ECLI:NL:RBROT:2020:13245

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 december 2020
Publicatiedatum
9 juni 2021
Zaaknummer
10/960041-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van witwassen van meer dan één miljoen euro met veroordeling tot gevangenisstraf en geldboete

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 december 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van medeplegen van witwassen. De verdachte werd verdacht van het verwerven en voorhanden hebben van aanzienlijke geldbedragen, waarvan hij wist dat deze afkomstig waren uit een misdrijf. Tijdens de zitting op 6 oktober en 11 december 2020 werd het bewijs tegen de verdachte gepresenteerd, waaronder observaties en aangetroffen contante bedragen in zijn auto en die van een medeverdachte. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 42 maanden, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld en dat er verzachtende omstandigheden waren, zoals zijn openheid tijdens de zitting en de impact van de voorlopige hechtenis op zijn leven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het witwassen van meer dan één miljoen euro en legde een gevangenisstraf op van 20 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, en een geldboete van € 50.000. Daarnaast werd het in beslag genomen geldbedrag van € 27.250 verbeurd verklaard. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op de legale economie, maar hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/960041-20
Datum uitspraak: 24 december 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres,
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. M.C. Jonge Vos, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 6 oktober 2020 en 11 december 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de vordering nadere omschrijving tenlastelegging, waarbij de oorspronkelijke opgave van de feiten als bedoeld in artikel 261, derde lid van het Wetboek van Strafvordering op vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de nader omschreven tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.A.M van den Brand heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde;
  • vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde, indien tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde wordt gekomen;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek van voorarrest en oplegging van een geldboete van € 27.217,-.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
De verdachte is aangehouden na observatie die plaatsvond op grond van uit een ander lopend onderzoek verkregen informatie. In de auto van de persoon met wie hij een ontmoeting had zijn drie tassen met bijna 1 miljoen aan contant geld aangetroffen en in de auto van verdachte zelf een geldbedrag van € 27.250,- in contanten. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij door een vriend is gevraagd om op 23 april 2020 geld op te halen op een adres in Amsterdam. De verdachte moest dit geld vervolgens overdragen aan voor hem onbekende personen. Bij het ophalen bleek hem dat het geld in drie tassen was opgeslagen. Ter zitting heeft de verdachte verder verklaard dat hij op dat moment schrok en dacht “dit is wel heel veel, dit klopt niet”. Desondanks heeft hij diezelfde dag op de Sumatrakade in Amsterdam de drie tassen met geld overgedragen aan een persoon in een zwarte taxi. Daarbij heeft de verdachte een biljet van vijf euro met een specifiek serienummer gekregen als bewijs van afgifte. Hij heeft daarop de tekst “ [naam tekst] ” geschreven en een foto van het biljet gemaakt, die hij na afgifte van het geld moest versturen naar een vooraf aangeduid contact in zijn telefoon. De tassen bleken na telling een geldbedrag van € 999.985,- te bevatten. Over het in zijn auto aangetroffen bedrag heeft de verdachte uiteindelijke op de zitting verklaard dat hij dit bedrag ook nog moest afleveren op een andere locatie.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte zich hiermee schuldig heeft gemaakt aan witwassen van de betrokken bedragen. Gelet op de hoogte van de geldbedragen, de wijze waarop de verdachte het geld heeft overgedragen dan wel zou gaan overdragen – op straat, in contanten, verpakt in tassen, aan voor hem onbekende personen en tegen afgifte van een token (het 5 euro biljet) – kan het immers niet anders dan dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is. Ook volgt uit deze omstandigheden, in combinatie met hetgeen de verdachte hierover op de zitting heeft verklaard, dat de verdachte wist dat het geld een criminele herkomst had.
Het onder 1 ten laste gelegde is daarmee wettig en overtuigend bewezen.
Voor het onder 2 ten laste gelegde witwassen van geld
uit eigen misdrijf verkregen, is geen bewijs voor handen zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 23 april 2020, te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen,
een geldbedrag van (in totaal) 999.985 euro en een geldbedrag van (in totaal) 27.250 euro, heeft verworven en voorhanden gehad, en (het geldbedrag van 999.985 euro) heeft overgedragen terwijl hij, verdachte wist dat bovenomschreven geldbedragen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Medeplegen van witwassen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden en de draagkracht van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van in totaal meer dan één miljoen euro. Door zijn handelen heeft de verdachte opbrengsten van criminele activiteiten aan het zicht van justitie onttrokken en daaraan een schijnbaar legale herkomst verschaft. Witwassen faciliteert andere criminaliteit, niet zelden grootscheepse internationale drugshandel, en door zich daaraan schuldig te maken draagt verdachte bij aan de instandhouding daarvan. Het tast bovendien de integriteit van het financiële en economische verkeer aan en vormt daarmee een ernstige bedreiging voor de legale economie. Dit valt de verdachte aan te rekenen en daarop dient een forse sanctie te volgen.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 november 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Uit het voortgangsverslag van de Reclassering Nederland van 7 december 2020 blijkt dat de verdachte inziet dat hij een grote fout heeft gemaakt en dat hij gemotiveerd is om zijn leven weer op een goede manier op te pakken. Verder blijkt hieruit dat deze strafzaak en de voorlopige hechtenis grote gevolgen voor de verdachte hebben gehad. Hij had een goed betaalde baan in de financiële sector, met goede carrière kansen. Deze is hij kwijtgeraakt. Verder heeft hij zijn postmaster studie als gevolg van de detentie niet kunnen afronden en is het plan om met zijn vriendin te gaan samenwonen in verband met deze strafzaak uitgesteld.
