ECLI:NL:RBROT:2020:13347

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 maart 2020
Publicatiedatum
11 februari 2022
Zaaknummer
10/810351-19 en 10/109767-19 (gevoegd)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging zware mishandeling en gewapende overval door minderjarige verdachte met PIJ-maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 maart 2020 uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2003, die zich op 16-jarige leeftijd schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling en op 17-jarige leeftijd aan een gewapende overval. De verdachte heeft op 22 april 2019 in Harreveld geprobeerd een medebewoner van de instelling waar hij verbleef te steken en heeft deze bedreigd met de dood. Enkele maanden later, op 1 oktober 2019, heeft hij een snackbar overvallen met een mes, waarbij hij de eigenaresse heeft gedwongen geld af te geven. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten en heeft de PIJ-maatregel opgelegd, gezien de ernst van de feiten en de problematiek van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar is, ondanks de aanwezige psychische stoornissen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de impact van de feiten op de slachtoffers en de gevoelens van onveiligheid die hierdoor in de samenleving zijn ontstaan. De PIJ-maatregel is opgelegd om de verdachte de noodzakelijke behandeling te bieden en om recidive te voorkomen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van € 250,00 aan immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummers: 10/810351-19 en 10/109767-19 (gevoegd)
Datum uitspraak: 19 maart 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren op [geboortedatum verdachte] 2003 te [geboorteplaats verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in Forensisch Centrum Teylingereind, Rijksstraatweg 24, Sassenheim,
raadsvrouw mr. S.J.M. Laurier, advocaat te ‘s-Gravenhage.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzittingen van 9 januari 2020 en 5 maart 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.J. du Croix heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/810351-19 ten laste gelegde en bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/109767-19 onder 1 en 2 tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 164 dagen, met aftrek
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel).

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
De onder de parketnummers 10/810351-19 en 10/109767-19 ten laste gelegde feiten zijn door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder de parketnummers 10/810351-19 en 10/109767-19 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Parketnummer 10/810351-19
hij op 01 oktober 2019 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam,
in of uit een winkel gelegen aan de [locatie delict] met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van 100 euro, toebehorende aan [naam horecagelegenheid] , welke bedreiging met geweld bestond uit het
  • tonen en/of voorhouden van een mes aan die [naam slachtoffer 1] , en
  • (daarbij) die [naam slachtoffer 1] toevoegden de woorden van de strekking: "geld, geld" en "de kassa";
Parketnummer 10/109767-19
1.
hij omstreeks 22 april 2019 te Harreveld, gemeente Oost Gelre ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen een mes van een tafel heeft gepakt en vervolgens met dat mes een
stekende beweging heeft gemaakt in de richting van de buik/borst van die [naam slachtoffer 2] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij omstreeks 22 april 2019 te Harreveld, gemeente Oost Gelre [naam slachtoffer 2] (via [naam persoon 1] /groepsleider Harreveld) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht , door die [naam slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen " ik wilde [voornaam slachtoffer 2] steken en hem in zijn nek raken in zijn slagader, ik wilde hem zien doodbloeden
en hoopte dat hij dan veel pijn had ".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/810351-19
afpersing;
Parketnummer 10/109767-19

1..poging tot zware mishandeling;

2..bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering maatregel

7.1.
Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft in april 2019, toen 16 jaar oud, een medebewoner van de instelling waar hij verbleef (hierna het slachtoffer genoemd) geprobeerd te steken en hem met de dood bedreigd. Dat dit niet is gelukt komt door het snelle handelen van een begeleider van de instelling, die nog net op tijd de arm - en daarmee de hand - van de verdachte waarmee hij een mes vast hield naar beneden kon drukken. Dat het slachtoffer uiteindelijk geen letsel is toegebracht komt dan ook niet doordat de verdachte zelf tot inkeer is gekomen. Hierna heeft de verdachte het slachtoffer via een begeleider bedreigd door te verklaren dat hij het slachtoffer wilde steken en wilde zien doodbloeden. De verdachte pleegde deze feiten omdat hij het slachtoffer niet mocht en/of omdat hij weg wilde uit de instelling. Hij heeft echter totaal niet stilgestaan bij de impact en de gevolgen die de feiten voor het slachtoffer zouden kunnen hebben en uiteindelijk ook hebben gehad. Uit de vordering benadeelde partij van het slachtoffer komt naar voren dat het slachtoffer tot op de dag van vandaag nog last heeft van hetgeen de verdachte hem heeft aangedaan.
