In deze zaak, die op 3 april 2020 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, vorderde BJL Beheer B.V. de opheffing van een conservatoir derdenbeslag dat door Jointforce Development B.V. was gelegd. Het beslag was gelegd op de bankrekening van BJL bij ABN AMRO Bank, naar aanleiding van een openstaand bedrag van € 44.884,37 dat Jointforce vorderde. BJL stelde dat het beslag onterecht was gelegd, omdat Jointforce de voorzieningenrechter niet volledig had geïnformeerd over een tegenvordering van BJL van € 86.348,50. De voorzieningenrechter oordeelde dat Jointforce niet tekort was geschoten in haar informatieplicht, omdat zij niet op de hoogte was van de tegenvordering ten tijde van het beslagverzoek. De voorzieningenrechter erkende echter dat BJL door de coronacrisis in financiële problemen verkeerde en dat het belang van BJL bij opheffing van het beslag zwaarder woog dan het belang van Jointforce bij handhaving daarvan. Daarom werd het beslag opgeheven voor een bedrag van € 10.581,17, terwijl het overige beslag bleef liggen. BJL werd veroordeeld in de proceskosten van Jointforce, die op € 1.636,00 werden begroot.