7.1.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De eis van de officier van justitie vindt de rechtbank echter niet proportioneel. Daarbij slaat de rechtbank acht op straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en op het feit dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Daarnaast ziet de rechtbank, anders dan de officier van justitie, aanleiding om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Behalve de hierboven genoemde persoonlijke omstandigheden, neemt de rechtbank in aanmerking dat de verdachte sinds 2 september 2020 een enkelband draagt en daarvan dus al langere tijd de hinderlijke beperkingen ondervindt. Ook wordt meegewogen dat het bewezenverklaarde feit een eenmalige overdracht van een (weliswaar groot) geldbedrag behelst. De verdachte heeft daarin geen leidende rol gespeeld, maar is door anderen aangestuurd. Voorst heeft de verdachte, zij het eerst ter zitting, openheid van zaken gegeven over zijn eigen aandeel en dus zijn verantwoordelijkheid genomen voor wat hij heeft gedaan. Deze proceshouding doet niet af aan de ernst van het feit, maar wordt wel in strafmatigende zin meegewogen.
Dit alles geeft aanleiding om in het voordeel van de verdachte af te wijken van de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf. Anderzijds zou een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, zoals door de raadsman bepleit, geen recht doen aan de ernst van het bewezenverklaarde feit. Het onvoorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf zal dus langer zijn dan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank ziet daarnaast aanleiding om een hogere geldboete dan geëist op te leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen geldbedrag van € 27.250,- verbeurd te verklaren en de I-PHONE6 SKYPGP en VSMART PGP te onttrekken aan het verkeer.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geen opmerkingen ten aanzien van het beslag.
8.3.
Beoordeling
Het in beslag genomen geldbedrag van € 27.250,- zal worden verbeurd verklaard, omdat het bewezen feit met betrekking tot dit geldbedrag is begaan.
De in beslag genomen I-PHONE6 SKYPGP en VSMART PGP zullen worden onttrokken aan het verkeer, omdat het bewezen feit met behulp van deze voorwerpen is begaan en het ongecontroleerde bezit daarvan in is strijd met de wet of het algemeen belang.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c, 33, 33a, 36b, 36c, 47 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) maanden, alsmede tot een
geldboete van € 50.000,00 (zegge vijftigduizend euro),bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
285 dagen hechtenis;
bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot
8 (acht) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, waarvan geen afstand is gedaan en die nog niet zijn teruggegeven, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf: € 27.250,-
- verklaart onttrokken aan het verkeer: I-PHONE6 SKYPGP en VSMART PGP
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.G van de Kragt , voorzitter,
en mrs. W.M. Stolk en L. Stevens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I.V. Wagener, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 23 april 2020, te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
van een of meer voorwerpen, te weten een geldbedrag van (in totaal) 999.985 euro en/of een
geldbedrag van (in totaal) 27.250 euro, althans enig geldbedrag,
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, dan wel heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dit/deze geldbedrag(en) is en/of heeft verborgen en/of verhuld wie dit voorwerp voorhanden heeft gehad,
terwijl hij, verdachte en/of een van zijn mededaders, wist(en), of althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dit/deze geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
en/of
hij op of omstreeks 23 april 2020, te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
een of meer voorwerpen, te weten een geldbedrag van (in totaal) 999.985 euro en/of een geldbedrag van (in totaal) 27.250 euro, althans enig geldbedrag, heeft verworven en/of voorhanden gehad, en/of overgedragen en/of omgezet, en/of van dit/deze geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte en/of een van zijn mededaders wist(en), of althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat bovenomschreven geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
(Artikel art 420quatr lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420bis lid 1 ahf/otid a en b Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 april 2020, te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een voorwerp, te weten een geldbedrag van (in totaal) 999.985 euro heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad,
terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf.
(Artikel 420 bis.l A Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 23 april 2020, te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een voorwerp, te weten een geldbedrag van (in totaal) 27.250 euro heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf
(Artikel art 420bis.lA Wetboek van Strafrecht)