ECLI:NL:RBROT:2020:13218

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 januari 2020
Publicatiedatum
31 mei 2021
Zaaknummer
10/254609-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorhanden hebben van een geladen vuurwapen en witwassen van geld

Op 31 januari 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op de openbare weg in het centrum van Rotterdam een geladen vuurwapen en vijf kogelpatronen voorhanden had. De verdachte, die niet ingeschreven was in de basisregistratie, was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van negen maanden, met bewezenverklaring van het ten laste gelegde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het vuurwapen op 22 oktober 2019 in zijn bezit had, wat in strijd is met de Wet wapens en munitie. De verdachte heeft echter vrijspraak gekregen voor het tweede feit, namelijk het witwassen van een geldbedrag van € 1.764,05, omdat er onvoldoende bewijs was dat dit bedrag van misdrijf afkomstig was. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte over de herkomst van het geld, afkomstig uit zijn taxibedrijf, niet op voorhand ongeloofwaardig was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden voor het voorhanden hebben van het vuurwapen, met aftrek van voorarrest. Tevens is besloten dat het in beslag genomen geldbedrag aan de verdachte wordt teruggegeven, nu hij van het witwassen is vrijgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/254609-19
Datum uitspraak: 31 januari 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte]
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de penitentiaire inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsvrouw mr. N.W.A. Dekens, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 31 januari 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K. Pieters heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van al het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak t.a.v. feit 2
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte een bedrag van € 1.764,05 heeft witgewassen. Er was sprake van een verdenking op basis van het contante geldbedrag dat de verdachte bij zich had en van zijn antecedenten op het gebied van witwassen. De verdachte heeft pas op de zitting een verklaring afgelegd over de herkomst van het geldbedrag. Deze verklaring is laat afgelegd en nu niet voldoende concreet en verifieerbaar.
4.1.2.
Beoordeling
Nu uit de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen het bij de verdachte aangetroffen geldbedrag en een bepaald misdrijf, dient te worden bekeken of uit het door het openbaar ministerie aangedragen bewijs feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Is daarvan sprake dan mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geldbedrag. Zo’n verklaring moet concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn.
Bij de verdachte is bij zijn aanhouding een contant geldbedrag van € 1.764,05 aangetroffen. Hoewel hierin aanleiding kan worden gevonden tot nader onderzoek, is dit bedrag is niet zodanig groot dat daardoor zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen.
Daar komt bij dat de verdachte op zitting heeft verklaard dat het geldbedrag afkomstig is uit de werkzaamheden die hij verrichtte als eigenaar van een taxibedrijf. Deze verklaring, onderbouwd met een uittreksel van de Belgische Kamer van Koophandel, is niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te noemen. Dat de verdachte pas op de zitting een verklaring heeft afgelegd, kan hem niet worden tegengeworpen, omdat de dagvaarding pas op 28 januari 2020 aan de verdachte is betekend en het betreffende feit eerder geen deel uitmaakte van de voorlopige tenlastelegging bij de vordering tot inbewaringstelling.
4.1.3.
Conclusie
Niet kan worden bewezen dat het geldbedrag van misdrijf afkomstig is. Het onder 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering t.a.v. feit 1
Het onder 1 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 22 oktober 2019 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet in de vorm van een pistool, van het merk Colt, type Delta Elite, kaliber 10 mm en de daarbij behorende munitie, te weten vijf kogelpatronen, kaliber 10mm, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft in het centrum van Rotterdam op de openbare weg een geladen vuurwapen voorhanden gehad met daarbij in totaal vijf kogelpatronen.
Ongecontroleerd wapenbezit brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich. Dit mede doordat het voorhanden hebben van een dergelijk vuurwapen gemakkelijk leidt tot het gebruik ervan. Daarnaast draagt het ongecontroleerde bezit van een wapen en de bijbehorende munitie bij aan gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd en ongecontroleerd aanwezig hebben van (vuur)wapens en munitie.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 november 2019, waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Verder is acht geslagen op een Belgisch uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 november 2019, waaruit blijkt dat de verdachte in België eerder is veroordeeld, onder meer ter zake van handel in verdovende middelen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank neemt in strafverzwarende zin mee dat het vuurwapen geladen was en dat de verdachte het op de openbare weg voorhanden heeft gehad. Daarbij komt nog dat de verdachte het vuurwapen tijdens zijn vlucht voor de politie op straat heeft gegooid en dat er meerdere waarschuwingsschoten nodig waren om de verdachte te doen stoppen.
Alles afwegend acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf, een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden, passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

Ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag ter hoogte van € 1.764,05 zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte nu de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van een geldbedrag ter hoogte van € 1.764,05.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. de Lange, voorzitter,
en mrs. M.J.M. van Beckhoven en J.M.L. van Mulbregt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. de Vrind, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 22 oktober 2019 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet in de vorm van een pistool, van het merk Colt, type Delta Elite, kaliber 10mm en/of de daarbij behorende munitie, te weten vijf kogelpatronen, kaliber 10mm, voorhanden heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 22 oktober 2019, te Rotterdam, althans in Nederland, van een voorwerp/een geldbedrag, te weten 1764,05 euro,
- de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of
- heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld, wie de rechthebbende(n) op dit voorwerp c.q. deze voorwerpen is/zijn en/of
- dit voorwerp c.q. deze voorwerpen heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit voorwerp/dat geldbedrag, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf.