In deze zaak heeft de kinderrechter op 21 juli 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] sinds zijn plaatsing bij de jeugdhulpaanbieder Middin in Den Haag een positieve ontwikkeling doormaakt. De ouders van [naam kind] hebben moeite met de huidige situatie, maar erkennen dat de plaatsing in het belang van hun kind is. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing te verlengen voor een periode van negen maanden, wat de kinderrechter heeft toegewezen. Tevens is de bijzondere curator voor [naam kind] herbenoemd, gezien de noodzaak om de belangen van [naam kind] te blijven monitoren, vooral omdat hij vanwege zijn beperkingen niet zelf gehoord kon worden. De kinderrechter heeft de ouders en betrokken instanties aangespoord om te blijven werken aan een passende woonplek voor [naam kind] in de regio Rotterdam, dichtbij zijn ouders en familie, waar hij ook na zijn 18e verjaardag kan blijven wonen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 4 augustus 2020.