ECLI:NL:RBROT:2020:13247

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 april 2020
Publicatiedatum
9 juni 2021
Zaaknummer
C/10/560050 / FA RK 18-7989
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgregeling en omgangsregeling voor minderjarigen na echtscheiding

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 14 april 2021 uitspraak gedaan over een verzoek tot vaststelling van een zorgregeling voor de minderjarigen van de man en vrouw, die in een echtscheidingsprocedure verwikkeld zijn. De man had verzocht om een zorgregeling voor zijn twee oudste minderjarigen, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. De minderjarigen hebben aangegeven geen contact te willen met de man, wat door de rechtbank en de raad voor de kinderbescherming is bevestigd. De rechtbank oordeelt dat het contact pas hersteld kan worden wanneer de minderjarigen zelf ruimte voelen voor contact, wat op dit moment niet het geval is. De rechtbank heeft ook de procedure en eerdere correspondentie in overweging genomen, waaronder een eerdere beschikking van 28 augustus 2019 en gesprekken met de minderjarigen.

Daarnaast is er overeenstemming bereikt over de zorgregeling voor de jongste minderjarige, die bij de man zal verblijven volgens een vastgesteld schema. De rechtbank heeft de zorgregeling goedgekeurd, waarbij de belangen van de minderjarige voorop staan. De rechtbank heeft bepaald dat de proceskosten door beide partijen zelf gedragen worden. De beschikking is uitgesproken door rechter J.J. Klomp, tevens kinderrechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze beschikking staat hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag, met een termijn van drie maanden voor indiening.

Uitspraak

nRechtbank Rotterdam

Team familie
zaaknummer / rekestnummer: C/10/560050 / FA RK 18-7989
Beschikking van 14 april 2021 betreffende de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van:
[naam man], de man,
wonende te [woonplaats man] ,
advocaat mr. D.H.P.C. Glaudemans te Delft,
t e g e n
[naam vrouw], de vrouw,
wonende te [woonplaats vrouw] ,
advocaat mr. K.J. Nierman te Hellevoetsluis,
ouders van de minderjarigen:
  • [naam minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2005 te [geboorteplaats minderjarige 1] ;
  • [naam minderjarige 2] ; geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2005 te [geboorteplaats minderjarige 2] ;
  • [naam minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum minderjarige 3] 2017 te [geboorteplaats minderjarige 3] ;
en ouders van de jongmeerderjarige:
- [naam jongmeerderjarige] , geboren op [geboortedatum jongmeerderjarige] 2001 te [geboorteplaats jongmeerderjarige] .

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de beschikking van deze rechtbank van 28 augustus 2019;
  • de brief met bijlagen van de zijde van de vrouw van 17 december 2019;
  • de brief van de zijde van de man van 3 februari 2020;
  • de brief met bijlagen alsmede het aanvullend verzoek van de zijde van de man van 2 maart 2021;
  • de brief met bijlagen van de zijde van de vrouw van 11 maart 2021.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak is voortgezet op 22 maart 2021. Daarbij zijn verschenen:
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), vertegenwoordigd door [naam vertgenwoordiger] .
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling is door de advocaat van de man een pleitnotitie overgelegd.
1.4.
De minderjarigen [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2] zijn, gelet op hun leeftijd, in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. Zij hebben op 22 maart 2021 een gesprek met de kinderrechter gehad.

