ECLI:NL:RBROT:2020:13029

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 december 2020
Publicatiedatum
24 februari 2021
Zaaknummer
C/10/608980 / JE RK 20-3337
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een pleegzorgvoorziening

In deze zaak heeft de kinderrechter op 17 december 2020 een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de minderjarige [naam kind] in een pleegzorgvoorziening. De beslissing is genomen in het belang van de veiligheid en ontwikkeling van het kind, gezien de problematiek van de moeder en de recente suïcidepoging die zij heeft gedaan na contact met de biologische vader van het kind. De moeder heeft ingestemd met het verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) tot uithuisplaatsing, ondanks dat dit voor haar een moeilijke beslissing was. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder momenteel geen stabiele opvoedsituatie kan bieden en dat het noodzakelijk is dat [naam kind] voorlopig in het pleeggezin blijft. De machtiging is verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot 21 juni 2021, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de griffier aanwezig. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en andere belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/608980 / JE RK 20-3337
datum uitspraak: 17 december 2020

beschikking uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind] ,

geboren op [geboortedatum kind] 2017 te [geboorteplaats kind] , hierna te noemen [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloopHet procesverloop blijkt uit de volgende stukken:

- het verzoek met bijlagen van de GI van 25 november 2020, ingekomen bij de griffie op 30 november 2020;
- de e-mail van de GI van 17 december 2020, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 17 december 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Telefonisch gehoord is een vertegenwoordigster van de GI, [naam] .
Opgeroepen en niet verschenen is de moeder.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind] verblijft in een netwerkpleeggezin.
Bij beschikking van 5 juni 2020 is de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot 21 juni 2021.

Het verzoek

De GI heeft een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg verzocht voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Op dit moment gaat het wisselend met de moeder in hoe zij zich voelt. Dit past bij haar problematiek. Inmiddels is ze niet meer opgenomen en woont ze weer in haar eigen huis. De vader van [naam kind] is een jaar uit beeld geweest, maar heeft onlangs contact opgenomen met de moeder, omdat hij op de hoogte wilde zijn van de ontwikkelingen van [naam kind] . Dit was dusdanig stressvol voor de moeder, dat ze een suïcidepoging heeft gedaan. Vanwege dit plotselinge contact van de vader is ook de politie ingeschakeld. Op dit moment is de vader niet op de hoogte van de verblijfplaats van [naam kind] en heeft de moeder ook geen contact meer met de vader. Het verblijf van [naam kind] in het pleeggezin verloopt positief. De komende tijd zal gebruikt worden om de behandeling van de moeder goed af te ronden.

Het standpunt van de moeder

De moeder heeft via de GI laten weten in te stemmen met het verzoek. Dit was voor haar geen eenvoudige beslissing, maar het is belangrijk dat [naam kind] zich goed gaat ontwikkelen. Het belang van [naam kind] dient voorop te staan.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de moeder op dit moment geen structureel veilige en stabiele opvoedsituatie aan [naam kind] kan bieden. De moeder kampt met persoonlijke problematiek en heeft in het verleden al op meerdere momenten aangegeven de zorg voor [naam kind] niet meer aan te kunnen. In de afgelopen periode heeft de biologische vader van [naam kind] op een dreigende manier contact gezocht, wat recentelijk heeft geresulteerd in een suïcidepoging van de moeder. Mede in het licht van deze ontwikkelingen is het noodzakelijk dat de veiligheid en de ontwikkeling van [naam kind] gegarandeerd kunnen worden. Het is daarom in het belang van [naam kind] dat hij voorlopig in het huidige pleeggezin blijft. Op deze manier wordt ook de moeder ontlast en kan zij zich beter richten op haar emotieregulatie- en traumabehandeling. Het is begrijpelijk dat dit een lastige beslissing voor de moeder is, maar mede gelet op de jonge leeftijd van [naam kind] , is het noodzakelijk dat de moeder nu eerst voor zichzelf gaat zorgen, voordat kan worden bezien of zij de zorg voor [naam kind] weer op zich kan nemen. Uit voorgaande volgt dat de uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).

De beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg, met ingang van 17 december 2020 tot 21 juni 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2020 door mr. F. Aukema-Hartog, kinderrechter, in tegenwoordigheid van A.E. den Breejen als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 24 december 2020.
De griffier is buiten staat
deze beschikking mede
te ondertekenen.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.