Een half jaar later, in oktober 2019, heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een snackbar. Hij was toen inmiddels 17 jaar oud.
De verdachte heeft voor deze overval vanuit zijn huis een mes meegenomen en heeft, voordat hij de snackbar binnen ging, zijn gezicht bedekt met een T-shirt en een capuchon over zijn hoofd getrokken. Vervolgens heeft hij in de snackbar het mes tevoorschijn gehaald, dit voor het lichaam van de eigenaresse gehouden en haar gedwongen om geld uit de kassa te halen en af te geven. Ook dit door hem gepleegde feit is een ernstig misdrijf.
De ervaring leert dat slachtoffers van zulke feiten er nog lange tijd psychische klachten aan kunnen overhouden. Dat geldt ook voor de eigenaresse van de snackbar die, zo blijkt uit haar aangifte, erg bang was mede omdat het voor haar de tweede keer was dat zij werd overvallen.
De drie door de verdachte gepleegde feiten zorgen, los van de impact die de feiten op de directe slachtoffers hebben gehad, daarnaast ook voor gevoelens van onveiligheid in de samenleving in zijn algemeenheid. De verdachte heeft bij het plegen van de feiten alleen maar gedacht aan zijn eigen geldelijke gewin of aan zijn eigen belang. Hij heeft vooraf en ten tijde van de feiten totaal niet stilgestaan bij de gevolgen die zijn handelen voor anderen zouden hebben. Dat neemt de rechtbank hem erg kwalijk.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 februari 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
Psycholoog drs. [naam psycholoog]heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 30 december 2019. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Er is bij de verdachte sprake van een ziekelijke stoornis in de vorm van een reactieve hechtingsstoornis en een normoverschrijdende gedragsstoornis.
Het gedragsdeskundig onderzoek schetst een zorgelijk beeld van een onthechte adolescent die vanuit vroege tekortkomingen onvoldoende in staat is om affectief af te stemmen op de ander, die onvoldoende heeft geleerd om frustraties te verdragen en vanuit een egocentrisch perspectief komt tot normoverschrijdend gedrag om eigen belangen af te dwingen. De gebrekkige sociale vaardigheden dragen negatief bij aan de opbouw van frustraties waardoor de verdachte tot normoverschrijdend gedrag komt. Bij de verdachte is sprake van een ernstige psychopathologie met gedragsstoornis, waarbij hij op meerdere levensterreinen is vastgelopen. Gedragsdeskundig onderzoek toont een verband tussen de aanwezige problematiek en het ten laste gelegde.
Het risico op herhaling van gewelddadig gedrag wordt als hoog ingeschat. Er is ernstige gevaar voor crimineel ontsporen. De ontwikkelmogelijkheden van de verdachte worden als beperkt ingeschat. Tot op heden is de inzet van intensieve hulpverlening onvoldoende gebleken om tot gedragsverandering te komen. Het steunend netwerk is beperkt en onvoldoende, mede gezien het feit dat de verdachte de meest recente verdenking vanuit een thuisplaatsing heeft begaan.
Er worden geen mogelijkheden meer gezien om de verdachte te begeleiden vanuit de gezinssituatie, noch zijn passende alternatieven voorhanden als een pleeggezin, een leefgroep of kamertrainingscentrum, omdat de verdachte niet in staat is zich te houden aan de in een dergelijk setting te maken afspraken.
