In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 28 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen De Nederlandsche Bank N.V. (DNB) en [Namen]. Het beroep van [Namen] was gericht tegen het niet tijdig nemen van besluiten door DNB op hun bezwaren tegen besluiten van 20 januari 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn voor DNB op 27 mei 2020 was geëindigd en dat er twee weken waren verstreken tussen de mededeling van [Namen] aan DNB dat zij in gebreke was en de datum waarop het beroep was ingesteld. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en DNB opgedragen om binnen zes weken na de uitspraak besluiten te nemen op de bezwaren van [Namen]. De rechtbank heeft ook een dwangsom vastgesteld van € 100,- per dag voor elke dag dat DNB later dan 28 augustus 2020 deze besluiten neemt en bekendmaakt, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast heeft de rechtbank DNB veroordeeld tot vergoeding van het door [Namen] betaalde griffierecht en de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.F.J. van Beek, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.