ECLI:NL:RBROT:2020:13350

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 juli 2020
Publicatiedatum
28 februari 2022
Zaaknummer
C/10/584651 / JE RK 19-3252 en C/10/589775 / JE RK 20-134
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige met bijzondere curator benoeming

In deze zaak heeft de kinderrechter op 21 juli 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] sinds zijn plaatsing bij de jeugdhulpaanbieder Middin in Den Haag een positieve ontwikkeling doormaakt. De ouders van [naam kind] hebben moeite met de huidige situatie, maar erkennen dat de plaatsing in het belang van hun kind is. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing te verlengen voor een periode van negen maanden, wat de kinderrechter heeft toegewezen. Tevens is de bijzondere curator voor [naam kind] herbenoemd, gezien de noodzaak om de belangen van [naam kind] te blijven monitoren, vooral omdat hij vanwege zijn beperkingen niet zelf gehoord kon worden. De kinderrechter heeft de ouders en betrokken instanties aangespoord om te blijven werken aan een passende woonplek voor [naam kind] in de regio Rotterdam, dichtbij zijn ouders en familie, waar hij ook na zijn 18e verjaardag kan blijven wonen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 4 augustus 2020.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/584651 / JE RK 19-3252 en C/10/589775 / JE RK 20-134
datum uitspraak: 21 juli 2020
beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging uithuisplaatsing & (her)benoeming bijzondere curator
in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind], geboren op [geboortedatum kind] 2006 te [geboorteplaats kind],

hierna te noemen [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder], hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder],

[naam vader], hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader].

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 24 januari 2020 en de daaraan ten grondslag liggende stukken,
- de briefrapportage van de bijzondere curator van 7 juli 2020,
- de brief met bijlagen van de Raad van 8 juli 2020.
Op 21 juli 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder,
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam 1],
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, hierna de GI, [naam 2],
- [naam 3], hierna de bijzondere curator.
Aangezien de ouders de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig zijn, maar wel de taal Urdu, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van [naam 4], tolk in de taal Urdu. De tolk heeft, alvorens haar taak aan te vangen, op de bij wet voorgeschreven wijze, de belofte afgelegd dat zij haar taak naar haar geweten zal vervullen.
[naam kind] is op advies van de Raad en GI niet gehoord door de kinderrechter, gezien zijn zeer lage verstandelijke niveau en de onrust die een dergelijk gesprek voor [naam kind] zou betekenen en ten gevolge van de corona-maatregelen.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.

[naam kind] verblijft in de accommodatie jeugdhulpaanbieder Middin in Den Haag.
Bij beschikking van 24 januari 2020 is [naam kind] onder toezicht gesteld tot 24 augustus 2020.
De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] verlengd tot 24 augustus 2020. De beslissing voor het overige verzochte is aangehouden.

Het aangehouden verzoek

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [naam kind] verzocht voor de duur van negen maanden. De Raad heeft daarnaast de uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verzocht voor de duur van negen maanden. Nu resteert de periode tot 24 oktober 2020.
De Raad heeft het aangehouden verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er is de afgelopen periode niet veel veranderd. De ouders blijven het lastig vinden de plaatsing van [naam kind] bij Middin te accepteren. Het is duidelijk dat [naam kind] een positieve ontwikkeling bij Middin doormaakt en dat hij zich hier steeds meer vertrouwd lijkt te voelen. De Raad acht continuïteit in de plaatsing van [naam kind] bij Middin van groot belang voor zijn verdere ontwikkeling.