2..De verdere beoordeling

2.1.
Zorgregeling [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2]
2.1.1.
De man handhaaft het verzoek tot vaststellen van een regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) vast te stellen met de minderjarigen [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2] van eenmaal per veertien dagen een weekend van vrijdag na school tot maandag voor school alsmede gedurende de helft van de schoolvakanties.
2.1.2.
De vrouw voert gemotiveerd verweer.
2.1.3.
Op grond van artikel 1:253a BW kan de rechtbank op verzoek van de gezaghebbende ouders of een van hen een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vaststellen alsmede, met overeenkomstige toepassing van artikel 1:377a lid 3 BW, een tijdelijk verbod aan een ouder opleggen om met het kind contact te hebben indien:
dat omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of
de ouder kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder heeft doen blijken, of
omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
2.1.4.
Bij beschikking van 28 augustus 2019 is in afwachting van het traject bij het Horizon Rotterdams Omgangshuis de behandeling van de zaak aangehouden ten aanzien van de minderjarigen [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2] . De rechtbank verwijst naar en neemt over wat ten aanzien van dat onderwerp is opgenomen in die beschikking.
2.1.5.
Het traject bij het Omgangshuis, waarin de man begeleide omgangsmomenten met [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2] zou hebben, is niet van de grond is gekomen. [naam minderjarige 1] had tijdens het kennismakingsgesprek aangegeven geen behoefte te hebben aan contact met de man en [naam minderjarige 2] had verteld de man niet meer te willen zien. Op 3 juli 2019 zijn de man, de vrouw, [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2] naar het Omgangshuis gekomen voor het eerste omgangsmoment. Zowel [naam minderjarige 1] als [naam minderjarige 2] heeft toen herhaald geen contact met de man te willen. Gelet hierop heeft het Omgangshuis het traject afgerond.
2.1.6.
Uit het gesprek dat de kinderrechter met [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2] heeft gehad is gebleken dat zij nog steeds veel weerstand ervaren tegen contact met de man, ook nadat de kinderrechter met hen heeft besproken dat een normaal contact met beide ouders in beginsel goed is voor de ontwikkeling van elk kind. Verder hebben zij aangegeven dat de hulpverleningstrajecten die de afgelopen periode zijn opgestart om contact tussen [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2] en de man te bewerkstelligen ervoor hebben gezorgd dat zij de echtscheiding van hun ouders en alles wat daarbij kwam kijken niet voldoende hebben kunnen verwerken. Zij wensen op dit moment met rust gelaten te worden.
De rechtbank is met de raad van oordeel dat het contact tussen de man en [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2] pas met succes hersteld kan worden wanneer daarvoor bij [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2] zelf enige ruimte ontstaat. Van deze ruimte is op dit moment nog geen sprake. De rechtbank zal het verzoek van de man tot vaststelling van een zorgregeling met [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2] daarom afwijzen.
2.1.7.
Ten overvloede en met het oog op toekomstig contact tussen de man en [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2] vermeldt de rechtbank nog het volgende. De man wil begrip laten zien voor hoe [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2] gebeurtenissen hebben ervaren, voor wat zij hebben gemist in hem als vader en voor wat er in hun ogen fout is gegaan. Hij heeft daarvoor onder andere een brief geschreven en heeft dat ook willen zeggen tegen hen. De vrouw verklaard tijdens de mondelinge behandeling onder andere dat de man ook geen kwade man is.
Tijdens de mondelinge behandeling is gesproken over de mogelijkheid dat de man vaker dan gemiddeld feiten, regels en afspraken, anders ervaart en kwalificeert dan bijvoorbeeld [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2] . Dit kan een afstand veroorzaken tussen hen. De man zou met een deskundige kunnen onderzoeken in hoeverre dit speelt bij hem en eventueel daarin verandering nastreven. Voor [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2] zou dit erkenning kunnen zijn waar zij bewust of onbewust behoefte aan hebben.
Daarbij kan het helpen, zo verklaart ook de raad, als de man en de vrouw ervoor zorgen dat zij normaal kunnen praten met elkaar, en normaal omgaan met elkaar. Dit kan het voor [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2] makkelijker maken om een stap te zetten richting contact met de man. Gelet op artikel 1:247 lid 1 en 3 BW zijn zowel de vrouw als de man hiertoe verplicht. De systeemtherapie die binnenkort wordt opgestart, kan hen hier vermoedelijk bij helpen.
2.2.
Zorgregeling [naam minderjarige 3]
2.2.1.
Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling overeenstemming bereikt over de zorgregeling voor [naam minderjarige 3] . Zij hebben afgesproken dat [naam minderjarige 3] de ene week van vrijdagochtend 11.45 uur uit school tot maandagochtend 08.30 uur en de andere week van vrijdagochtend 11.45 uur uit school tot vrijdagavond 18.30 uur, alsmede de helft van alle vakanties en feestdagen, bij de man zal verblijven.
2.2.2.
De rechtbank neemt op in de beschikking de zorgregeling zoals door partijen is overeengekomen. Niet is gebleken dat het belang van de minderjarige zich hiertegen verzet.
2.2.3.
Partijen verschillen van mening over de invulling van de zomervakanties. De vrouw stelt dat [naam minderjarige 3] nog niet toe is aan een verblijf van drie aaneengesloten weken bij de man. De man betwist dat. Mede gelet op het advies van de raad dat een verblijf van drie aaneengesloten weken passend is voor minderjarigen van die leeftijd, bepaalt de rechtbank dat [naam minderjarige 3] vanaf 2022 in de zomer drie aaneengesloten weken bij de man zal verblijven.
2.3.
Proceskosten
2.3.1.
Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

3..De beslissing

De rechtbank:
3.1.
stelt vast dat de minderjarige [naam minderjarige 3] bij de man zal verblijven:
  • de ene week van vrijdagochtend 11.45 uur uit school tot maandagochtend 08.30 uur en
  • de andere week van vrijdagochtend 11.45 uur uit school tot vrijdagavond 18.30 uur,
  • alsmede de helft van alle vakanties en feestdagen,
waarvan voor de zomervakanties
  • in 2021 twee aaneengesloten weken en afzonderlijk nog een week, en
  • vanaf 2022 drie aaneengesloten weken;
3.2.
wijst af het verzoek van de man tot vaststelling van een zorgregeling met de minderjarige [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2] ;
3.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J. Klomp, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. R. Jelicic op 14 april 2021.
Voor zover in deze beschikking een of meer eindbeslissingen zijn opgenomen, staat tegen deze beschikking hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden voor het instellen van hoger beroep.