ECLI:NL:RBROT:2020:13057

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 december 2020
Publicatiedatum
5 maart 2021
Zaaknummer
C/10/608553 / FA RK 20-9200
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om zorgmachtiging op basis van instemming en plan van aanpak

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 december 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot een verzoek om een zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek is ingediend door de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam op 24 november 2020. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 december 2020 werd bevestigd dat betrokkene, samen met zijn advocaat, een plan van aanpak had opgesteld waar alle betrokkenen mee akkoord gingen. Dit plan van aanpak omvatte de mogelijkheid voor betrokkene om, indien nodig, een zelfbindingsverklaring op te stellen met de ambulant behandelaar.

De rechtbank oordeelde dat er sprake was van instemming van betrokkene, zoals bedoeld in artikel 1:4 lid 3 Wvggz, en dat er geen reden was voor het opleggen van verplichte zorg. De rechtbank benadrukte dat verplichte zorg alleen mag worden opgelegd wanneer er geen alternatieven zijn en dat alle mogelijkheden, waaronder een eigen plan van aanpak, moeten worden overwogen. Gelet op deze overwegingen heeft de rechtbank het verzoek om zorgmachtiging afgewezen.

De beschikking is mondeling gegeven door rechter mr. B. Krijnen en is op 21 december 2020 schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/608553 / FA RK 20-9200
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 17 december 2020 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam, hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende aan de [adres betrokkene] , [postcode betrokkene] te [woonplaats betrokkene] ,
advocaat mr. M.H. de Lange te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 24 november 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring opgesteld door drs. [naam psychiater 1] , psychiater, van 16 november 2020;
  • de zorgkaart van 2 november 2020;
  • het zorgplan van 20 oktober 2020;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
  • het bericht dat er geen relevante politiegegevens en/of de strafvorderlijke- en justitiële gegevens van betrokkene zijn.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 17 december 2020. Bij die gelegenheid zijn (overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid) via beeld- en geluidverbinding gehoord:
  • betrokkene met zijn hiervoor genoemde advocaat;
  • drs. [naam psychiater 2] , psychiater, en [naam ambulant behandelaar] , ambulant behandelaar, beiden verbonden aan Antes.
1.3.
De officier is niet gehoord, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Tijdens de mondelinge behandeling van het verzoek op 3 december 2020 is namens betrokkene aangevoerd dat hij zich niet verzet tegen de vormen van zorg die noodzakelijk worden geacht om de ernstige nadelen die voortvloeien uit zijn recidiverende psychoses in het kader van schizofrenie af te wenden. Verplichte zorg mag alleen worden opgelegd wanneer het echt niet anders kan en alle alternatieven waaronder een eigen plan van aanpak zijn overwogen. De mondelinge behandeling van het verzoek is vervolgens aangehouden om betrokkene in de gelegenheid te stellen een plan van aanpak op te stellen. Tijdens de tweede mondelinge behandeling hebben de behandelaren bevestigd dat het betrokkene gelukt is om samen met zijn advocaat een plan van aanpak op te stellen waar iedereen mee akkoord is. Betrokkene zal aan de hand van dit plan van aanpak samen met de ambulant behandelaar als nodig een zelfbindingsverklaring gaan opstellen. Naar het oordeel van de rechtbank is er daarom sprake van instemming, zoals bedoeld in artikel 1:4 lid 3 Wvggz, en is er geen reden voor het opleggen van verplichte zorg.
2.2.
Gelet op het voorgaande wordt het verzoek afgewezen.

3..Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af:
Deze beschikking is op 17 december 2020 mondeling gegeven door mr. B. Krijnen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Jelicic, griffier, en op 21 december 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.