2.3.De akte van vestiging van het Ondererfpachtrecht (hierna: de akte), waarin [naam bedrijf] is gedefinieerd als “ondererfpachter”, luidt voor zover van belang als volgt:
“(…)
C . HUUROVEREENKOMST
(…)
1.
In de huurovereenkomst is onder meer opgenomen dat TNT te allen tijde haar volledige medewerking zal verlenen aan het vestigen van een (van de huurovereenkomst afhankelijke) opstalrecht met betrekking tot de [adres 1] ten behoeve van de ondererfpachter. Een opstalrecht kan echter niet worden gevestigd op een erfpachtrecht, aangezien de in Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek genoemde zakelijke rechten (waaronder een opstalrecht) krachtens het wettelijk systeem slechts kunnen worden gevestigd op een zaak en niet op een daaruit afgeleid beperkt recht. Gezien het vorenstaande zijn partijen nader overeengekomen, teneinde toch tot een zoveel mogelijk gelijk resultaat te komen, dat in de huurovereenkomst voor ‘opstalrecht’ gelezen dient te worden ‘ondererfpachtrecht’.
D. OVEREENKOMST TOT VESTIGING ONDERERFPACHT
1.
In verband met het onder C .3 vermelde zijn erfpachter en ondererfpachter met elkaar een overeenkomst aangegaan strekkende tot vestiging van een tijdelijk recht van ondererfpacht met de inhoud als in deze akte vermeld, met betrekking tot het ondererfpachtterrein.
(…)
E. VESTIGING VAN HET RECHT VAN ONDERERFPACHT
Ter uitvoering van de onder D. genoemde overeenkomst wordt door erfpachter gevestigd en door ondererfpachter aanvaard het tijdelijk recht van ondererfpacht als bedoeld in artikel 5:93 Burgerlijk Wetboek, ingaande heden en eindigende op negentien december tweeduizend zevenentachtig, op: het ondererfpachtterrein.
Dit recht, dat hierna wordt genoemd het‘recht van ondererfpacht’, houdt in de bevoegdheid van ondererfpachter om de [adres 1] te houden en te gebruiken overeenkomstig de op grond van deze ondererfpachtvoorwaarden toegestane bestemming. Ter zake van het recht van ondererfpacht gelden de navolgende bepalingen:
(…)
Artikel 2
Duur van het recht van ondererfpacht
Het recht van ondererfpacht gaat heden in – deze datum hierna te noemen: de‘ingangsdatum’en eindigt op negentien december tweeduizend zevenentachtig, tenzij erfpachter en ondererfpachter dan in onderling overleg en met medewerking van de grondeigenaar zijn overeengekomen het recht van ondererfpacht te verlengen, behoudens eventuele beëindiging op de hierna in artikel 11 dan wel de overige in de wet genoemde gronden.
Het recht van ondererfpacht eindigt van rechtswege bij het einde van het recht van erfpacht, tenzij het recht van erfpacht eindigt door vermenging of afstand.
(…)
Artikel 14
Verticale splitsing van het recht van erfpacht/aankoop blote eigendom
1.
Indien ondererfpachter zulks wenst is erfpachter verplicht zo spoedig mogelijk haar volledige medewerking te verlenen aan het verkrijgen door de ondererfpachter van een eigen erfpachtrecht ten laste van de grondeigenaar; hiertoe zullen erfpachter en ondererfpachter onder meer het volgende ondernemen:
er dient een kadastrale uitmeting plaats te vinden, zodat het terrein van het ondererfpachtterrein een afzonderlijk kadastraal perceel zal vormen;
de benodigde toestemming en medewerking van de grondeigenaar zal worden aangevraagd, teneinde een (verticale) splitsing van het recht van erfpacht daadwerkelijk te kunnen bewerkstelligen;
erfpachter en ondererfpachter zullen een overeenkomst van koop sluiten met betrekking tot het recht van erfpacht voor zover dit betrekking heeft op het huidige (en zoals onder a. omschreven afgesplitste) ondererfpachtterrein, zulks voor een in onderling tussen partijen overeen te komen koopprijs;
e onder c . bedoelde koopprijs zal slechts de waarde van de erfpacht van de grond betreffen, zodat bij het vaststellen van de prijs er geen rekening zal worden gehouden met de waarde van de [adres 1] en/of overige op dit terrein door ondererfpachter gestichte opstallen; indien partijen geen overeenstemming bereiken omtrent de hoogte van de koopprijs zal deze bindend worden bepaald door drie makelaars/taxateurs, die opdracht zullen krijgen binnen één maand na benoeming hun standpunt te bepalen, zowel erfpachter als ondererfpachter zullen binnen veertien dagen nadat duidelijk is dat zij geen overeenstemming bereiken ieder een makelaar/taxateur moeten aanwijzen; de benoemde deskundigen zullen tezamen een derde deskundige aanwijzen; de kosten voor deze koopprijs vaststellingsprocedure worden door partijen voor gelijke delen gedragen;
het recht van erfpacht voor zover dit betrekking heeft op het huidige (en zoals onder a. omgeschreven afgesplitste) ondererfpachtterrein zal vervolgens worden overgedragen aan ondererfpachter, waardoor het onderhavige recht van ondererfpacht door vermenging teniet zal gaan.
2.
Indien erfpachter in de gelegenheid wordt gesteld het terrein van de grondeigenaar (gedeeltelijk) in eigendom te verwerven zal zij de ondererfpachter hierover informeren en voor zover mogelijk dit recht van koop – voor zover dit betrekking heeft op het ondererfpachtterrein – overdragen aan ondererfpachter. Een en ander onverminderd het in het hiervoor in artikel 14 lid 1 bepaalde.
Artikel 15
Voorkeursrecht tot koop
De ondererfpachter zal voorts te allen tijde een eerste recht van koop van het recht van erfpacht hebben ook nadat het recht van erfpacht door erfpachter (onverhoopt) aan een derde mocht zijn overgedragen. Indien erfpachter voornemens is over te gaan tot vervreemding van het recht van erfpacht zal zij – nadat ondererfpachter het aanbod van erfpachter niet heeft aanvaard – het recht van erfpacht slechts tegen dezelfde (financiële) voorwaarden aan derden aanbieden. Ingeval van een wijziging van deze (financiële) voorwaarden zal ondererfpachter wederom in de gelegenheid worden gesteld het recht van erfpacht te verwerven. Bij iedere volgende vervreemding van het recht van erfpacht herleeft het eerste recht van koop voor ondererfpachter.
(…)”