In deze zaak heeft de kinderrechter op 15 mei 2020 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige], en het verzoek tot uithuisplaatsing. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 15 april 2020 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] voor de duur van twaalf maanden, alsook een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. De kinderrechter heeft de situatie van [voornaam minderjarige] beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat hij ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd door een onveilige en instabiele opvoedsituatie. De moeder en de stiefvader zijn gehoord, waarbij de moeder aangaf dat zij de Portugese taal beter beheerst en een tolk is ingeschakeld voor het verhoor.
De Raad heeft het verzoek tot ondertoezichtstelling gehandhaafd, terwijl de GI (gecertificeerde instelling) de zorgen over de opvoedsituatie bevestigde. De kinderrechter heeft vastgesteld dat, hoewel er een prille verbetering in de situatie van [voornaam minderjarige] is, de zorgen over zijn ontwikkeling en opvoeding blijven bestaan. De kinderrechter heeft daarom besloten om de ondertoezichtstelling te verlenen, maar het verzoek tot uithuisplaatsing aan te houden voor een periode van drie maanden, om te bezien of de positieve ontwikkeling zich voortzet. De kinderrechter heeft de Raad verzocht om uiterlijk twee weken voor de pro forma zitting op 1 augustus 2020 te rapporteren over de stand van zaken.
De beschikking is gegeven door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, en is openbaar uitgesproken op 15 mei 2020. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.