In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 juli 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarig kind, hierna te noemen [naam kind], geboren in 2008. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 1 augustus 2020 en werd in deze procedure opnieuw ter beoordeling voorgelegd. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West heeft verzocht om de ondertoezichtstelling met zes maanden te verlengen, zodat een psychodiagnostisch onderzoek kan plaatsvinden. Dit onderzoek is noodzakelijk om inzicht te krijgen in de sociaal-emotionele en seksuele ontwikkeling van [naam kind], evenals haar copingmechanismen en de dynamiek binnen het gezin.
De moeder en de stiefvader hebben verweer gevoerd tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling. De moeder is van mening dat er geen gronden zijn voor de ondertoezichtstelling en dat het psychodiagnostisch onderzoek ook binnen een vrijwillig kader kan plaatsvinden. De vader heeft echter ingestemd met het verzoek van de GI, waarbij hij zijn zorgen over de ontwikkeling van [naam kind] heeft geuit. De kinderrechter heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat er geen relevante wijzigingen zijn opgetreden sinds de eerdere uitspraak van het Hof Den Haag, die de noodzaak van het psychodiagnostisch onderzoek bevestigde.
De kinderrechter heeft uiteindelijk besloten om de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen tot 1 februari 2021, in afwachting van de resultaten van het psychodiagnostisch onderzoek. Deze beslissing is mondeling gegeven door de kinderrechter in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is op 4 augustus 2020 vastgesteld. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.