ECLI:NL:RBROT:2020:13204

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 maart 2020
Publicatiedatum
19 mei 2021
Zaaknummer
C/10/593760 / JE RK 20-806 en C/10/593764 / JE RK 20-807
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot voorlopige ondertoezichtstelling en spoedmachtiging gesloten jeugdhulp

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 maart 2020 een beschikking gegeven in het kader van een spoedverzoek tot voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht heeft het verzoek ingediend, waarbij het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder, [naam moeder]. [naam kind] verblijft op dat moment in een gesloten jeugdhulpinstelling, het Bergse Bos van Horizon in Rotterdam, op basis van een eerdere machtiging. De Raad verzoekt om een voorlopige ondertoezichtstelling voor de duur van drie maanden en een spoedmachtiging voor opname in een gesloten accommodatie voor vier weken, omdat de moeder haar instemming met het verblijf heeft ingetrokken.

De kinderrechter overweegt dat er een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld, en dat een voorlopige ondertoezichtstelling noodzakelijk is om een acute en ernstige bedreiging voor [naam kind] weg te nemen. De kinderrechter wijst het verzoek toe en stelt [naam kind] voorlopig onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot 23 juni 2020. Tevens verleent de kinderrechter een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp met ingang van 23 maart 2020 voor de duur van vier weken, tot 20 april 2020. De kinderrechter bepaalt dat de betrokken partijen op 3 april 2020 telefonisch gehoord zullen worden, en dat er uiterlijk een werkdag voor deze zitting een instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper moet worden overgelegd. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de schriftelijke uitwerking vastgesteld op 24 maart 2020.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens : C/10/593760 / JE RK 20-806 en C/10/593764 / JE RK 20-807
datum uitspraak: 23 maart 2020
beschikking voorlopige ondertoezichtstelling en spoedmachtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht, hierna te noemen de Raad,
gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind], geboren op [geboortedatum kind] 2008 te [geboorteplaats kind],

hierna te noemen [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder], hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder].

Het procesverloop

Gezien het mondelinge verzoek van 23 maart 2020 en de stukken, waaronder het verzoek met bijlage(n) van de Raad van 23 maart 2020, ingekomen ter griffie op 24 maart 2020.
Aan [naam kind] is als raadsman toegevoegd, mr. N. Claassen, advocaat te Schiedam.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind] verblijft in het kader van de (vrijwillige) machtiging gesloten jeugdhulp van
9 maart 2020 bij het Bergse Bos van Horizon in Rotterdam.

Het verzoek

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [naam kind] verzocht, voorafgegaan door de voorlopige ondertoezichtstelling voor de duur van drie maanden. Tevens heeft de Raad een spoedmachtiging verzocht om [naam kind] in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van 4 weken.
Daarnaast is verzocht om aansluitend een machtiging te verlenen voor verblijf in een gesloten accommodatie voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.
De Raad heeft geen verklaring van een gedragswetenschapper of een verleningsbeslissing overgelegd.

De beoordeling

Uit het mondelinge verzoek blijkt dat een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld (artikel 1:255 Burgerlijk Wetboek (BW). Een voorlopige ondertoezichtstelling is noodzakelijk om een acute en ernstige bedreiging voor [naam kind] weg te nemen. [naam kind] zal voorlopig onder toezicht worden gesteld voor een termijn van drie maanden (artikel 1:257 BW).
Ten aanzien van het verzoek een spoedmachtiging te verlenen voor opname en verblijf in een gesloten accommodatie wordt het volgende overwogen. Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.3, tweede lid, Jeugdwet, dient onmiddellijke verlening van jeugdhulp noodzakelijk te zijn in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen van de jeugdige die de ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren of een ernstig vermoeden daarvan. Bovendien dient een uithuisplaatsing noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan de hulp die de jeugdige nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken. Uit het verzoek blijkt dat van een dergelijke situatie sprake is.
Op 9 maart 2020 heeft de moeder, zijnde de wettelijk vertegenwoordiger van [naam kind], ingestemd met verblijf van [naam kind] bij het Bergse Bos tot uiterlijk 9 april 2020. Ook de gedragswetenschapper heeft hiermee op 17 februari 2020 ingestemd, zelfs voor de periode tot 9 mei 2020. Overeenkomstig artikel 6.1.2 lid 9 Jeugdwet kan de jeugdige gedurende ten hoogste veertien dagen in de gesloten accommodatie verblijven, indien de wettelijk vertegenwoordiger zijn instemming intrekt. De moeder heeft op 22 maart 2020 haar instemming ingetrokken, zodat [naam kind] tot uiterlijk 5 april 2020 op basis van de beschikking van 9 maart 2020 bij het Bergse Bos kan blijven.
Bij het onderhavige verzoek ontbreekt een (nieuwe) verklaring van een gedrags-wetenschapper. De kinderrechter kan een spoedmachtiging slechts verlenen indien uit de beschikbare informatie voldoende blijkt dat de situatie, bedoeld in het hiervoor aangehaalde artikel 6.1.3., tweede lid, Jeugdwet zich voordoet en dat met het oog daarop een onmiddellijke opname en verblijf van de jeugdige in een gesloten accommodatie noodzakelijk is, ondanks dat een instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper ontbreekt. De kinderrechter is van oordeel dat een instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper op dit moment niet behoeft te worden verkregen, gezien de inhoud van het verzoek, de instemmingsverklaring van 17 februari 2020 en de beschikking van
9 maart 2020. Wel dient ten behoeve van de komende
(telefonische)zitting van 3 april a.s. een nieuwe verklaring te worden overgelegd op basis van informatie uit het onderhavige dossier, omdat nu een machtiging gesloten jeugdhulp wordt verzocht tot 23 juni 2020.
De kinderrechter is op dezelfde grond van oordeel, dat een behandeling ter zitting niet kan
worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de jeugdige.
De verzoeker, [naam kind], mr. N. Claassen en de belanghebbende worden in de gelegenheid gesteld hun mening te geven op de hierna genoemde
(telefonische)zitting op 3 april 2020.
In afwachting van deze zitting zal de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van vier weken worden verleend.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind] voorlopig onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, hierna te noemen: de GI, gevestigd te Rotterdam, tot 23 juni 2020;
verleent een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp met ingang van 23 maart 2020 voor de duur van vier weken, te weten tot 20 april 2020;
bepaalt dat de verzoeker, de GI, [naam kind], mr. N. Claassen en de belanghebbende telefonisch zullen worden gehoord op:
3 april 2020 om 14.30 uur.
Vanwege het beleid van de Raad voor de rechtspraak om verspreiding van het coronavirus tegen te gaan, zoals dat op 16 maart 2020 op www.rechtspraak.nl is gepubliceerd, zal er geen fysieke zitting plaatsvinden.
Uiterlijk een werkdag voor 3 april 2020 dient een instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper die de minderjarige persoonlijk heeft onderzocht te worden overgelegd.
Deze beschikking is mondeling gegeven op 23 maart 2020 door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van A.C. van Balen als griffier.
De schriftelijk uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 24 maart 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.