In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 september 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de gedeeltelijke gezagsbelasting over een minderjarige, hierna te noemen [naam kind], geboren op [geboortedatum kind] 2009. De zaak is aangespannen door de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: GI), die verzocht om het gezag over [naam kind] te laten uitoefenen door de GI voor het geven van toestemming voor een noodzakelijke medische behandeling. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] in een pleeggezin verblijft en dat het ouderlijk gezag momenteel door de moeder wordt uitgeoefend. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de GI en de pleegouders aanwezig waren. De moeder was niet verschenen.
De kinderrechter heeft overwogen dat [naam kind] veel boosheid en verdriet ervaart, wat zich uit in problematisch gedrag zowel thuis als op school. De moeder heeft aangegeven na te willen denken over de aanmelding voor behandeling bij een geestelijke gezondheidszorginstelling, maar de GI heeft geen contact meer kunnen krijgen met de moeder. Gezien de urgentie van de situatie heeft de kinderrechter besloten dat het noodzakelijk is dat de GI wordt belast met het gezag over [naam kind] voor de medische behandeling, om verdere vertraging te voorkomen.
De kinderrechter heeft de GI belast met het gezag tot de twaalfde verjaardag van [naam kind], die op [geboortedatum kind] 2021 zal plaatsvinden. De beslissing over het gezag na deze datum is aangehouden in afwachting van nadere informatie van de GI. De kinderrechter heeft de GI de gelegenheid gegeven om uiterlijk op 1 mei 2021 aanvullende informatie te verstrekken, zodat indien nodig een volgende zitting kan worden gepland. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.