ECLI:NL:RBROT:2020:13083

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 mei 2020
Publicatiedatum
12 maart 2021
Zaaknummer
C/10/591522 / KG ZA 20-147
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot medewerking aan verkoop van de echtelijke woning in het kader van echtscheiding met verstek in tijden van Corona

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een echtscheiding, heeft de vrouw een kort geding aangespannen tegen de man, die niet is verschenen. De vrouw vordert dat de man meewerkt aan de verkoop van de echtelijke woning, gelegen aan [adres], na een eerdere beschikking van de rechtbank waarin is bepaald dat de man de woning binnen een bepaalde termijn moest overnemen. De man heeft deze termijn overschreden en heeft geen medewerking verleend aan de verkoop van de woning, ondanks eerdere vonnissen die hem daartoe verplichtten. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vrouw een spoedeisend belang heeft bij haar vordering, gezien de hypotheekachterstand en de dreiging van executoriale verkoop. De voorzieningenrechter heeft de man veroordeeld om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis de woning te verlaten en niet meer te betreden, en heeft de vrouw gemachtigd om dit met behulp van de politie en justitie te doen indien de man in gebreke blijft. Tevens is de man veroordeeld in de proceskosten van de vrouw, die zijn begroot op € 818,93. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/591522 / KG ZA 20-147
Vonnis in kort geding van 8 mei 2020
in de zaak van
[naam eiseres],
wonende te [woonplaats eiseres] ,
eiseres,
advocaat mr. V. Vos te Rotterdam,
tegen
[naam gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen worden hierna de vrouw en de man genoemd.

1..De procedure

1.1.
Vanwege de coronacrisis geldt voor procedures in kort geding tijdelijk een van het Landelijk procesreglement kort gedingen rechtbanken handel/familie afwijkende regeling. Overeenkomstig deze op www.rechtspraak.nl gepubliceerde “Tijdelijke regeling” heeft de voorzieningenrechter dit kort geding aangemerkt als een urgente zaak.
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 6 maart 2020, met producties;
  • de gewijzigde dagvaarding van 20 april 2020.
1.3.
In de gewijzigde dagvaarding van 20 april 2020 is opgenomen dat de man uiterlijk 29 april 2020 de voorzieningenrechter dient te berichten of hij verweer wenst te voeren en dat bij het uitblijven van een reactie van de man de voorzieningenrechter vonnis zal wijzen. De man heeft de rechtbank op (maar ook na) 29 april 2020 niet bericht dat hij verweer wenst te voeren. Vonnis is daarom bepaald op heden.

2..De feiten

2.1.
De vrouw en de man zijn met elkaar gehuwd geweest.
2.2.
Partijen zijn gezamenlijk eigenaar van de woning aan de [adres] (hierna: de woning).
2.3.
Bij beschikking van 22 januari 2019 van deze rechtbank is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De beschikking is op 14 mei 2019 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.4.
In de echtscheidingsbeschikking is bepaald dat de man na datum van de inschrijving van de beschikking drie maanden de tijd krijgt om te proberen de woning op zijn naam te zetten met ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid en onder verdeling van de helft van de overwaarde. Voor het geval de man er niet in slaagt de woning binnen de gestelde periode over te nemen is in de beschikking bepaald dat de woning in het kader van de verdeling moet worden verkocht via [naam makelaar] te Capelle aan den IJssel.
2.5.
De woning is niet binnen die termijn van drie maanden door de man overgenomen.
2.6.
Op 9 oktober 2019 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank tussen partijen een vonnis op tegenspraak gewezen. Dit vonnis luidt, voor zover van belang, als volgt:
4. De beoordeling
(…)
Ten aanzien van de vorderingen
4.2.
Uit de beschikking van 22 januari 2019 volgt dat de man na inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand een periode van drie maanden heeft om de woning en de daaraan gekoppelde hypothecaire geldlening over te nemen, onder de opschortende voorwaarde dat de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid jegens de hypotheekverstrekker wordt ontslagen. Vast staat dat de genoemde beschikking op 14 mei 2019 is ingeschreven, zodat de man tot en met 14 augustus 2019 de gelegenheid heeft gehad de woning over te nemen.
4.3.
In de beschikking van 22 januari 2019 is onder 2.8.7 ook bepaald wat er moet gebeuren als de man er niet in slaagt de woning binnen de genoemde periode van drie maanden over te nemen, namelijk verkoop van de woning. Tevens is bepaald welke handelingen partijen in dat geval moeten verrichten. Vast staat dat het de man niet gelukt is de woning uiterlijk op 14 augustus 2019 over te nemen. De vrouw heeft onbetwist gesteld dat zij in de periode voorafgaand aan, dan wel op 14 augustus 2019 geen bericht heeft ontvangen van de man of een notariskantoor voor het tekenen van de leveringsakte van de woning aan de man. Hoewel de man ter zitting te kennen heeft gegeven dat alles bijna rond is voor het overnemen van de woning, heeft hij dit niet met stukken onderbouwd. Dit betekent dat partijen de woning dienen te verkopen. De man heeft niet betwist dat hij tot op heden geen medewerking heeft verleend aan verkoop van de woning door [naam makelaar] . Hoewel de man ter zitting te kennen heeft gegeven dat hij de woning via een eigen makelaar te koop wil laten zetten, is hij gehouden aan de in de beschikking van 22 januari 2019 opgenomen afspraak tussen partijen dat de woning via [naam makelaar] te koop gezet wordt. Gelet op het vorenstaande kan van de vrouw niet langer worden gevergd dat zij haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld voor onbepaalde tijd laat voortduren, te meer nu sprake is van een betalingsachterstand in de hypotheektermijnen en de premies van de levensverzekering.
4.4.
In gevallen zoals deze acht de voorzieningenrechter een veroordeling tot medewerking aan de verkoop van de woning op zijn plaats. Dit betekent dat het gevorderde wordt toegewezen, met inachtneming van het volgende.
4.5.
De onder I gevorderde termijn van twee dagen na betekening wordt bepaald op vier weken. Als het daadwerkelijk zo is dat de man bijna alles rond heeft om de woning en de daaraan gekoppelde hypothecaire geldlening over te nemen met ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid jegens de hypotheekverstrekker, dan kan de man dit met stukken van de hypotheekverstrekker aantonen aan de vrouw en daartoe de benodigde stappen ondernemen en hoeft het onderhavige vonnis niet ten uitvoer gelegd te worden.
(…)

