ECLI:NL:RBROT:2020:13332

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 februari 2020
Publicatiedatum
14 september 2021
Zaaknummer
10/253006-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voorhanden hebben van een geladen vuurwapen met onttrekking aan het verkeer

Op 18 februari 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van voorarrest. Het vuurwapen en de bijbehorende munitie werden onttrokken aan het verkeer. De feiten van de zaak zijn als volgt: de verdachte heeft zich met het vuurwapen op de openbare weg begeven en heeft het wapen verstopt onder een matras in een slaapkamer toen hij geconfronteerd werd met de politie buiten de woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 19 oktober 2019 in Dordrecht een pistool van het merk Walther, type P22, kaliber .22 LR, en 4 kogelpatronen van hetzelfde kaliber voorhanden heeft gehad. De rechtbank oordeelde dat het handelen van de verdachte in strijd was met de Wet wapens en munitie, en dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid van het feit of de verdachte uitsloten. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte had een positieve sociaal-maatschappelijke situatie, maar zijn ontkennende houding ten aanzien van de beschuldigingen maakte het moeilijk om risicofactoren te identificeren. De rechtbank benadrukte de risico's van vuurwapenbezit voor de veiligheid van personen en besloot tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De beslissing werd genomen in tegenwoordigheid van de griffier, en het vonnis werd uitgesproken op de openbare terechtzitting.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/253006-19
Datum uitspraak: 18 februari 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. J.P.R. Broers, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 4 februari 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.L.M. Kuiper heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest;
  • de onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomene, zijnde een pistool en bijbehorende munitie.

4..Waardering van het bewijs

Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 19 oktober 2019 te Dordrecht,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie,
te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3° van die wet in de vorm van een pistool van het merk Walther, type P22, kaliber .22 LR,
en
munitie in de zin van art. 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie,
te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet van de Categorie III,
te weten 4 kogelpatronen, kaliber .22 LR,
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III,
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf en maatregel

Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen. Hij heeft zich met dit wapen eerst op de openbare weg begeven en daarna heeft hij, toen hij zich in de woning van een bekende bevond en werd geconfronteerd met de aanwezigheid van politie buiten de woning, het vuurwapen in een slaapkamer onder een matras verstopt.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
3 februari 2020, waaruit blijkt - voor zover van belang - dat de verdachte eerder 40 uur werkstraf heeft verricht op grond van een transactie wegens handelen in strijd met de Wet wapens en munitie.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
18 december 2019. Dit rapport houdt - kort samengevat - het volgende in.
De verdachte schetst een positief beeld van zijn sociaal-maatschappelijke situatie. Hij heeft vaste huisvesting bij zijn ouders, een betaalde baan en er is geen sprake van schuldenproblematiek. Er zijn geen aanwijzingen voor problematisch middelengebruik en de verdachte ontving nooit enige vorm van psychologische hulpverlening, noch heeft hij daarin een hulpvraag.
Omdat de verdachte zich ontkennend opstelt ten aanzien van hetgeen hem wordt verweten kan de reclassering geen inschatting maken van risicofactoren die mogelijk hebben geleid tot het delict. Behalve enige aanwijzingen voor een negatief sociaal netwerk heeft rapporteur op basis van het gesprek met de verdachte geen zicht verkregen op criminogene factoren. De reclassering acht interventies in een forensisch kader niet geïndiceerd.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Het onbevoegd voorhanden hebben van een geladen vuurwapen brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen mee. Vuurwapenbezit leidt meer dan eens tot het gebruik ervan. Daarbij kunnen slachtoffers vallen, ook slachtoffers die zonder reden met vuurwapengeweld worden geconfronteerd. Gelet op de toename van het vuurwapenbezit en het hoge gevaarzettend karakter daarvan dient daartegen streng te worden opgetreden.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en vorenomschreven strafverzwarende omstandigheden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Deze straf is enerzijds hoger dan de door de verdediging verzochte straf omdat de door de raadsman voorgestelde gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest onvoldoende recht doet aan de ernst van het feit. Anderzijds is de straf lager dan door de officier van justitie is geëist omdat de door de officier van justitie geschetste bedenkelijke omstandigheden waaronder het onderhavige feit zou zijn gepleegd niet zijn komen vast te staan. Uit het dossier blijkt niet dat het wapen dat verdachte bij zich had betrokken is geweest bij een schietpartij een dag eerder. Ook blijkt niet dat de verdachte weet had van die schietpartij.

8..In beslag genomen voorwerpen

Het in beslag genomen vuurwapen en de in beslag genomen munitie zullen worden onttrokken aan het verkeer omdat het feit met betrekking tot deze voorwerpen is begaan en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36b, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer:
1. STK Pistool (Omschrijving: Walther P22, chassisnr: [nummer 1])
2. 4 STK Munitie (Omschrijving: .22 lr, chassisnr: [nummer 2])
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van de onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. D.C.J. Peeck, voorzitter,
en mrs. G. Schnitzler en J.C. Tijink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.G. Kuijs, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 februari 2020.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 19 oktober 2019 te Dordrecht,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie,
te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3° van die wet in de vorm van een pistool van het merk Walther, type P22, kaliber .22 LR,
en/of
munitie in de zin van art. 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie,
te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet van de Categorie III, te weten 4 kogelpatronen, kaliber .22 LR,
voorhanden heeft gehad.
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)