Op basis van gedragsdeskundig onderzoek en uitgebreide dossier-informatie is de verwachting dat de verdachte zich zal onttrekken zodra de eerste frustraties ontstaan. In de lange hulpverleningsgeschiedenis zijn vele mogelijkheden al uitgeput en is ook een individueel specialistisch behandeltraject binnen Harreveld (intensieve behandelafdeling) niet afdoende gebleken. Hoewel de verdachte een first-offender is, laat het gedragsdeskundig onderzoek een zorgelijk beeld zien van een onthechte jongen die zich in hoog tempo verhardt en vanuit een gebrek aan empathie zich op antisociale wijze staande tracht te houden in het leven. Een stevige stok achter de deur wordt als enige mogelijkheid gezien om de ernstige problematiek te kunnen beïnvloeden, waarbij ook rekening moet worden gehouden met het risico dat de verdachte zich ook binnen een PIJ-kader niet zal openstellen voor behandeling en verder kan verharden. Er wordt een onvoorwaardelijk PIJ-maatregel geadviseerd vanwege de ernst van de aanwezige pathologie, het hoge recidivegevaar, de lange hulpverleningsgeschiedenis waarbij positieve behandelresultaten ontbreken en de afwezigheid van een passend alternatief.
Ter terechtzitting heeft psycholoog [naam psycholoog] , ter aanvulling op haar rapport, verklaard dat er geen andere alternatieven voor de verdachte worden gezien anders dan de oplegging van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. Het gegeven dat de moeder van de verdachte nu heeft aangegeven dat de verdachte op termijn weer thuis kan wonen en dat de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij mee wil werken aan behandeling, maken het advies niet anders. Nu er een onvoorwaardelijk PIJ-advies ligt wil hij wél meewerken aan behandeling. En hoewel zijn voornemen en intenties vast oprecht zijn, is er de zorg dat hij dit voornemen niet kan volhouden en weer zal vervallen in zijn oorspronkelijke gedrag als gevolg van de bij hem aanwezige stoornissen. Door zijn problematiek zal de verdachte uiteindelijk toch steeds voor zijn eigen belangen kiezen. Alle mogelijke andere trajecten thuis zijn door zijn forse problematiek niet haalbaar en het recidiverisico is hoog. Alleen het opleggen van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel kan door de lange(re) duur ervan op termijn zorgen voor verandering bij de verdachte.
Psychiater drs. [naam psychiater]heeft een aanvullend rapport op het psychiatrisch onderzoek pro justitia van oktober 2019 opgemaakt over de verdachte, gedateerd 2 januari 2020. Dit aanvullende rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
De verdachte is gediagnosticeerd met een hechtingsstoornis, een ernstige normoverschrijdende gedragsstoornis, ouder-kind relatieproblemen en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met narcistische en antisociale trekken. Ten tijde van het ten laste gelegde was dit niet anders. De verdachte kampt al jaren met deze problemen.
Het recidiverisico is hoog. Door de discontinuïteit van de opvoeding heeft de verdachte geen veilige en hechte band ontwikkeld, met als gevolg een lacunair geweten.
De verdachte dient klinisch te worden behandeld in een orthopedagogische setting door middel van een delictanalyse, een cognitieve herstructurering en een agressieregulatie-training. Van het grootste belang is de groepsbehandeling zodat de verdachte feedback krijgt op zijn functioneren en hem mogelijk duidelijk wordt wat hij kan veranderen om niet meer met justitie in aanraking te komen. Als juridisch kader wordt een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel geadviseerd.
De verdachte is een gedragsgestoorde jongen die vanuit angst, door middel van manipulatie, zijn gelijk probeert af te dwingen. Hij kan in een gesloten behandeling met een verplichtend kader leren zich sociaal te gedragen, rekening te houden met anderen, zijn angst te overwinnen en zicht te krijgen op zijn eigen lacunes. Zonder bovengenoemde vaardigheden is de kans klein dat de verdachte zich weet te handhaven in de maatschappij en uit handen van justitie blijft.