5..De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
gelast de man binnen vier weken na betekening van dit vonnis
a.
de verkoopopdracht voor de woning aan de [adres] ten kantore van [naam makelaar] aan de [adres makelaar] te ondertekenen,
b.
een set sleutels van de woning af te geven aan het onder a genoemde kantoor,
5.2.
gelast de man
c.
de door de makelaar gevraagde documenten op eerste verzoek aan te leveren,
d.
mee te werken aan de door de makelaar geplande bezichtigingen binnen de door de makelaar gestelde termijn (ook ten behoeve van het maken van foto’s) en ten tijde van de geplande bezichtigingen de woning en tuin verzorgd te laten zijn,
e.
alle andere handelingen te verrichten die noodzakelijk zijn voor de verkoop van de woning en oplevering van de woning waartoe zowel door de makelaar als in een later stadium door de notaris verzocht wordt binnen de door hen gestelde termijnen,
f.
het tekenen van de verkoopovereenkomst,
g.
mee te werken aan de levering van de echtelijke woning via de notaris waaronder het tekenen van de transportakte binnen de door de notaris verzochte termijn,
5.3.
veroordeelt de man om aan de vrouw een dwangsom te betalen van € 100,00 voor iedere dag dat zij niet aan een onderdeel van de in 5.1 en 5.2 uitgesproken hoofdveroordelingen voldoet, tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt,
5.4.
machtigt de vrouw om met behulp van een slotenmaker zich toegang tot de woning te verschaffen en andere sloten aan te brengen indien de man niet binnen vier weken na betekening van dit vonnis voldaan heeft aan de in 5.1b uitgesproken veroordeling,
5.5.
bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de in 5.1a en in 5.2f genoemde door de man te verrichten (rechts)handelingen,
5.6.
bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de medewerking van de man aan de totstandkoming van de akte van levering, indien de man niet meewerkt aan de veroordeling onder 5.2g,
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,”
2.7.
Bij exploot van 16 oktober 2019 is het vonnis van 9 oktober 2019 aan de man betekend.
2.8.
De man heeft niet binnen vier weken na betekening van het vonnis van
9 oktober 2019 met stukken van de hypotheekverstrekker aan de vrouw aangetoond dat hij de woning kan overnemen met ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid jegens de hypotheekverstrekker.
2.9.
Op 14 november 2019 heeft de vrouw in aanwezigheid van de makelaar en twee politiefunctionarissen zich toegang tot de woning verschaft en de sloten van de woning (laten) vervangen.
2.10.
De vrouw en de makelaar hebben op 22 november 2019 geprobeerd de woning te inspecteren voor het maken van foto’s. Zij konden de woning niet betreden omdat de man het slot van de woning had vervangen.
2.11.
Per brief van 27 november 2019 heeft de raadsman van de vrouw de man bericht dat hij willens en wetens de verkoop van de woning frustreert en dat hij in strijd handelt met het vonnis van 9 oktober 2019. Daarbij is de man te kennen gegeven dat de dwangsommen tot en met die dag zijn opgelopen tot een bedrag van € 800,00 en dat dit bedrag voor iedere dag dat de man niet aan genoemd vonnis voldoet, oploopt met € 100,00 per dag. De dwangsommen zijn inmiddels opgelopen tot het maximumbedrag van € 5.000,00.
2.12.
Op 10 januari 2020 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank tussen partijen een verstekvonnis gewezen. Dit vonnis luidt, voor zover van belang, als volgt:
“5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen man,
5.2.
gelast de man binnen twee dagen na betekening van dit vonnis het op 14 november 2019 in opdracht van de vrouw geplaatste nieuwe slot terug te plaatsten,
