Op 18 februari 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van voorarrest. Het vuurwapen en de bijbehorende munitie werden onttrokken aan het verkeer. De feiten van de zaak zijn als volgt: de verdachte heeft zich met het vuurwapen op de openbare weg begeven en heeft het wapen verstopt onder een matras in een slaapkamer toen hij geconfronteerd werd met de politie buiten de woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 19 oktober 2019 in Dordrecht een pistool van het merk Walther, type P22, kaliber .22 LR, en 4 kogelpatronen van hetzelfde kaliber voorhanden heeft gehad. De rechtbank oordeelde dat het handelen van de verdachte in strijd was met de Wet wapens en munitie, en dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid van het feit of de verdachte uitsloten. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte had een positieve sociaal-maatschappelijke situatie, maar zijn ontkennende houding ten aanzien van de beschuldigingen maakte het moeilijk om risicofactoren te identificeren. De rechtbank benadrukte de risico's van vuurwapenbezit voor de veiligheid van personen en besloot tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De beslissing werd genomen in tegenwoordigheid van de griffier, en het vonnis werd uitgesproken op de openbare terechtzitting.