De standpunten

De GI staat achter het verzoek van de Raad. Het gaat goed met [naam kind] bij Middin en hij begint zich meer open te stellen richting de groepsleiding. [naam kind] krijgt de begeleiding en ondersteuning bij Middin die hij nodig heeft. De GI begrijpt dat het voor de ouders lastig is om naar Middin te reizen. Samen met de GI wordt er vanuit Middin naar alternatieven gekeken. De ouders lijken vervoersmogelijkheden binnen het netwerk te hebben, maar de ouders vinden het lastig om het netwerk hiervoor structureel te belasten.
De ouders zijn het eens met het verzoek. Zij vinden het moeilijk, maar snappen dat de plaatsing van [naam kind] bij Middin op dit moment in zijn belang is. De ouders maken zich nog wel zorgen over het gewicht van [naam kind] en de belemmeringen die er zijn om [naam kind] te bezoeken. De ouders hopen heel erg dat er op termijn een goede plek voor [naam kind] beschikbaar zal zijn bij hun woning in de buurt.
De bijzondere curator heeft aangegeven dat Middin op dit moment een goede plek voor [naam kind] is. Gezien zijn beperkingen kan [naam kind] niet meer thuis wonen. [naam kind] maakt bij Middin stappen en gaat vooruit in zijn ontwikkeling. De bijzondere curator acht het gelet op de wachtlijsten van belang dat er alvast gekeken wordt naar een plek in Rotterdam waar [naam kind] ook na zijn 18e kan blijven wonen.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind] sinds zijn plaatsing bij Middin in Den Haag een positieve ontwikkeling doormaakt. [naam kind] is belast met complexe kindeigen problematiek. De bedreiging in zijn ontwikkeling kan nog onvoldoende binnen het vrijwillige en ambulante kader worden weggenomen, ondanks het feit dat de ouders heel erg hun best doen. De ouders hopen dat [naam kind] zo snel mogelijk overgeplaatst kan worden naar een instelling dichter bij hun huis. Gezien de specialistische zorg die [naam kind] nodig heeft en het feit dat hiervoor helaas weinig plekken beschikbaar zijn, zal een overplaatsing naar de regio Rotterdam op korte termijn niet lukken. Alle betrokkenen zijn het erover eens dat de plaatsing van [naam kind] bij Middin op dit moment het meest in zijn belang is. Echter, bezoeken van [naam kind] bij zijn ouders én bezoeken van de moeder aan [naam kind] zijn door de persoonlijke problematiek van [naam kind] en van de moeder nog niet goed geregeld. De vader en een zus bezoeken [naam kind] wel regelmatig. Het is in het belang van [naam kind] dat de GI de ouders blijft begeleiden in het verder vorm geven aan de bezoeken.
De kinderrechter is op grond van vorenstaande van oordeel dat een verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing in het belang van [naam kind] is. De kinderrechter is daarnaast, met de bijzondere curator, van oordeel dat het belangrijk is dat er zo snel mogelijk gekeken wordt naar een passende plek voor [naam kind] in de regio Rotterdam, dichtbij zijn ouders en overige familie, waar hij langdurig kan wonen, ook straks na zijn 18e verjaardag.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [naam kind] daarom verlengen voor de resterende duur van twee maanden. Ook is de verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk in het belang van zijn verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW). De kinderrechter zal daarom ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] verlengen voor de duur van twee maanden.
De kinderrechter ziet aanleiding de bijzondere curator voor [naam kind] opnieuw te benoemen, aangezien de GI het voornemen heeft om op korte termijn verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [naam kind] te verzoeken en de bijzondere curator in verband met corona-maatregelen [naam kind] tot nu toe niet zelf heeft kunnen spreken en/of zien. Ook de kinderrechter en de Raad hebben [naam kind] vanwege zijn beperkingen niet kunnen zien of spreken, waardoor het des te belangrijker is dat een ter zake deskundige de belangen van [naam kind] monitort.
[naam 3] heeft zich ter zitting bereid verklaard om de (her)benoeming tot bijzondere curator van [naam kind] te aanvaarden. De kinderrechter zal daarom de bijzondere curator met ingang van heden voor de duur van de ondertoezichtstelling (her)benoemen op de gronden en met de opdracht zoals vermeld in de beschikking van 24 januari 2020. De kinderrechter bepaalt dat de benoeming van de bijzondere curator voor [naam kind] vooralsnog geldt voor de duur van de (verlengde) ondertoezichtstelling, te weten tot 24 oktober 2020.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind] tot 24 oktober 2020;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder tot 24 oktober 2020;
(her)benoemt tot bijzondere curator teneinde [naam kind] te vertegenwoordigen:
[naam 3], kantoorhoudende aan de [adres];
bepaalt dat de benoeming tot bijzondere curator geldt voor de duur van de ondertoezichtstelling, namelijk tot 24 oktober 2020;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van I.E. Teunissen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 4 augustus 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.