5.3.
veroordeelt de man om aan de vrouw een dwangsom te betalen van € 500,- voor iedere dag dat hij de hiervoor onder 5.2 uitgesproken veroordeling niet nakomt, tot een maximum van € 30.000,- is bereikt,
5.4.
verbiedt de man het in 5.2 genoemde terug te plaatsen slot dan wel een nogmaals op basis van het vonnis van 9 oktober 2019 te plaatsen nieuw slot wederom te vervangen,
5.5.
veroordeelt de man om aan de vrouw een dwangsom te betalen van € 500,- voor iedere dag dat hij de hiervoor onder 5.4 uitgesproken veroordeling niet nakomt, tot een maximum van € 30.000,- is bereikt,
5.6.
verbiedt de man om zich in de woning te bevinden op de dag van het maken van foto’s ten behoeve van de verkoop van de woning, alsmede op dagen van bezichtigingen, alsmede op de voorafgaande dag (vanaf 9.00 uur ’s ochtends) en nacht aan deze dagen, door de makelaar per e-mail en post mede te delen tenminste drie dagen vóór de geplande dag(en) van het maken van foto’s en de bezichtiging,
5.7.
veroordeelt de man om aan de vrouw een onmiddellijk opeisbare dwangsom te betalen van € 10.000,- voor de eerste overtreding van de hiervoor onder 5.6 uitgesproken veroordeling en een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 25.000,- voor de tweede overtreding van de hiervoor onder 5.6 uitgesproken veroordeling,
5.8.
veroordeelt de man om uiterlijk één week voorafgaand aan de dag van het verlijden van de verkoopakte van de notaris de woning leeg op te leveren onder medeneming van zijn eigendommen, en verbiedt de man om zich vanaf die dag in de woning te begeven,
5.9.
veroordeelt de man om aan de vrouw een onmiddellijk opeisbare dwangsom te betalen van € 10.000,- bij weigering van het eerste verzoek van de vrouw aan de man om te voldoen aan de hiervoor onder 5.8 uitgesproken veroordeling en verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij lijfsdwang voor de duur van een week wanneer de man weigert om aan een tweede verzoek van de vrouw om te voldoen aan de hiervoor onder 5.8 uitgesproken veroordeling,
5.10.
veroordeelt de man in de proceskosten, aan de zijde van de vrouw tot op heden begroot op € 815,06,
5.11.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.12.
wijst het meer of anders gevorderde af.”
2.13.
Bij exploot van 13 januari 2020 is het vonnis van 10 januari 2020 aan de man betekend.
2.14.
De man heeft het door de vrouw geplaatste nieuwe slot niet teruggeplaatst. Wel heeft de man de makelaar een set sleutels gegeven van het door hem geplaatste slot. Op de afspraak met de makelaar om de foto’s te maken op 27 januari 2020 is de man niet verschenen, waardoor de makelaar de woning niet kon betreden. De man heeft hiermee een dwangsom van € 500,00 per dag verbeurd.
2.15.
Op 30 januari 2020 heeft de man via zijn advocaat aan de vrouw bericht dat hij zijn medewerking zal verlenen. Op 4 februari 2020 kon de makelaar de woning betreden. Er konden echter pas foto’s worden gemaakt nadat de makelaar, de vrouw en de fotograaf de woning hadden schoongemaakt en opgeruimd.
2.16.
De makelaar heeft de man op 5 februari 2020 verzocht de rolluiken van de woning op 6 februari 2020 omhoog te doen zodat foto’s van de buitenkant van de woning konden worden gemaakt. De man heeft aangegeven de rolluiken niet te willen opendoen. De man heeft hiermee opnieuw een dwangsom van € 500,00 per dag verbeurd.
2.17.
Bij e-mailbericht van 6 februari 2020 heeft de advocaat van de man aan de advocaat van de vrouw bericht dat de man overweegt de sloten weer te vervangen om er zeker van te zijn dat niemand zonder zijn aanwezigheid de woning kan betreden.

