ECLI:NL:RBROT:2020:13199

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 januari 2020
Publicatiedatum
10 mei 2021
Zaaknummer
10/239240-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handelen in strijd met de Wet wapens en munitie met betrekking tot een vuurwapen van categorie III

Op 17 januari 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 4 oktober 2019 te Rotterdam en/of Schiedam een pistool van het merk Grand Power, type P1, kaliber 9mm, met vier bijbehorende kogelpatronen voorhanden had. De verdachte is geboren in [geboorteplaats verdachte] en is ingeschreven op het adres [adres verdachte] te [woonplaats verdachte]. De officier van justitie, mr. M. Boekhoud, heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft bekend en heeft geoordeeld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een gedragsinterventie. De rechtbank heeft ook de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven per 20 januari 2020. De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte meegewogen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie een ernstig strafbaar feit is, dat een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/239240-19
Datum uitspraak: 17 januari 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] te ( [postcode verdachte] ) [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. T. Gümüs, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 januari 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Boekhoud heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest;
  • opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis.

4..Bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 4 oktober 2019 te Rotterdam en/f Schiedam
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de
Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Grand Power, type P1, kaliber 9mm met bijbehorende munitie, te weten 4 kogelpatronen van het merk Geco
kaliber 9mm, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
handelen in strijd met artikel 26 van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft een pistool met vier bijbehorende kogelpatronen in zijn bezit gehad. Het wapen en de munitie zijn tijdens een doorzoeking in de kamer van de verdachte aangetroffen. Verdachte heeft het wapen niet alleen voorhanden gehad, maar het ook op de openbare weg gedragen en in een restaurant aan iemand getoond. In de kamer van de verdachte werden nog een doosje met 24 kogelpatronen en meerdere gripzakjes met een witte substantie aangetroffen. Dit soort omstandigheden doen vermoeden dat verdachte zich bezig hield met andere criminele activiteiten, zoals het dealen in harddrugs. Dit is niet ten laste gelegd en verdachte wordt er dan ook niet voor veroordeeld maar de rechtbank neemt het feit dat de verdachte onder deze omstandigheden in het bezit was van een vuurwapen en minutie wel mee in de bepaling van de strafmaat.
Het voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie is een ernstig strafbaar feit, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan een onaanvaardbaar risico met zich brengt voor de veiligheid van personen. Vuurwapenbezit leidt meer dan eens tot vuurwapengebruik. Daarbij kunnen slachtoffers vallen, ook slachtoffers die zonder reden met vuurwapengeweld worden geconfronteerd. Dit geldt nog meer wanneer iemand een vuurwapen bij zich heeft op de openbare weg. Bovendien kunnen mensen zich onveilig voelen op straat door de wetenschap dat anderen een vuurwapen onder handbereik kunnen hebben. Daarom treedt de rechtbank streng op tegen dit soort feiten.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 december 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Reclassering Nederland heeft, ten behoeve van de zitting op 17 januari 2020, een rapport over de verdachte opgemaakt. Dit rapport houdt – voor zover van belang- het volgende in.
De heer [naam verdachte] lijkt onvoldoende de ernst van het delict in te zien. Hij heeft niet stil gestaan bij de risico’s die gepaard gaan met het bezitten van een vuurwapen met munitie. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. Bij een veroordeling adviseren wij een (deels) voorwaardelijke straf met de onderstaande bijzondere
voorwaarden:
- meldplicht bij reclassering;
- gedragsinterventie cognitieve vaardigheden;
- begeleid wonen of maatschappelijke opvang.
7.4.
Oordeel van de rechtbank
Mede gelet op wat de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot het volgende oordeel.
Gezien de ernst van het feit is enkel het opleggen van een gevangenisstraf passend. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Anders dan is geadviseerd, ziet de rechtbank geen aanleiding de verdachte te verplichten te verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Gelet de bewezenveklaring, de op de op te leggen straf en omdat de gronden voor de voorlopige hechtenis nog onverkort aanwezig zijn, zal de rechtbank de schorsing van de voorlopige hechtenis opheffen, en wel per 20 januari 2020 om 10.00 uur. Hiervan is een afzonderlijk schriftelijk bevel opgemaakt.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit een COVA training of een andere gedragsinterventie die gericht is op het verbeteren van cognitieve vaardigheden, bij een door de reclassering aan te wijzen instelling;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van 20 januari 2020 om 10:00 uur; het bevel tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis is afzonderlijk geminuteerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.H.J. Stemker Köster, voorzitter,
en mrs. G.A. Bouter-Rijksen en A.M. van der Leeden, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. M.E.G. Busemeijer genaamd Lagemann en I. van Wuijckhuijse, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier Busemeijer genaamd Lagemann is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 4 oktober 2019 te Rotterdam en/of Schiedam
(een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de
Wet wapens en munitie,
te weten een pistool, van het merk Grand Power, type P1, kaliber 9mm
met bijbehorende munitie, te weten 4 kogelpatronen van het merk Geco
kaliber 9mm,
voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )