ECLI:NL:RBROT:2020:13036

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 december 2020
Publicatiedatum
25 februari 2021
Zaaknummer
C/10/607792 / FA RK 20-8834
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg voor betrokkene met schizofrenie

Op 1 december 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een zorgmachtiging verleend aan de officier van justitie voor betrokkene, geboren op Curaçao, die lijdt aan schizofrenie. De rechtbank heeft deze beslissing genomen na een mondelinge behandeling waarbij betrokkene niet aanwezig was, maar zijn advocaat verklaarde dat betrokkene afstand deed van het recht om te worden gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis die leidt tot ernstig nadeel, waaronder levensgevaar en maatschappelijke teloorgang. Betrokkene heeft in het verleden een poging tot doodslag gepleegd en is ontoerekeningsvatbaar verklaard.

De rechtbank oordeelde dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn, omdat betrokkene onvoldoende bereid is om behandeling te accepteren. De rechtbank heeft geconcludeerd dat verplichte zorg noodzakelijk is om het ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor een periode van zes maanden, met ingang van de datum van de uitspraak. De rechtbank heeft ook de specifieke vormen van verplichte zorg vastgesteld die nodig zijn om de situatie van betrokkene te verbeteren.

De beschikking is mondeling gegeven door rechter J.J. Klomp en schriftelijk uitgewerkt door griffier J.C.A. van 't Zelfde. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/607792 / FA RK 20-8834
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 1 december 2020 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te Curaçao, Nederlandse Antillen,
hierna: betrokkene,
wonende en verblijvende bij Antes Beschermd Wonen aan de [adres betrokkene]
,
advocaat mr. S. Lodder te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 12 november 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring opgesteld door [naam 1] , psychiater, van
3 november 2020;
  • de zorgkaart van 20 oktober 2020;
  • het zorgplan van 20 oktober 2020;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
  • de strafvorderlijke- en justitiële gegevens van betrokkene;
  • het bericht dat er geen relevante politiegegevens van betrokkene zijn.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op
1 december 2020.
Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • de hiervoor genoemde advocaat;
  • [naam 2] , verpleegkundige, en [naam 3] , psychiater, beiden verbonden aan Fivoor.
1.3.
Betrokkene is niet verschenen. De advocaat verklaart dat betrokkene heeft aangegeven dat hij niet wilde verschijnen. De advocaat is dus gemachtigd om namens betrokkene afstand te doen van het recht om te worden gehoord. Daarom heeft de rechtbank besloten om het verzoek buiten de aanwezigheid van betrokkene te behandelen.
1.4.
De officier is niet gehoord, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Uit de overgelegde stukken en tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofrenie, gezien de recidiverende achterdochtige wanen en negatieve symptomen (anhedonie, apathie). Van de zijde van betrokkene wordt het bestaan van de stoornis niet betwist en de rechtbank heeft ook geen aanleiding voor een ander oordeel.
2.2.
Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van zijn psychische stoornis tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang en de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept.
Betrokkene is bekend met psychotische klachten die gepaard gaan met achterdochtige wanen. In het verleden is gebleken dat betrokkene zonder medicatie en door cannabis- en alcoholgebruik psychotisch decompenseert. Dit heeft ertoe geleid dat betrokkene zijn woning is kwijt geraakt en financiële problemen heeft gekregen.
Betrokkene heeft in april 2018 een poging tot doodslag gepleegd, waarvoor hij strafrechtelijk is vervolgd en ontoerekeningsvatbaar is verklaard vanwege een paranoïde toestandsbeeld met betrekkingsideeën. Betrokkene is met een maatregel op grond van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht opgenomen bij FPA Fivoor.
Sinds juni 2020 woont betrokkene in een beschermde woonvorm (BW) en wordt hij ambulant behandeld. De verpleegkundige verklaart dat dit een grote overgang is geweest. Betrokkene heeft meer vrijheden gekregen, waardoor hij alcohol is gaan drinken. Dit vergroot de kans op een psychotische decompensatie en delictgedrag. Daarnaast is betrokkene oninvoelbaar, waardoor het lastig is om inzicht te krijgen in zijn belevingswereld en om een behandelrelatie op te bouwen. Hoewel betrokkene in een poging zeggenschap over zijn leven terug te krijgen een tijd zijn medicatie in eigen beheer heeft gehad, ging dit niet goed. Door alcoholgebruik vergat hij de medicatie in te nemen, met als gevolg voormelde kans op decompensatie en delictgedrag.
2.3.
Om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren en de geestelijke gezondheid van betrokkene dusdanig te herstellen dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint, heeft betrokkene verplichte zorg nodig.
2.4.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn, omdat betrokkene onvoldoende bereid is om behandeling of zorg op vrijwillige basis te accepteren. In het verleden heeft betrokkene zich weleens onttrokken aan de nodige zorg. Uit de medische verklaring blijkt weliswaar dat betrokkene enigszins begrijpt waarom een zorgmachtiging is aangevraagd, maar ook dat hij het niet nodig vindt. Volgens de verpleegkundige wil betrokkene dan ook zo min mogelijk bemoeienis en zelfstandig wonen, maar dat is vooralsnog niet aan de orde. Het gebrek aan intrinsieke motivatie voor de behandeling hangt samen met de afwezigheid van ziektebesef- en inzicht. Er bestaat onvoldoende vertrouwen dat betrokkene de behandeling ook zou accepteren als de rechter daartoe geen machtiging zou afgeven. Daarnaast voelt betrokkene een psychotische decompensatie niet goed aankomen en heeft hij een zeer beperkt steunsysteem. Bovendien verklaart de psychiater dat betrokkene snel psychotisch kan decompenseren. Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen ter behandeling van een psychische stoornis, zowel ambulant als klinisch;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen, zowel ambulant als klinisch;
  • het opnemen in een accommodatie, indien de ambulante behandelcontacten met het FACT-team het ernstig nadeel niet kunnen wegnemen.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg, te weten het toedienen van vocht en voeding, het beperken van de bewegingsvrijheid, het insluiten, het uitoefenen van toezicht op betrokkene, het onderzoek aan kleding of lichaam, het onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedragsbeïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen, het controleren op de aanwezigheid van gedragsbeïnvloedende middelen en het beperken van het recht op het ontvangen van bezoek, worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd dan wel omdat de behandelaren tijdens de mondelinge behandeling gemotiveerd hebben verklaard dat deze niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden of dat deze reeds onderdeel zijn van de huisregels van de accommodatie in het geval van opname. Wat het insluiten betreft is de rechtbank van oordeel dat dit onvoldoende voorzienbaar is. Hoewel betrokkene agressief kan zijn, is niet komen vast te staan dat hij tijdens de vorige opname in een separeerruimte heeft verbleven.
2.5.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.6.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes maanden maanden met ingang van vandaag.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.4. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 1 juni 2021.
Deze beschikking is op 1 december 2020 mondeling gegeven door mr. J.J. Klomp, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J.C.A. van 't Zelfde, griffier, en op 7 december 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.