3..De vordering en de grondslag daarvan

3.1.
De vrouw vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de man te gelasten binnen zeven dagen na het vonnis de echtelijke woning aan de [adres] (hierna: de woning) te verlaten onder medeneming van zijn eigendommen en de woning leeg en schoon achter te laten en deze niet meer te betreden, onder verbeurte van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 10.000,00 en om de vrouw te machtigen met behulp van justitie en politie de woning te ontruimen.
3.2.
De vrouw stelt ter onderbouwing van haar vordering en onder verwijzing naar de door haar overgelegde producties het volgende. De man dient uitvoering te geven aan de echtscheidingsbeschikking van 22 januari 2019 en aan de twee vonnissen in kort geding. Gebleken is dat de vrouw, om de woning te kunnen verkopen, niet kan rekenen op medewerking van de man, ook niet als deze medewerking wordt afgedwongen door dwangsommen. De vrouw heeft een spoedeisend belang bij haar vordering nu de man willens en wetens de verkoop van de woning door zijn handelen frustreert, er sprake is van een hypotheekachterstand van acht maanden en de dreiging van een executoriale verkoop aanwezig is.

4..De beoordeling

4.1.
Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat aan de man verstek wordt verleend.
4.2.
De vrouw vordert om de man te veroordelen de woning binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis te verlaten en niet verder te betreden. Het gevorderde komt de voorzieningenrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en wordt daarom toegewezen met inachtneming van het volgende.
4.3.
Aangezien de vrouw geen ontruiming heeft gevorderd en een vordering tot het verlaten van de woning niet in alle gevallen gelijk te stellen is met ontruiming, wordt om executieproblemen te voorkomen, de machtiging om dat deel van het vonnis zo nodig ten uitvoer te doen leggen met behulp van de sterke arm van politie en justitie, toegewezen. De voorzieningenrechter merkt daarbij het volgende op. Het kabinet heeft weliswaar maatregelen genomen althans aangekondigd die ervoor moeten zorgen dat gedurende de coronacrisis geen ontruimingen plaatsvinden, maar dat ziet op ontruimingen in het kader van huurachterstanden en overlast van beperkte omvang. Onderhavig geschil betreft geen van beide. Dan rijst in tijden van Corona de vraag of een veroordelend vonnis tenuitvoergelegd kan worden, wat kan raken aan het belang van de vrouw bij haar vordering. Vooralsnog is voldoende aannemelijk dat er daadwerkelijk ontruimd kan worden. Gelet op het nijpende karakter van haar situatie is de voorzieningenrechter van oordeel dat de vrouw belang heeft bij het gevorderde en bij een titel, ook in de situatie dat het nog onzeker is hoe snel deze titel ten uitvoer kan worden gelegd.
4.4.
De vrouw heeft niet onderbouwd waarom zij naast haar wettelijke bevoegdheid tot reële executie nog belang heeft bij oplegging van een dwangsom. Dit deel van de vordering wordt daarom – bij gebrek aan belang – afgewezen.
4.5.
Een kostenveroordeling hoeft niet te worden gevorderd, maar wordt zo nodig ambtshalve gegeven. Hoewel partijen met elkaar gehuwd waren, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om de proceskosten te compenseren. Gelet op het feit dat dit al de vierde procedure over de woning is die de man de vrouw noopt om te voeren, wordt de man veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van de vrouw worden begroot op:
- dagvaarding € 102,93
- griffierecht € 83,00
- salaris advocaat €
633,00
Totaal € 818,93

5..De beslissing

De voorzieningenrechter,
5.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagde, de man,
5.2.
veroordeelt de man om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres] te verlaten onder medeneming van zijn eigendommen en de woning leeg en schoon achter te laten en deze niet meer te betreden,
5.3.
machtigt de vrouw om – indien de man met het bepaalde in onderdeel 5.2. in gebreken blijft – dit onderdeel zo nodig ten uitvoer te doen leggen met behulp van de sterke arm van politie en justitie,
5.4.
veroordeelt de man in de proceskosten, aan de zijde van de vrouw tot op heden begroot op € 818,93,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2020.
2180/2009