ECLI:NL:RBROT:2020:13207

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 juli 2020
Publicatiedatum
19 mei 2021
Zaaknummer
C/10/599448 / JE RK 20-1857
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van kinderen met ernstig ondergewicht

In deze zaak heeft de kinderrechter op 22 juli 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee kinderen, [naam kind 1] en [naam kind 2], die onder ernstig ondergewicht lijden. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West had op 20 juni 2020 een verzoek ingediend om de ondertoezichtstelling met zes maanden te verlengen, omdat er zorgen waren over de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van de kinderen. De kinderarts had een melding gedaan bij Veilig Thuis, omdat het ondergewicht als kindermishandeling werd beschouwd. Tijdens de zitting zijn de ouders, de stiefvader en vertegenwoordigers van de GI gehoord. De vader voerde verweer tegen de ondertoezichtstelling en stelde dat de situatie verbeterd was, terwijl de moeder instemde met het verzoek van de GI. De kinderrechter oordeelde dat de zorgen over het ondergewicht van de kinderen ernstig waren en dat de GI betrokken moest blijven om de situatie te monitoren. De ondertoezichtstelling werd verlengd tot 8 februari 2021, met de verklaring dat de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is op 4 augustus 2020 vastgesteld.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/599448 / JE RK 20-1857
datum uitspraak: 22 juli 2020

beschikking verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Dordrecht,
betreffende

[naam kind 1], geboren op [geboortedatum kind 1] 2003 te [geboorteplaats kind 1],

hierna te noemen [naam kind 1],

[naam kind 2], geboren op [geboortedatum kind 2] 2007 te [geboorteplaats kind 2],

hierna te noemen [naam kind 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam vader],

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader],

[naam moeder],

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder],

[naam stiefvader],

hierna te noemen de stiefvader, wonende te [woonplaats stiefvader].

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 20 juni 2020, ingekomen bij de griffie op 2 juli 2020.
Op 22 juli 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [naam kind 2], die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. L.A. Jansen - de moeder,
- de stiefvader,
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, [naam 1] en [naam 2].
[naam kind 1] heeft haar mening schriftelijk kenbaar gemaakt.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] wordt uitgeoefend door de ouders. [naam kind 1] en [naam kind 2] wonen bij de moeder en de stiefvader.
Bij beschikking van 6 augustus 2019 is de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] verlengd tot 8 augustus 2020.

Het verzoekDe GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] te verlengen voor de duur van zes maanden.

De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De GI was voornemens om de ondertoezichtstelling af te sluiten, omdat ondanks de hulpverlening de communicatie tussen de ouders niet is verbeterd. Echter, er is in mei 2020 door de kinderarts een melding bij Veilig Thuis gedaan over het ondergewicht van [naam kind 2]. Het ondergewicht wordt door de kinderarts als kindermishandeling gezien. Onder die omstandigheden kon de GI niet tot afsluiting van de ondertoezichtstelling over gaan. Inmiddels zijn er afspraken gemaakt met een diëtiste en heeft [naam kind 2] een dieet waaraan hij zich moet houden. Ook bij [naam kind 1] zijn er zorgen over het ondergewicht. Het is van belang dat de oorzaak van het ondergewicht bij de kinderen wordt onderzocht. Daarnaast is het van belang dat het gewicht van [naam kind 1] en [naam kind 2] door een onafhankelijk persoon wordt gemonitord, omdat de ouders verschillend denken over de oorzaak van het ondergewicht en verschillende verhalen worden verteld over de naleving van het dieet door [naam kind 2]. In de afgelopen periode is systeemtherapie ingezet in de thuissituatie bij de moeder. De systeemtherapie is positief afgerond en er zijn geen zorgen naar voren gekomen over de opvoedsituatie bij de moeder en de stiefvader.

Het standpunt van de belanghebbenden

Door en namens de vader is verweer gevoerd tegen de ondertoezichtstelling. De vader heeft verzocht om de ondertoezichtstelling af te wijzen, dan wel voor een kortere periode te verlenen. De ondertoezichtstelling is uitgesproken om de communicatie tussen de ouders te verbeteren, maar in de afgelopen jaren is het contact niet verbeterd. Het is al jaren bekend dat [naam kind 2] ondergewicht heeft, maar de GI heeft hiervoor nooit hulpverlening ingezet. De vader is op eigen initiatief met [naam kind 2] naar de arts gegaan. Inmiddels is de diëtiste betrokken en de ouders werken mee aan de hulpverlening. Het gewicht van [naam kind 2] kan door de diëtiste worden gemonitord. Bovendien is het gewicht van [naam kind 2] in de afgelopen periode toegenomen. De vader ziet de verwaarlozing en het psychisch onder druk zetten door de stiefvader als oorzaak voor het ondergewicht van [naam kind 2]. Indien [naam kind 2] bij de vader zal wonen, zal het beter gaan met [naam kind 2]. [naam kind 2] heeft meerdere malen aangegeven bij de vader te willen wonen. De vader heeft hiertoe drie weken geleden een voorstel aan de moeder gedaan. Hij hoopt dat zij snel zal reageren.
Door de moeder is ingestemd met het verzoek van de GI. De ouders zijn beiden slank van postuur en de kinderen hebben altijd al onder in de groeicurve gezeten. Het ondergewicht van [naam kind 2] kan mede worden veroorzaakt door spanning. Het is van belang dat de GI betrokken blijft zodat zicht wordt gehouden op het gewicht van [naam kind 2] en op de naleving van zijn dieet.
De stiefvader heeft aangegeven dat er sprake is van een goede band tussen hem en [naam kind 2].

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er al lange tijd zorgen zijn over de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van [naam kind 2] en [naam kind 1]. Door een kinderarts is vastgesteld dat bij beide kinderen sprake is van fors ondergewicht. Er is door de kinderarts geen medische oorzaak voor het ondergewicht gevonden. Het ondergewicht wordt door de kinderarts als een vorm van kindermishandeling gezien en hij heeft hierover een melding bij Veilig Thuis gedaan. De ouders hebben ieder een eigen visie op de oorzaak van het lichaamsgewicht van de kinderen. [naam kind 2] volgt een dieet waarbij de ouders moeten zorgen dat hij zich aan dit dieet houdt. De ouders hebben zorgen over de naleving van het dieet, wanneer [naam kind 2] bij de andere ouder verblijft. Daarnaast uit de vader veel zorgen over de invloed van de stiefvader, volgens de moeder en de stiefvader onterecht. Nu een kinderarts een melding van kindermishandeling heeft gedaan, is het van belang dat de GI betrokken blijft om als neutrale partij het ondergewicht van de kinderen te monitoren en bij voorkeur de oorzaak ervan, samen met de ouders, weg te nemen. Ook speelt nog de woonplek van [naam kind 2] op de langere termijn. Hierover bestaat ook nog geen duidelijkheid.
Uit het voorgaande volgt dat, alles overziend, is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] verlengen voor de duur van zes maanden.

De beslissingDe kinderrechter:

verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] tot 8 februari 2020;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van E.J. van Bergeijk als griffier en in het openbaar uitgesproken op
22 juli 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 4 augustus 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.