De Raad voor de Kinderbescherming(hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 25 februari 2020. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Er is een hoog risico op herhaling van strafbaar gedrag. De verdachte komt in het onderzoek naar voren als een beschadigde jongen, die in zijn leven veel instabiliteit heeft meegemaakt in zijn gezinssituatie. Er is reeds lange tijd hulpverlening betrokken bij de verdachte, maar dit heeft niet geleid tot gewenste resultaten en het is onvoldoende gelukt om bestaande patronen te doorbreken. Thuis wonen is in augustus 2019 opnieuw geprobeerd, echter bleek dit geen houdbare situatie. De verdachte gaat zijn eigen gang, bepaalt zijn eigen regels en laat extreem gedrag (zoals agressie) zien om zijn zin te krijgen, waarbij hij geen enkele rekening lijkt te houden met de impact van zijn gedrag op anderen. Daarnaast zijn ouders onvoldoende toegerust om de verdachte te ondersteunen bij zijn complexe opvoedvraag. Naast de zorgen thuis, spelen er zorgen op andere domeinen. Zo is hij geschorst van school, heeft hij geen vrijetijdsbesteding en heeft hij omgang met antisociale jongeren.
De rapportage van het NIFP heeft inzichtelijk gemaakt dat de externaliserende gedrags-problematiek bij de verdachte grotendeels verklaard kan worden vanuit de onderliggende (hechtings)problematiek, waarbij de systeemproblematiek en ongunstige opvoedomstandig-heden in de vroege jeugd van de verdachte een weinig positieve bijdrage hebben geleverd aan zijn ontwikkeling.
De Raad is van mening dat het belangrijkste in deze zaak is dat er een plek komt voor de verdachte waar hij langdurig terecht kan (stabiliteit), behandeling kan volgen, voldoende aandacht krijgt, en structuur en toezicht aanwezig is. Om de kans van slagen van behandeling te verhogen is het wenselijk dat hij met een vast persoon een behandelrelatie kan opbouwen. Het wordt van belang geacht dat de verdachte correctieve ervaringen aangeboden krijgt om het gevoel van basisvertrouwen te herstellen, zodat hij met meer vertrouwen de wereld tegemoet kan treden. Vanuit hier kan een basis gelegd worden om ook aan de overige doelen (o.a. gericht op emotieregulatie, aanpakken antisociale cognities) te werken. Tegelijkertijd dient hierbij opgemerkt te worden dat dit een lang en intensief traject behoeft en de Raad voorziet dat dit traject naarmate de verdachte ouder wordt steeds complexer van aard zal worden. Daarnaast is de Raad op basis van de reeds ingezette trajecten ook bezorgd of de verdachte over voldoende ontwikkelingsmogelijkheden beschikt. Het is dan ook van belang dat er een plek beschikbaar komt waar lang genoeg behandeling kan plaatsvinden om aan bovengenoemde punten te werken en voornamelijk om bestaande patronen te doorbreken om te kunnen komen tot gedragsverandering.
Zowel de psycholoog als psychiater adviseren in de aanvullende rapportage (30 december 2019 en 2 januari 2020) een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel.
Op de pro-forma zitting van 9 januari 2020 is een alternatief in de vorm van Gezinshuis Soria in Spanje ter sprake gekomen. Dit alternatief is door zowel het Leger des Heils (jeugdreclassering) als door de Raad op haalbaarheid en passendheid onderzocht. Het Gezinshuis Soria biedt een hulpverleningstraject aan jongeren die in een vergelijkbare situatie als de verdachte zitten. Het traject bij Gezinshuis Soria richt zich op onder andere risicofactoren en dit maakt dat de Raad van mening is dat dit kan bijdragen aan het voorkomen van de kans op herhaling van delictgedrag. De verdachte is gemotiveerd voor Gezinshuis Soria en is bereid daar mee te werken aan behandeling. De voorwaardelijke PIJ-maatregel vormt de stevige stok achter de deur die nodig is om de verdachte blijvend te motiveren en te stimuleren tot zijn medewerking de komende tijd met het traject bij Gezinshuis Soria. De Raad ziet een meerwaarde in de verlenging van begeleiding van de jeugdreclassering. Hierdoor blijft er de komende twee jaar een vast aanspreekpunt in Nederland voor de verdachte en houdt de jeugdreclassering de regie. Waar nodig kan de jeugdreclassering andere passende hulp inzetten.
Mocht de verdachte echter niet toegelaten wordt tot Gezinshuis Soria, dan ziet de Raad geen ander alternatief dan de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel en volgt de Raad daarmee het advies vanuit het aanvullend PO.
Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw van de verdachte te kennen gegeven dat er op zijn vroegst eind 2020 een plek voor de verdachte bij het Gezinshuis Soria beschikbaar is. Dit hebben [naam persoon 2] namens het Leger des Heils en [naam persoon 3] namens de Raad voor de Kinderbescherming bevestigd. Volgens hen is dit dan geen reëel alternatief meer en hebben zij ter zitting geadviseerd tot oplegging van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toerekeningsvatbaarheid
Nu de verdachte in de onderzoeken bij de psycholoog en psychiater ten aanzien van de strafbare feiten geen openheid van zaken heeft willen geven dan wel gebruik heeft gemaakt van zijn zwijgrecht, hebben de psycholoog en de psychiater geen uitspraak kunnen doen over de vraag of de ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde beïnvloedde, en of en in welke mate de verdachte ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht. De rechtbank zal de verdachte daarom volledig toerekeningsvatbaar achten.
PIJ-maatregel
De rechtbank stelt vast dat twee van de drie door de verdachte gepleegde feiten misdrijven betreffen waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld en dat het derde door de verdachte gepleegde feit een misdrijf betreft dat is omschreven in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Op grond van wat de psycholoog, de psychiater en de Raad in hun rapporten vermelden is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van de misdrijven een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Hierdoor is er ook een hoog risico op herhaling van agressief gedrag waardoor de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van de PIJ-maatregel eisen. Bovendien is deze maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte.
Daarbij komt dat ter terechtzitting is gebleken dat het door de Raad genoemde alternatief voor de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel, te weten plaatsing van de verdachte in Gezinshuis Soria, op de korte termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Hierdoor is oplegging van de PIJ-maatregel de enige overgebleven optie om de verdachte de langdurige en op zijn problematiek passende behandeling te bieden die nodig is.
De rechtbank overweegt dat de PIJ-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dit betekent dat verlenging van deze maatregel mogelijk is voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat.
De rechtbank overweegt ten slotte nog dat in verband met de door de psycholoog en psychiater uitgebrachte adviezen en de door de psycholoog ter terechtzitting gegeven toelichting, het opleggen van een jeugddetentie aan de verdachte - naast de PIJ-maatregel - geen meerwaarde heeft. De rechtbank zal dan ook hiervan afzien.
Algemene afsluiting
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen maatregel passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam slachtoffer 2] , wonende te Harreveld, ter zake van de onder parketnummer 10/109767-19 onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 700,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel toe te wijzen, met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit de vordering van de benadeelde partij te matigen.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de onder parketnummer 10/109767-19 onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 250,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 24 april 2019.
Nu de vordering van de benadeelde partij ten dele zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 250,00 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 77a, 77g, 77s, 77gg, 285, 302 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder de parketnummer 10/810351-19 en 10/109767-19 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
legt de verdachte op de
maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] , te betalen een bedrag van
€ 250,00 (zegge: tweehonderdvijftig euro)aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 24 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 250,00(hoofdsom,
zegge: tweehonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 april 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.N. Melkert, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. A. Verweij en M. van der Zouw, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.E. Boekholtz, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 maart 2020.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10/810351-19
hij op of omstreeks 01 oktober 2019 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam,
in of uit een winkel gelegen aan de [locatie delict] met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van 100 euro, in elk geval van enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [naam horecagelegenheid] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
  • tonen en/of voorhouden van een mes, althans een scherp/puntig voorwerp aan die [naam slachtoffer 1] , en/of
  • (daarbij) die [naam slachtoffer 1] toevoegden de woorden van de strekking: "geld, geld" en/of "de kassa";
Parketnummer 10/109767-19
1.
hij op of omstreeks 22 april 2019 te Harreveld, gemeente Oost Gelre ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen een mes van een tafel heeft gepakt en vervolgens met dat mes een
stekende beweging heeft gemaakt in de richting van de buik/borst van die [naam slachtoffer 2] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 22 april 2019 te Harreveld, gemeente Oost Gelre [naam slachtoffer 2] (via [naam persoon 1] /groepsleider Harreveld) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen " ik wilde [voornaam slachtoffer 2] steken en hem in zijn nek raken in zijn slagader, ik wilde hem zien doodbloeden
en hoopte dat hij dan veel pijn had ", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.