [naam kind] heeft ingetrokken. Daarmee kunnen de gronden van dit verzoek niet meer onderzocht worden en daarom wijst de kinderrechter dit verzoek af.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind] onder toezicht van Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, met ingang van 13 december 2020 tot 13 december 2021;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] binnen het netwerk, te weten de grootmoeder mz, met ingang van 13 december 2020 tot 13 mei 2021;
wijst de verzoeken van de vader af, voor zover daarop niet eerder is beslist;
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 december 2020 door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van A.E. den Breejen als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 17 december 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.